ECLI:NL:RBGEL:2025:8024

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
452806
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake reparatie auto en consumentenkoopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2025 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de reparatie van een auto. [eiseres] had in 2022 motorschade aan haar Landrover en heeft deze laten repareren door [gedaagde]. Na de eerste reparatie in 2022, waarbij een nieuw motorblok werd geplaatst, viel de auto in 2023 opnieuw stil. [gedaagde] verving het motorblok opnieuw, maar de reparatie duurde negen maanden. [eiseres] vorderde betaling van € 26.989,35, inclusief kosten voor de vervangende auto en andere kosten, omdat zij van mening was dat [gedaagde] de auto niet deugdelijk had gerepareerd. De rechtbank moest in deze tussenuitspraak oordelen over de bevoegdheid om de zaak te behandelen. [gedaagde] stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat het zou gaan om een consumentenkoopovereenkomst die door de kantonrechter behandeld moest worden. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een gemengde overeenkomst van aanneming van werk en consumentenkoop. De rechtbank heeft de zaak daarom verwezen naar de kamer voor kantonzaken voor verdere behandeling. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/452806 / HA ZA 25-239
Vonnis in incident van 24 september 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. I. de Gram,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
wonende te [plaats] en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T.J.K. van Santen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juni 2025 met producties,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid en tot oproeping in vrijwaring,
- de conclusie van antwoord in de incidenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
In 2022 had [eiseres] motorschade aan haar Landrover (hierna: de auto). [gedaagde] heeft de auto gerepareerd en een nieuw (gereviseerd) motorblok geplaatst (de eerste reparatie). In 2023 is de auto opnieuw stilgevallen en heeft [gedaagde] het motorblok van de auto opnieuw vervangen (de tweede reparatie). De tweede reparatie heeft 9 maanden geduurd en [eiseres] heeft in die periode – als noodoplossing – een andere Landrover van [gedaagde] gekocht en nadien weer (met verlies) aan [gedaagde] verkocht. Na de tweede reparatie is het motorblok van de auto opnieuw kapot gegaan.
2.2.
In de hoofdzaak vordert [eiseres] betaling van een bedrag van € 26.989,35 en betaling van buitengerechtelijke kosten, expertisekosten, proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen. Aan deze vorderingen legt [eiseres] kort samengevat ten grondslag dat [gedaagde] haar auto niet deugdelijk heeft gerepareerd (artikel 6:74 BW). Ook was het (laatste) ingebouwde motorblok non-conform in de zin van artikel 7:17 BW. [eiseres] heeft op 10 april 2025 een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW aan [gedaagde] uitgebracht. De schade die [eiseres] lijdt bestaat uit reparatiekosten van € 22.064,35 en kosten voor de vervangende Landrover die zij met verlies heeft moeten verkopen van € 4.925,00. [gedaagde] moet deze schade vergoeden, aldus [eiseres] .

3.De vordering in het onbevoegdheidsincident

3.1.
[gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen, althans [eiseres] niet-ontvankelijk verklaart, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident. Volgens [gedaagde] ziet de hoofdzaak op de levering van een auto door een beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper ( [gedaagde] ) aan een consument-koper ( [eiseres] ). Dit betekent dat de zaak betrekking heeft op een consumentenkoopovereenkomst en op grond van artikel 93, aanhef en onder c Rv door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, aldus [gedaagde] .
3.2.
[eiseres] betwist de door [gedaagde] gestelde bevoegdheid van de kantonrechter niet. Volgens [eiseres] is echter geen sprake van een overeenkomst tot levering van een auto, maar van een gemengde overeenkomst, aangezien [eiseres] de auto niet heeft gekocht bij [gedaagde] maar bij hem ter reparatie heeft aangeboden. De overeenkomst tussen partijen kwalificeert volgens haar als een overeenkomst van opdracht tot reparatie en (mede) als een consumentenkoopovereenkomst met betrekking tot de plaatsing van roerende zaken, waaronder motorblokken. [eiseres] concludeert tot verwijzing van de zaak naar de kamer voor kantonzaken, onder afwijzing dan wel compensatie van de kosten in het incident.

4.De beoordeling in het onbevoegdheidsincident

Onbevoegdheid rechtbank
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de kamers voor kantonzaken onderdeel zijn van de rechtbanken. Dit heeft tot gevolg dat als een zaak ten onrechte bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken is aangebracht, op grond van artikel 71 Rv verwijzing naar de kamer voor kantonzaken moet volgen. Van onbevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 72 Rv is dan echter geen sprake.
4.2.
De rechtbank begrijpt de vordering van [gedaagde] aldus, dat hij vordert de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken.
Verwijzing naar de kantonrechter
4.3.
Op grond van artikel 93 sub c Rv worden geschillen met betrekking tot een consumentenkoop door de kantonrechter behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De vraag of verwijzing nodig is beoordeelt de rechter, voor zover daarvoor het onderwerp van het geschil bepalend is, aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil (artikel 71 lid 3 Rv).
4.4.
Voor zover [gedaagde] heeft gesteld dat het onderwerp van het geschil ziet op de overeenkomst tussen partijen die strekt tot levering van een auto, wordt hij hierin niet gevolgd. [gedaagde] heeft dit standpunt op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl dat gelet op het navolgende wel op zijn weg had gelegen. [eiseres] heeft bij dagvaarding gesteld dat zij de auto in 2021 heeft gekocht van [bedrijf 2] te [plaats] en dat [gedaagde] de auto in 2022 en 2023 heeft gerepareerd. Zij verwijst ter onderbouwing van deze stellingen naar een factuur van 21 juli 2022, waaruit volgt dat [gedaagde] de motor van de auto heeft vervangen en andere reparatiewerkzaamheden heeft verricht. Gelet op het voorgaande valt zonder nadere toelichting van [gedaagde] , die ontbreekt, niet in te zien dat tussen partijen een overeenkomst bestaat die strekt tot levering van een auto.
4.5.
De rechtbank gaat voor de beoordeling van het incident daarom uit van de (reparatie)overeenkomst zoals bedoeld in de offerte en factuur uit productie 3 bij dagvaarding. Die overeenkomst kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een overeenkomst tot aanneming van werk. [gedaagde] heeft zich immers jegens [eiseres] als opdrachtgever, verbonden om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren (waar de reparatie van een auto onder valt), tegen een door [eiseres] te betalen prijs (artikel 7:750 BW). [1]
4.6.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst een gemengde overeenkomst is en (mede) kwalificeert als consumentenkoopovereenkomst. Naast het verrichten van reparatiewerkzaamheden zag de overeenkomst tussen partijen namelijk ook op (citaat) “
de installatie en plaatsing van verschillende roerende zaken, waaronder motorblokken”, aldus [eiseres] .
4.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vaststaat dat [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Niet weersproken is dat [eiseres] de auto in haar hoedanigheid van particulier ter reparatie heeft aangeboden. Uit de offerte en de factuur met referentie: “
motor wissel” volgt dat onderdeel van de overeenkomst in ieder geval was het plaatsen van een gereviseerde motor, roetfilters en turbo’s. De factuur sluit op een bedrag van in totaal € 22.423,72. Van dit bedrag ziet € 10.330,00 op het vervangen van de motor (€ 7.750,00 voor de motor en € 2.580,00 voor montage) en ruim € 4.000,00 op het vervangen van de roetfilters en turbo’s. Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst tussen partijen niet alleen bestond uit het verrichten van reparatiewerkzaamheden (aanneming van werk) maar juist ook (voor een belangrijk deel) uit het leveren van roerende zaken (koopovereenkomst).
4.8.
Een en ander rechtvaardigt de voorlopige conclusie dat de overeenkomst (mede) kan worden aangemerkt als een consumentenkoop. Zaken betreffende consumentenkoop worden behandeld en beslist door de kantonrechter, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering (artikel 93 aanhef en sub c BW). De rechtbank zal de zaak daarom op voet van artikel 71 lid 2 Rv verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
4.9.
De rechtbank zal [eiseres] veroordelen in de proceskosten van dit incident, nu zij de zaak ten onrechte bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken heeft aangebracht, terwijl zij kennelijk zelf (ook) meent dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk als consumentenkoop kwalificeert. De kosten in het incident aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 786,00 aan salaris voor de advocaat (1 punt x € 786,00). De nakosten bedragen € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De vordering in het vrijwaringsincident

5.1.
[gedaagde] vordert dat hem wordt toegestaan om de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), gevestigd te [plaats]
,in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] stelt daartoe dat hij de (gereviseerde) motor heeft gekocht van en in de auto heeft laten plaatsen door [bedrijf 3] . [bedrijf 3] is dan ook, bij toewijzing van enig bedrag aan [eiseres] , aansprakelijk voor de schade, aldus [gedaagde] .
5.2.
[eiseres] refereert zich in het vrijwaringsincident aan het oordeel van de rechtbank.
5.3.
Nu de zaak naar de kamer voor kantonzaken zal worden verwezen, dient de kamer voor kantonzaken te beslissen op het vrijwaringsincident.

6.De beslissing

De rechtbank
in het onbevoegdheidsincident
6.1.
wijst de vordering tot verwijzing toe,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 964,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak en het vrijwaringsincident
6.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Arnhem, op
woensdag 8 oktober 2025om 10.00 uur,
6.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
6.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
6.6.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het eventueel teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op
24 september 2025.

Voetnoten

1.Vgl. Hof Leeuwarden 24 januari 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BV6686 (sloopwerkzaamheden), Hof ’s-Hertogenbosch 8 december 2015,