ECLI:NL:RBGEL:2025:824

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
C/05/442196
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot opheffing van beslagen door Doen c.s. tegen R&M Handel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben de eisende partijen, Doen 4 All B.V. en Doen Ja Holding B.V. (hierna: Doen c.s.), een incident aanhangig gemaakt tegen de gedaagde partij, R&M Handel, met als doel de opheffing van conservatoir beslagen die op de eigendommen van de gedaagde zijn gelegd. De beslagen zijn gelegd naar aanleiding van vorderingen die Doen c.s. tegen de gedaagde heeft ingesteld. De gedaagde heeft in het incident verzocht om de opheffing van de beslagen, stellende dat hij de overwaarde van de beslagen goederen nodig heeft voor zijn onderneming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor de opheffing van de beslagen. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van Doen c.s. bij het handhaven van het beslag zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde bij opheffing. De gedaagde heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd ondeugdelijk zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in het incident afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 12 maart 2025 voor conclusie van antwoord in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/442196 / HZ ZA 24-342
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van

1.DOEN 4 ALL B.V.,

te Nijkerk,
2.
DOEN JA HOLDING B.V.,
te Nijkerk,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
verwerende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: Doen c.s.
advocaat: mr. R.P. de Boer,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam R&M Handel,
te Nunspeet,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. Hofman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie en incidentele vordering opheffing beslagen
- de akte uitlating producties in conventie tevens conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil voor zover van belang in het incident

2.1.
Doen c.s. stelt dat aan [gedaagde] de volgende bedragen zijn geleend:
€ 32.673,82 in hoofdsom door Doen 4 all B.V.;
€ 29.326,18 in hoofdsom door Doen Ja Holding B.V.
2.2.
Bij notariële akte van 5 oktober 2023 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid R&M Beheer B.V. opgericht door [gedaagde] en Doen Ja Holding B.V. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de bedragen die Doen c.s. nu van hem vordert, niet aan hem maar aan R&M Beheer B.V. ter beschikking zijn gesteld.
2.3.
Op 11 september 2024 heeft Doen c.s. conservatoir beslag gelegd op de volgende goederen die eigendom zijn van [gedaagde] :
- het appartementsrecht kadastraal bekend gemeente Nunspeet, [perceelnummer 1]
- het appartementsrecht kadastraal bekend gemeente Nunspeet, [perceelnummer 2]
- een Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer 1]
- een Volkswagen Crafter met kenteken [kentekennummer 2] .

3.De vorderingen in het incident

3.1.
In het incident vordert [gedaagde] dat de rechtbank, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad vonnis:
I. de beslagen op de appartementsrechten op zal heffen;
II. Doen c.s. zal veroordelen in de kosten van het incident.
3.2.
Doen c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen in het incident met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten van het incident, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[gedaagde] legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat hij er belang bij heeft dat de beslagen op de appartementsrechten al tijdens de procedure worden opgeheven. [gedaagde] ziet zich namelijk vanwege een tekort aan werkkapitaal in zijn onderneming genoodzaakt om de overwaarde op deze registergoederen te gelde te maken. Dit standpunt van [gedaagde] kan niet leiden tot toewijzing van zijn incidentele vordering. Integendeel, hieruit volgt dat Doen c.s. belang heeft bij de handhaving van het beslag. Het conservatoir beslag heeft als doel om te zorgen dat de goederen bewaard blijven totdat in de hoofdzaak is beslist. Als [gedaagde] de goederen verkoopt, kan Doen c.s. zich bij een eventuele toewijzing van zijn vorderingen in de hoofdzaak niet meer verhalen op die goederen. Daarbij komt dat niet gesteld of gebleken is dat geen verhaal mogelijk zal zijn voor eventuele schade van [gedaagde] indien in de toekomst zou blijken dat het beslag ten onrechte is gelegd. Een belangenafweging omtrent de opheffing van het beslag valt daarom uit in het voordeel van Doen c.s.
4.2.
Bovendien is van een grond voor opheffing van het beslag onvoldoende gebleken. Grond voor opheffing van een beslag kan onder meer zijn dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd is gebleken (art. 705 lid 2 Rv). Het is in het kader van dit incident aan [gedaagde] om dit aannemelijk te maken. [gedaagde] heeft in de hoofdzaak weliswaar gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen waarvoor Doen c.s. beslag heeft gelegd, maar dit is onvoldoende om – in het kader van dit incident – te komen tot het oordeel dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van die vorderingen is gebleken. Doen c.s. heeft zijn standpunt namelijk onderbouwd met onder andere bankrekeningafschriften en schriftelijke getuigenverklaringen. Het debat tussen partijen is nog volop gaande en zal in de hoofdzaak moeten worden beslist.
4.3.
De slotsom is dat de incidentele vordering tot opheffing van de beslagen moet worden afgewezen.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Doen c.s. worden begroot op € 614,00 voor salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten, totaal € 792,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal de hoofdzaak verwijzen naar de rol van 12 maart 2025 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van Doen c.s.
5.2.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
In het incident
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident van € 792,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak
6.4.
verwijst de zaak naar de rol van
12 maart 2025voor conclusie van antwoord in reconventie,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
ES/PB