ECLI:NL:RBGEL:2025:808

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
ARN 24_2774
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het persoonsgebonden budget (pgb) van eiseres door stichting op basis van geschiktheid echtgenoot als zorgverlener

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar persoonsgebonden budget (pgb) behandeld. De stichting heeft het pgb van eiseres ingetrokken met een primair besluit op 22 december 2023, dat per 31 januari 2024 inging. Eiseres, die lijdt aan ernstige resistente epilepsie, is van mening dat haar echtgenoot, die haar al 53 jaar verzorgt, wel degelijk in staat is om de zorg te verlenen die zij nodig heeft. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar echtgenoot en de gemachtigde van de stichting aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de stichting op goede gronden heeft gesteld dat de echtgenoot van eiseres niet in staat is om te voldoen aan de verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. Dit oordeel is gebaseerd op het '10 punten pgb-vaardigheid'-toetsingskader, waaruit blijkt dat de echtgenoot onvoldoende inzicht heeft in de zorgbehoefte van eiseres en de bijbehorende administratieve verplichtingen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en dat de toezegging van de staatssecretaris in 2015 niet van toepassing is op de geschiktheid van de echtgenoot als zorgverlener. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de intrekking van het pgb terecht is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2774

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

[stichting] , [stichting]

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van het persoonsgebonden budget (pgb). [stichting] heeft het pgb van eiseres met het primaire besluit van 22 december 2023 per 31 januari 2024 ingetrokken.
Met het bestreden besluit van 15 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is [stichting] bij dat besluit gebleven.
2. [stichting] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar echtgenoot en tevens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van [stichting] .

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of [stichting] het pgb van eiseres terecht heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Leeswijzer
  • Overwegingen 5 tot en met 5.2 gaan over de voorgeschiedenis (de feiten) en over de procedure tot en met de rechtbank;
  • Overwegingen 6 en 7 gaan over de standpunten van eiseres en [stichting] ;
  • Overweging 8 bevat het toetsingskader;
  • Overwegingen 9 tot en met 9.3 gaan over de wettelijke criteria waaraan moet worden voldaan om voor een pgb in aanmerking te komen. Ook licht de rechtbank toe wat het verschil is tussen de gewaarborgde hulp (gwh) en de zorgverlener;
  • Overwegingen 10 en 11 bevatten het oordeel van de rechtbank;
  • Overweging 12 bevat de conclusie van de rechtbank en de gevolgen daarvan voor eiseres.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
5. Eiseres lijdt aan ernstige resistente epilepsie en wordt daarvoor behandeld bij [expertisecentrum] voor epilepsie en slaapgeneeskunde. In haar linkerborst is een nervus vagus stimulator geïmplanteerd, die bij een epilepsietoeval moet worden geactiveerd met een magneet. Bij een zwaardere toeval moet aan eiseres anaal een medicijn worden toegediend. Het is belangrijk om tijdig in te grijpen en ervoor te zorgen dat de toeval niet langer dan twee minuten duurt. Ook is het belangrijk om de juiste dosering van het medicijn toe te dienen, omdat anders het risico bestaat, dat eiseres niet meer bijkomt. Eiseres wordt ruim 53 jaar verzorgd door haar echtgenoot, die tevens zorg draagt voor hun meerderjarige, verstandelijk gehandicapte zoon.
5.1. Het Centrum Indicatiestelling Zorg heeft aan eiseres, wegens haar zorgbehoefte in verband met bovengenoemd lijden, een indicatie ‘Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging’ (VV4) toegekend op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Om haar recht op zorg tot gelding te brengen koopt haar echtgenoot middels een pgb zorg in op grond van de Wlz. Hij werd betaald voor veertig uren per week uit het pgb. Ten tijde van het bestreden besluit was de echtgenoot zorgverlener en tevens gwh.
5.2. [stichting] heeft op 31 oktober 2023 op het adres van eiseres een huisbezoek afgelegd om te beoordelen of de zorg die eiseres ontvangt nog passend is bij haar zorgvraag. De andere reden voor dit huisbezoek was om te controleren of voldaan wordt aan de – aan het pgb verbonden – verplichtingen. Naar aanleiding van dit huisbezoek heeft [stichting] met de e-mail van 3 november 2023 bij de echtgenoot de urenregistratie opgevraagd. Op 21 november 2023 is de echtgenoot wederom gevraagd om de gegevens over te leggen. Hierna heeft [stichting] meerdere e-mails van de echtgenoot ontvangen, waarin onder meer wordt aangegeven dat er geen urenregistratie is bijgehouden, omdat er sprake is van onplanbare zorg en er 24 uur per dag permanent toezicht nodig is. De echtgenoot heeft tevens aangegeven dat hij eiseres al jaren goed verzorgt en wil blijven verzorgen en dat hij, om privacy redenen, het niet wenselijk acht dat iemand anders dan hij aan eiseres medicijnen toedient dan wel de magneet toepast. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder de ‘Inleiding’.
Wat zijn de standpunten van partijen?
6. Eiseres is het niet eens met de intrekking van het pgb. Vanwege haar ernstige gezondheidsproblemen moet er voortdurend iemand bij haar zijn om haar zo nodig te helpen bij een toeval. Door alle epileptische aanvallen kan zij soms haar woorden niet vinden en is haar geheugen steeds slechter aan het worden. Eiseres heeft daarom permanent toezicht nodig en dat krijgt zij al 53 jaar van haar echtgenoot. Eiseres vindt het onterecht dat het pgb is gestopt, omdat haar echtgenoot ook gwh is. Nog daargelaten dat de figuur van de gwh sinds 1 juli 2024 geen vereiste meer is bij een eerstegraads familierelatie, wil eiseres niet dat een vreemde haar de medicatie toedient en haar bij een toeval masseert bij haar vrouwelijke lichaamsdelen. Zij doet in dit verband beroep op de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Eiseres wil het pgb ontvangen dat zij ook al kreeg vóór 2015 op grond van de toen geldende Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij de inwerkingtreding van de Wlz (en de afschaffing van de AWBZ) werd immers door de staatssecretaris toegezegd dat de bestaande budgethouders van deze wijziging geen last zouden ondervinden, omdat er een budgetgarantie zou zijn.
7. [stichting] stelt zich op het standpunt, dat aan eiseres terecht geen pgb meer wordt verleend, omdat haar echtgenoot als gwh onvoldoende waarborg kan bieden voor het nakomen van de verplichtingen verbonden aan het pgb. [1] [stichting] baseert zich hierbij op het ’10-punten pgb-vaardigheid’ [2] -toetsingskader. Deze punten luiden als volgt:
1. u overziet uw eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager, en u heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;
2. u bent op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of u weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;
3. u bent in staat om een overzichtelijke pgb administratie bij te houden, waardoor u inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;
4. u bent voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de Sociale Verzekering Bank (SVB) en zorgverleners;
5. u bent in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;
6. u bent in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;
7. u kunt beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;
8. u kunt de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte:
9. u bent in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;
10. u heeft voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.
Toetsingskader8. De rechtbank vindt het van belang om enkele uitgangspunten te schetsen, die voor de rechtbank als vaststaand worden aangenomen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestreden besluit het onderwerp van beroep is. Het bestreden besluit dateert van 15 maart 2024. Dit betekent dat de beoordeling van dit besluit door de rechtbank in beginsel ex tunc gebeurt, dat wil zeggen dat de rechtbank beoordeelt of het besluit stand kan houden gelet op de feiten en omstandigheden en het geldende recht ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. In het geval van eiseres betekent dat dus dat er slechts zal worden gekeken naar de feiten en omstandigheden en het recht, zoals die golden op 15 maart 2024. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank, ondanks het feit dat de figuur van de gwh per 1 juli 2024 is vervallen, alsnog mag beoordelen of [stichting] de echtgenoot terecht als niet geschikt heeft geacht als gwh. Het gaat namelijk om het besluit, dat is genomen toen de regels voor de gwh nog steeds geldig waren.
De regels voor het recht op het pgb ten tijde van het bestreden besluit
9. Het pgb wordt verleend zodat mensen zelf zorg kunnen inkopen bij een zorgverlener. Degene aan wie het pgb is toegekend en de zorg dus nodig heeft, wordt budgethouder genoemd. Om voor het pgb in aanmerking te komen, moet de budgethouder aan een aantal voorwaarden voldoen. Een van die voorwaarden is dat deze zelf/op eigen kracht een duidelijke en overzichtelijke administratie moet bijhouden van de zorg die aan hem of haar wordt verleend, zoals bijvoorbeeld het accorderen van de urenbriefjes van de zorgverlener. Een andere voorwaarde is bijvoorbeeld dat de budgethouder zijn of haar zorgverleners kan aansturen, zodat verantwoorde zorg kan worden gegarandeerd. [3]
9.1.
Op grond van artikel 5.6 van de Regeling langdurige zorg (Rlz) (nog wel geldig ten tijde van het bestreden besluit) moet een budgethouder met bepaalde zorgprofielen beschikken over een gwh voordat een pgb kan worden verstrekt. Ook in andere gevallen mag de budgethouder er echter voor kiezen om, onverplicht, een gwh in te schakelen. Zowel de verplichte als de onverplichte gwh moet aan bepaalde voorwaarden voldoen, die zijn neergelegd in artikel 5.11 van de Rlz. Op grond daarvan moet de gwh voldoende waarborg bieden voor het nakomen van de voor de budgethouder aan het pgb verbonden verplichtingen. Deze bepalingen uit de Rlz vinden hun grondslag in de Wlz en het Besluit langdurige zorg.
9.2.
In de toelichting bij de Rlz staat het volgende over de invoering van de figuur van gwh:
“(…). Het begrip ‘gewaarborgde hulp’ betreft hulp van een derde die door de verzekerde is ingeschakeld en van wie voldoende aannemelijk is gemaakt dat deze kan in staan voor nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen. Het gaat dus om bijvoorbeeld een vertegenwoordiger of een andere derde, die de verzekerde helpt om te voldoen aan de voorwaarden van verlening van een persoonsgebonden budget, zoals het voeren van regie over de zorg. [4]
9.3.
Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig zorg verleent. [5] De zorg kan bestaan uit persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging. [6] De verzorging is totaal gericht op het welzijn en het wonen. De zorgverlener helpt dus ook mee met huishoudelijke taken, zoals opruimen, schoonmaken en koken.
Heeft [stichting] het pgb van eiseres terecht ingetrokken?
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [stichting] zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de echtgenoot van eiseres niet in staat kan worden geacht om te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan het pgb van eiseres. [stichting] heeft aan de hand van het '10 punten pgb-vaardigheid’-toetsingskader steekhoudend onderbouwd dat er twijfels zijn of de echtgenoot overziet welke zorg eiseres nodig heeft. Zowel eiseres als de echtgenoot zijn beiden op leeftijd. De zorg zal de komende jaren zwaarder worden en de echtgenoot heeft, zo heeft [stichting] op goede gronden gesteld, geen blijk gegeven dat hij zich hiervan bewust is. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de echtgenoot geen achtervang heeft geregeld die de zorg voor eiseres kan overnemen als hij ziek wordt of uitvalt. Uit de processtukken en datgene wat besproken is tijdens het huisbezoek, de hoorzitting en ook tijdens de zitting van de rechtbank blijkt dat de echtgenoot onvoldoende op de hoogte is van de regels en de verplichtingen verbonden aan het pgb. Zo kon de echtgenoot het verschil tussen de rol van gwh en die van zorgverlener niet goed begrijpen en verkeerde in veronderstelling, dat het beheren van het pgb ook inhoudt dat hij zijn zorgverlenerstaken aan een ander (bijvoorbeeld gevolmachtigde) moet overdragen. Op de zitting heeft de rechtbank dit verschil nogmaals aan eiseres en de echtgenoot uitgelegd. Voorts is – onbetwist – gebleken dat de echtgenoot als gwh geen inzicht kan geven in de bestedingen van het pgb, of de ingekochte zorg kwalitatief verantwoord is en of het pgb op doelmatige wijze is besteed. Om die reden kan [stichting] niet controleren of de zorg die wordt geleverd voor vergoeding uit het pgb in aanmerking kon komen. [stichting] wordt verder gevolgd in zijn standpunt dat de echtgenoot niet in staat is om onafhankelijk de juiste zorgverleners voor eiseres aan te stellen. Op de zitting heeft echtgenoot verklaard dat hij niemand vertrouwt, waardoor hij geen derde in hun huis wil toelaten. De echtgenoot is dan ook de enige zorgverlener, waardoor er niet onafhankelijk kan worden beoordeeld of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is. Tot slot volgt de rechtbank [stichting] in zijn standpunt dat de communicatie vanuit de echtgenoot met instanties, zoals [stichting] , te wensen overlaat. De rechtbank doelt hierbij op de weergave van de gesprekken die [stichting] met de echtgenoot heeft gevoerd en de e-mails van de echtgenoot in het dossier, die wat onsamenhangend zijn en niet zelden gaan over andere onderwerpen dan waar de vraagstelling vanuit [stichting] over ging. Gelet op al het voorgaande heeft [stichting] op goede gronden beslist dat de echtgenoot niet pgb-vaardig is. Omdat [stichting] de echtgenoot niet (langer) geschikt acht als gwh en de echtgenoot desgevraagd geen andere gwh kon aandragen, is het pgb terecht ingetrokken. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is er sprake van de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet?11. In artikel 10 van de Grondwet is - voor zover hier van belang - het recht op eerbiediging en bescherming van persoonlijke levenssfeer opgenomen. In artikel 11 van de Grondwet is opgenomen dat ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht heeft op onaantastbaarheid van zijn lichaam. De echtgenoot van eiseres voert aan, dat hij, in verband met privacy geen derde in zijn huis wil dulden en dat hij niet wil dat iemand anders aan de (vrouwelijke) lichaamsdelen van eiseres komt. Zoals reeds onder 9.2 en 9.3 is overwogen bestaat er een significant verschil tussen de taken van gwh en die van zorgverlener. Een gwh is namelijk degene die de verzekerde helpt om te voldoen aan de voorwaarden voor verlening van het pgb, en deze houdt zich niet bezig met zorgleveringstaken. Eiseres en haar echtgenoot hoeven zich daarom geen zorgen te maken, dat bij een (eventuele) aanstelling van een gevolmachtigde (zoals een gwh na 1 juli 2024 heet), die belast zal zijn met het voldoen aan de aan het pgb verbonden verplichtingen, deze zich ook bezig zal houden met de (persoonlijke) zorgverlening aan eiseres. Zoals de rechtbank dat ook op de zitting heeft uitgelegd, kan de echtgenoot de taken van zorgverlener blijven uitvoeren, zonder dat hij nog optreedt als gwh (nu: gevolmachtigde). Het gaat hier namelijk enkel en alleen om het voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan het pgb-budget. Van schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet is dan ook geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Toezegging door de staatssecretaris
12. De toezegging door de staatssecretaris bij de inwerkingtreding van de Wlz ziet alleen op het handhaven van het budget aan pgb. Hierbij is niet gezegd dat de gwh niet hoeft te voldoen aan de aan het pgb verbonden verplichtingen. Eiseres kan zich in dit geschil daarom niet beroepen op deze toezegging. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Conclusie en gevolgen
13. Wat eiseres heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat [stichting] het pgb ten onrechte heeft ingetrokken. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr.J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie in dit verband artikel 1.1. van de Rlz in samenhang met artikel 5.11 , tweede lid van de Rlz.
2.Een hulpmiddel van de het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zie ook: [website]
3.Vgl artikel 3.3.3. van de Wlz.
4.Staatscourant 2014, nr. 36917, p. 67.
5.Artikel 1.1.1 van de Wlz
6.Artikel 3.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.