ECLI:NL:RBGEL:2025:8296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11615552 CV EXPL 25-887
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en opzettelijke misleiding bij schadeclaim

In deze zaak heeft eiser [eiser 1] een autoverzekering afgesloten bij Interpolis voor zijn LandRover. Na brandschade aan de auto heeft hij een schadeclaim ingediend. Interpolis heeft de claim afgewezen op basis van opzettelijke misleiding door eiser, die onjuiste informatie heeft verstrekt over de staat van de auto voorafgaand aan de brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel eiser onjuiste informatie heeft gegeven, de sanctie van volledig verval van het recht op uitkering disproportioneel is. De rechtbank heeft daarom besloten dat Interpolis een gedeeltelijke uitkering van € 23.345,50 aan de pandhouder [bedrijf 1] moet doen, met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 11615552 \ CV EXPL 25-887
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., H.O.D.N. INTERPOLIS,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Interpolis,
gemachtigde: mr. A.W. Hendriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juni 2025 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte overlegging productie van Interpolis
- de (voorwaardelijk) incidentele vordering tot afgifte van een door gedaagde vervaardigde geluidsopname en akte uitlating en voerlegging productie van [eiser 1] , tevens wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling van 12 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] heeft op 21 juni 2024 bij Interpolis een WA- en volledig casco-autoverzekering afgesloten voor de LandRover met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
De auto is gefinancierd door [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), die een pandrecht op de auto heeft.
2.2.
[eiser 1] heeft drie schades gemeld aan de auto, waarvoor een vergoeding is uitgekeerd door Interpolis.
2.3.
Op 28 oktober 2024 is brandschade ontstaan aan de auto. [eiser 1] heeft een formulier ‘verklaring inzake brandonderzoek’ van Interpolis (hierna: het formulier) ingevuld en ondertekend op 31 oktober 2024. In dit formulier is te lezen dat de auto geparkeerd stond en dat [naam] het alarm hoorde afgaan en zag dat de auto in brand stond, waarna 112 gebeld is. Verder is het formulier onder andere ingevuld als volgt :
“(…)5. Algemene staat en uiterlijk direct voor de brand5.1 Staat van onderhoud van het voertuigx. Goed (…)Was het voertuig technisch in orde?x. Ja (…)Hoe was de staat van het lak- en plaatwerk?x. Goed (…)(…)6. Schadeverleden vanaf moment van aankoopZat er schade aan het voertuig bij aankoop?(…) x Nee(…)Heeft het voertuig in het verleden schade of storingen gehad?x Ja (…)Waaruit bestonden deze?Schade voorbumper en 1 x rechts achterIs deze schade volledig hersteld?x Ja (…)Is er expertise verricht t.a.v. de schade?x Ja (…)Zo ja, door wie?expertise is geweest via Interpolis(…)10. SlotverklaringOndergetekende verklaart- de hiervoor genoemde vragen naar beste weten en juist te hebben beantwoord en geen zaken die voor de verzekeraar van belang kunnen zijn, te hebben verzwegen;- (…)”.
2.4.
Interpolis heeft op 11 november 2024 aan [eisers] geschreven:
“(…) Uit de Schade Verleden Pas zijn de volgende schademeldingen aan uw auto naar voren gekomen.21-08-2023 Rechter achterzijde € 7.758,52 incl. BTW11-03-2024 Linker voorzijde € 8.089,98 incl. BTW13-03-2024 Linkerzijde € 1.450,41 incl. BTWGraag ontvang ik de herstelnota’s van deze schades.”.
[eisers] heeft op 12 november 2024 twee facturen toegestuurd en daarbij geschreven
‘Hierbij de nota’s van onze auto van de schade de linkerzijde en voorzijde nota is in een is samen hersteld.’. De twee facturen zijn opgesteld op het briefpapier van [bedrijf 2] uit [vestigingsplaats] . De factuur van 4 september 2023 ad € 7.758,52 vermeldt:
‘conform opgave schadeherstel rechter achterzijde’en de factuur van 3 april 2024 van € 9.540,39 vermeldt ‘
conform opgave schadeherstel reparatie van: voorzijde + linker portier’.
2.5.
Bij e-mail van 27 november 2024 heeft Interpolis enkele vragen gesteld aan [eisers] , onder meer over het al dan niet schadevrij zijn van de auto voorafgaand aan de brand en over de toegezonden facturen van [bedrijf 2] . In antwoord op de vragen heeft [eisers] op 4 december 2024 aan Interpolis gemaild:
“(…) Ik heb verklaard dat mijn auto schadevrij was voorafgaand aan de brand. Dit is echter gebaseerd op de situatie op het moment van de verklaring. De schades die ik eerder heb gehad, waren schadegevallen waarvoor ik een claim had ingediend, maar die schade was destijds nog niet
gerepareerd. Dit was iets wat ik wel van plan was, maar door de drukte van mijn onderneming, die
ik als meer dan een fulltime baan beschouw, had ik hier simpelweg nog geen tijd voor gehad. (…)De vraag waarom ik niet heb aangegeven dat ik mede-eigenaar ben van het bedrijf dat de schade
heeft hersteld, begrijp ik niet volledig. Waarom is dit voor u relevant?(…)
Wat betreft de betalingen aan [bedrijf 2] voor het herstel van de Range Rover, wil ik u graag
verduidelijken dat ik de afspraken omtrent de kosten heb gemaakt met mijn compagnon. De
betalingen en verrekeningen worden uitgevoerd via een aanpassing in onze winstverdeling of door
extra uren werk te verrichten in het bedrijf ten opzichte van mijn compagnon. Dit is een interne
regeling die we hebben getroffen en die ik met hem heb besproken. (…)”.
2.6.
Interpolis heeft een expertiserapport laten opstellen door de afdeling Expertise van Achmea. In de rapportage van 11 december 2024 schrijft de rapporteur:
“(…)De schade van 21-08-2023 is gedeeltelijk hersteld, de rechter achter velg en het rechter achterlicht zijn niet vervangen. (…)De schade van 15-03-2024 is niet hersteld. De deuk zit nog in het linker achterportier. (…)De verzekerde overhandigde onderstaande herstelnota’s van de schades. (…)(…)ConclusieGezien de omstandigheden ter plaatse van de brandlocatie, het brandbeeld en de uitkomsten van de technische controles, ga ik uit van brandstichting als oorzaak van deze brand.Schadevaststelling- Gezien de omvang van de schade is totaalverlies van toepassing- In het totaal-verlies rapport heb ik aftrek oud schades toegepast; De gehele schade van 15-03-2024 en van de schade van 21-08-2023 de kosten van de rechter achter velg en het rechter achterlicht (totaal € 3.308,97 incl. BTW)-(…)”.
2.7.
Interpolis heeft bij brief van 17 december 2024 aan [eisers] meegedeeld de schade niet te vergoeden. In de brief schrijft Interpolis:
“(…)U pleegde fraude
U heeft ons met opzet onjuiste informatie gegeven. U heeft ons voor doen komen dat eerdere
schades hersteld waren om zodoende een hogere dagwaarde te ontvangen.
Dit zijn de gevolgen
- Wij betalen uw schade niet
- Wij plaatsen een interne aantekening
- Uw gegevens registreren wij in het incidentenregister
- Wij brengen het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) op de hoogte
- Wij registreren uw gegevens in het externe verwijzingsregister
- Wij stoppen uw verzekeringen
Verderop in deze brief leggen wij deze maatregelen uit.De resultaten van ons onderzoek
Op 28 oktober deed u een beroep op uw autoverzekering. Over deze melding ontstonden onduidelijkheden. Daarom deden wij onderzoek. Tijdens het behandelen van de schade bleek al
snel dat de Range Rover total loss zou gaan. U stuurde, ter onderbouwing van de dagwaarde,
meerdere herstelfacturen. Deze facturen zijn opgemaakt door [bedrijf 2] . Uit onderzoek is
gebleken dat u mede-eigenaar bent van [bedrijf 2] .
Tijdens het gesprek dat ik met u voerde op 27 november verklaarde u dat de genoemde
herstelwerkzaamheden op de facturen ook daadwerkelijk verricht waren. Ook op het Brand
Aangifteformulier maakte u melding van het feit dat de Range Rover voorafgaand aan de brand
schadevrij was. In uw email van 4 december wijzigt u dit verhaal. Daarin verklaart u dat de schades niet waren gerepareerd. Toch heeft u herstelfacturen ingediend op basis waarvan wij moesten aannemen dat ze wel waren gerepareerd. Dat er geen wettelijke verplichting bestaat waaruit moet blijken dat deze schades hersteld moeten worden is correct. Maar u moet wel eerlijk antwoorden op de vragen welke wij u stellen.
U verklaart in uw email tevens dat u niet gezegd heeft dat u betalingen heeft verricht aan [bedrijf 2]
. Dat is niet correct. In het gesprek wat ik op 27 november met u voerde verklaarde u
dat u wel betaalde aan [bedrijf 2] .
U bent niet eerlijk geweest. U gaf ons onjuiste informatie met het doel ons te misleiden. In de wet (artikel 7:941 lid 1 en 2 BW) staat dat u juiste en volledige informatie moet verstrekken aan uw verzekeraar. U heeft dit bewust niet gedaan.
Wij betalen uw schade niet
Wij wijzen uw schadeclaim af op de volgende gronden;
- In de wet (artikel 7:941 lid 5 BW) staat dat u geen uitkering krijgt als u ons onjuiste informatie geeft met het opzet ons te misleiden.
- In artikel 7 van de polisvoorwaarden (AV-02-231) leest u dat een schade niet verzekerd is wanneer u ons opzettelijk onjuiste informatie geeft.(…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - na wijziging van de eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk, namelijk in het geval de kantonrechter aanleiding ziet om op basis van de transcriptie eindvonnis te wijzen: Interpolis zal veroordelen tot afgifte van de geluidsopname,
- onvoorwaardelijk:
1. Interpolis zal veroordelen om over te gaan tot het verlenen van dekking onder de voertuigverzekering, door uitkering aan [eiser 1] door betaling aan de pandhouder [bedrijf 1] van de schade die [eiser 1] heeft geleden door de schade, ten bedrage van
primair € 25.000,00, althans subsidiair een door de rechtbank te begroten bedrag;
2. Interpolis zal gebieden de verwerkingen van de personalia/gegevens van [eisers] , binnen 14 dagen na de datum van deze uitspraak, althans binnen 2 dagen na betekening van het vonnis, de EVI-code in verband met de schade bij de naam van hem te doen verwijderen uit het Centraal Informatiesysteem van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschap-pijen, onder beheer van Stichting CIS, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,-- per dag dat niet aan dit bevel is voldaan, met een maximum van € 10.000,--;
3. Interpolis zal gebieden de verwerkingen van de personalia/gegevens van [eisers] , binnen 14 dagen na de datum van deze uitspraak, althans binnen 2 dagen na betekening van het vonnis, de negatieve aanduiding of connotatie in verband met de schade
bij de naam van hem te doen verwijderen uit het Interne Informatiesysteem, onder beheer van Interpolis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag dat niet aan dit bevel is voldaan, met een maximum van € 1.000,--;
4. Interpolis zal veroordelen tot betaling aan [eiser 1] van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hierboven gevorderde schade, te rekenen vanaf 7 oktober 2016, subsidiair de dag der dagvaarding;
5. Interpolis zal veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Er is sprake geweest van een onder de verzekeringsovereenkomst verzekerd voorval. Interpolis hoort daarom de schade te vergoeden. De dagwaarde van de auto op de schadedatum was € 57.500,-, zodat volgens de voorwaarden recht is op vergoeding van de schade tot een bedrag van € 34.570,-. Interpolis gaat er ten onrechte van uit dat sprake zou zijn van fraude. [eisers] heeft niet gefraudeerd. Hij heeft zijn tegenpartij niet meteen op alle punten gedetailleerde informatie versterkt, want hij heeft zich tactisch opgesteld. De gestelde vragen maakten een allesomvattend antwoord niet mogelijk. De eerdere schade was afgehandeld en deed er voor [eisers] niet toe. Het belang van Interpolis is door [eisers] niet geschaad en de sanctie van volledig verval van recht op schadevergoeding is een draconische reactie. [eisers] beperkt zijn vordering tot € 25.000,- in verband met de competentiegrens van de kantonrechter.
3.3.
Interpolis voert verweer. Interpolis concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Interpolis voert het volgende aan. [eisers] heeft onjuiste informatie verstrekt over de staat van de auto direct voorafgaand aan de brandschade. Dit is in strijd met de verplichting uit artikel 7:941 lid 2 BW. [eisers] heeft hiermee de opzet gehad om Interpolis te bewegen tot het vertrekken van een hogere uitkering dan zonder die misleiding gedaan zou zijn, waardoor het recht op uitkering is komen te vervallen. Ook volgens de algemene voorwaarden, behorend bij de verzekeringsovereenkomst, is er bij fraude geen recht op uitkering. [eisers] heeft bovendien gehandeld in strijd met de verplichting uit de overeenkomst om Interpolis direct van alle juiste informatie te voorzien.
Hij heeft zowel in het brand-aangifte-formulier als tegenover de schade-expert en de fraude-coördinator gelogen over de staat van de auto en daarbij ook facturen als onderbouwing overgelegd, terwijl de schade niet volledig hersteld was. [eisers] heeft daarbij niet gemeld dat de facturen niet van een onafhankelijk garagebedrijf zijn, maar van zijn eigen onderneming. [eisers] heeft tijdens het onderzoek wisselend en tegenstrijdig verklaard.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er over eens dat de brandschade aan de auto valt onder de verzekerde voorvallen, waarvoor de verzekering in beginsel recht geeft op schadevergoeding. De discussie gaat over de vraag of Interpolis al dan niet terecht een beroep doet op lid 5 van artikel 7:941 BW en op artikel 7 van de polisvoorwaarden.
4.2.
Artikel 7:941 BW luidt:

1. Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn, is hij verplicht aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Dit geschiedt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is.
2. De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
3. Indien door de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 of 2 niet is nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
4. De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad.
5. Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.’
4.3.
Voorop staat dat een verzekeraar, zoals Interpolis, niet alleen bij het sluiten maar ook bij de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst in sterke mate afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de verzekerde, in dit geval [eisers]
Een verzekeringsovereenkomst heeft een bijzonder vertrouwenskarakter. De verzekeraar moet bij de beoordeling van een schadeclaim erop kunnen vertrouwen dat de verzekerde juiste en zo volledig mogelijke informatie geeft. Dit is een zwaarwegende verplichting van de verzekerde tegenover de verzekeraar, die ook een rigoureuze sanctie in de zin van verval van het recht op uitkering rechtvaardigt. De vaststelling van de schade is immers bijna helemaal afhankelijk van de eigen verklaringen van de verzekerde voor wat betreft de situatie voorafgaand aan het ontstaan van de schade, zodat de verzekerde geen niet te verontschuldigen fouten mag maken die aan de juistheid van die verklaringen doen twijfelen. Is dat het geval, dan ontvalt volgens de wet en de jurisprudentie de basis voor een uitkering. Opzet tot overtreding van de polisvoorwaarden in die gevallen waarin de verzekeringnemer of de verzekerde dit zelf niet erkent, kan alleen worden aangetoond met behulp van vermoedens, te putten uit de omstandigheden van het geval.
4.4.
Vast staat dat [eisers] het formulier onjuist heeft ingevuld, door ‘ja’ aan te kruisen bij de vraag of de auto voorafgaand aan de brand schadevrij was. Interpolis gaat er van uit dat deze fout opzettelijk is gemaakt, met de bedoeling om een schadevergoeding te verkrijgen op basis van een hogere waarde van de auto voorafgaand aan de brand dan de werkelijke dagwaarde. Interpolis ziet onderbouwing voor deze stelling in de omstandigheden, namelijk het overleggen van facturen, zonder erbij te melden dat deze van de eigen onderneming van [eisers] afkomstig zijn, zonder te melden dat er feitelijk niet aan die onderneming is betaald en zonder te melden dat de herstelwerkzaamheden niet (volledig) uitgevoerd zijn zoals de facturen doen vermoeden.
4.5.
[eisers] heeft voor deze omstandigheden geen overtuigende verklaring gegeven. Integendeel. Hij stelt dat geen allesomvattend antwoord gegeven kon worden op de vraag op het formulier. Deze stelling wordt niet onderbouwd, maar los daarvan valt ook niet in te zien dat ruimtegebrek op het formulier een reden kan zijn om ‘ja’ in te vullen in plaats van ‘nee’.
[eisers] erkent verder (in punt 2.26 van de dagvaarding en in punt 2.33 daarvan) dat hij ‘tentatieve’ antwoorden heeft gegeven en de tegenpartij niet meteen alle op punten gedetailleerde informatie heeft verteld, omdat hij tactisch omgaat met informatie en zijn positiekeuze. Dat is een afweging die een bewuste keuze inhoudt, die niet past bij de verplichtingen van een verzekerde zoals in 7:941 BW omschreven.
4.6.
Evenmin geeft [eisers] een afdoende verklaring voor het toezenden van de facturen die de indruk wekken dat de daarop vermelde herstelwerkzaamheden verricht en betaald zijn, zonder daarbij de toelichting te geven dat deze indruk onterecht is. Het toezenden van deze facturen is gedaan in antwoord op een duidelijke vraag van Interpolis in de mail van 11 november 2024 om de herstelnota’s van de eerdere schades. Er was alle ruimte om in de antwoordmail, waarbij de nota’s werden toegestuurd, uitleg te geven en te vermelden dat de schade niet helemaal hersteld was en toe te lichten dat de nota’s (ook) opgemaakt waren voor de interne verantwoording binnen de onderneming van [eisers]
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Interpolis er in gevolgd kan worden dat [eisers] opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie heeft verschaft, met het doel een uitkering te krijgen op basis van een hogere dagwaarde van de auto dan de feitelijke dagwaarde.
4.8.
Het enkele feit dat de verzekerde heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden, is in beginsel voldoende aanleiding voor de ingrijpende sanctie van het verval van het recht op uitkering. In de wet is in lid 5 van 7:941 BW een mogelijkheid opgenomen voor de rechter om rekening te houden met bijzondere omstandigheden in een concreet geval waarin een totaal verval van uitkering te ver gaat en een meer proportionele sanctie op haar plaats is.
4.9.
Daarvoor is hier aanleiding, vanwege het volgende. Volgens artikel 2.21 van de polisvoorwaarden ‘volledig casco’ heeft de verzekerde bij een auto die hij langer dan 3 jaar heeft recht op de dagwaarde van de auto, zoals vastgesteld door de expert. De expert van Interpolis heeft de schade op basis van de dagwaarde van de auto getaxeerd op € 46.691,03 inclusief btw, waarbij voor de door hem geconstateerde oude, niet herstelde schade een bedrag van € 3.308,07 van de dagwaarde is afgetrokken. Hoewel Interpolis vermoedt dat mogelijk ook de schade aan de rechtervoorzijde niet hersteld was, is dit niet komen vast te staan omdat de voorzijde volledig verwoest is door de brand. Het vermoeden van Interpolis is dus niet onderbouwd, terwijl [eisers] stelt dat de schades voor 95% waren hersteld.
Er wordt daarom van uit gegaan dat de onjuiste opgave door [eiser 1] had kunnen leiden tot uitkering op basis van een dagwaarde die relatief gering hoger was dan de werkelijke dagwaarde. De door omvang van de door de fraude te lijden schade voor Interpolis was in zoverre zeer beperkt.
4.10.
Daar staat tegenover dat de omvang van het bedrag dat door de sanctie niet wordt uitgekeerd hoog is en bovendien in eerste instantie vooral een derde treft, namelijk [bedrijf 1] . Het saldo dat nog openstaat bij [bedrijf 1] bedraagt immers volgens de opgave aan Interpolis op 30 oktober 2024 nog € 33.592,42. Door het volledig vervallen van het recht op uitkering zal [bedrijf 1] geen vergoeding onder de verzekering ontvangen voor het verlies van het pand. [bedrijf 1] zal weliswaar [eisers] kunnen aanspreken, maar moet daarvoor kosten maken met een onzekere uitkomst. Omdat [eisers] de vordering op Interpolis beperkt heeft tot maximaal € 25.000,- zal [bedrijf 1] overigens voor het meerdere sowieso met kosten en incassorisico te maken krijgen.
4.11.
Interpolis heeft, daarnaar gevraagd, ter zitting aangegeven dat er geen beleid (bekend) is met betrekking tot het toepassen van 7:941 lid 5 BW en de positie van een leasemaatschappij. Interpolis geeft aan dat een gedeeltelijke uitkering toch zou leiden tot een voordeel voor de verzekerde. Daarin kan Interpolis maar gedeeltelijk worden gevolgd. Een gedeeltelijke uitkering zou naar [bedrijf 1] gaan, terwijl [eisers] voor de fraude ‘gestraft’ blijft doordat hij de resterende schade niet vergoed krijgt en zelf zal worden aangesproken. En aan de andere kant ‘bespaart’ Interpolis door het volledig vervallen van recht op uitkering meer dan € 40.000,- die ze zonder de fraude had moeten uitkeren, terwijl het met de fraude beoogde voordeel voor [eisers] (en nadeel voor Interpolis) slechts beperkt geweest zou zijn.
Onder deze omstandigheden is een volledig verval van recht op uitkering disproportioneel. Een beperking tot de helft van de uitkering is een voldoende en meer proportionele sanctie. De eerste vordering van [eisers] zal worden toegewezen tot het bedrag van
€ 23.345,50, uit te betalen aan [bedrijf 1] . De gevorderde wettelijke rente zal over dit bedrag worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.12.
De andere vorderingen van [eisers] zien op verwijdering van de (persoons)gegevens van [eisers] uit de informatiesystemen van Interpolis en van de gezamenlijke verzekeringsmaatschappijen. Voor toewijzing van deze vorderingen is geen aanleiding, omdat [eisers] opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt aan Interpolis.
4.13.
Nu beide partijen op onderdelen in het ongelijk worden gesteld, is er aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Interpolis om aan [eiser 1] dekking te verlenen tot een bedrag van € 23.345,50 uit te betalen aan de pandhouder [bedrijf 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 13 maart 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.