Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
QUANOVA B.V.,
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 november 2024.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Overdracht economische eigendom onroerende zaak / [betrokkene 1] / [betrokkene 2] – [betrokkene 4] / [bestuurder] - [gedaagde 1]”. De overeenkomst houdt onder meer in dat de partijen bij die overeenkomst gezamenlijk een onroerende zaak hebben verkregen aan de [adres] , dat de onroerende zaak zal worden geleverd aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] direct na de levering de helft van het economisch eigendom zullen overdragen aan [bestuurder] en ( [bestuurder] -) [gedaagde 1] . Hieruit blijkt volgens [gedaagde 1] dat [bestuurder] en zij gezamenlijk economisch eigenaar waren van de helft van de onroerende zaak aan de [adres] . De advocaat van [gedaagde 1] heeft ter zitting – in reactie op het door de curator in twijfel trekken van de authenticiteit van dit stuk – naar voren gebracht dat hij dit stuk niet van [bestuurder] of [gedaagde 1] heeft ontvangen, maar van de advocaat van [betrokkene 1] . Dit laatste is door de curator niet weersproken. Bovendien heeft de curator niet onderbouwd gesteld dat er een andere overeenkomst bestaat op grond waarvan [bestuurder] het economisch eigendom heeft verkregen. Daarnaast heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat de vaststellingsovereenkomst zelf ervan uitgaat dat [bestuurder] en zij samen gerechtigd zijn tot de helft van het economisch eigendom. Ten slotte heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat zij in 2016 (zelfs meer dan) de helft van de koopprijs van het economisch eigendom heeft betaald.