ECLI:NL:RBGEL:2025:7855

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11141095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake betaling van kosten voor bouwtekeningen

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een eerder vonnis van de Rechtbank Gelderland, waarin de eisers in verzet, vennootschappen verbonden aan eiser in verzet 1, zijn aangesproken voor betaling van kosten voor bouwtekeningen. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 30 mei 2025, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over bepaalde punten. De eisers in verzet betwisten de betaling van een factuur van 17 augustus 2023 ter hoogte van € 5.477,67, die zowel werkzaamheden van de gedaagde in verzet als door derden uitgevoerde werkzaamheden betreft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er gesprekken hebben plaatsgevonden tussen partijen en dat de werktekeningen door de eisers in verzet zijn gebruikt om schadevergoeding van hun verzekeraar te verkrijgen. Dit leidt de kantonrechter tot de conclusie dat de eisers in verzet akkoord zijn gegaan met de vervaardiging van de werktekeningen, waardoor zij de kosten daarvoor verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 2 februari 2024 vernietigd en de eisers in verzet hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.121,69, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De proceskosten van de verstekprocedure zijn aan de zijde van de gedaagde in verzet toegewezen, terwijl de proceskosten van de verzetprocedure zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11141095 \ CV EXPL 24-1812
Vonnis van 12 september 2025
in de zaak van

1.[eiser in verzet 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser in verzet 2] , VENNOOT VAN [eiser in verzet 1],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser in verzet 3] , VENNOOT VAN [eiser in verzet 1],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in verzet,
hierna samen te noemen: [eisers in verzet] ,
gemachtigde: mr. Ç. Kaya,
tegen
[gedaagde in verzet],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde in verzet] ,
gemachtigde: mr. M.C. Franken-Schoemaker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2025
- de akte uitlating en overlegging stukken van de zijde van [gedaagde in verzet]
- de akte uitlating en overlegging stukken tevens schriftelijke reactie op akte en stukken
van de zijde van [eisers in verzet]
- de akte van [gedaagde in verzet] .

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 30 mei 2025. In dat vonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich nog nader uit te laten over de daarin onder rechtsoverwegingen 4.4. en 4.5. genoemde punten. Partijen hebben daar bij nadere akten gevolg aan gegeven.
2.2.
Partijen twisten over de vraag of [eisers in verzet] gehouden is de factuur van
17 augustus 2023 te betalen. Deze bedraagt in totaal € 5.477,67 incl btw (€ 4.527,- excl btw) en heeft enerzijds betrekking op werkzaamheden die [gedaagde in verzet] zelf heeft uitgevoerd ten bedrage van € 1.524,- excl btw en anderzijds op werkzaamheden die [gedaagde in verzet] heeft laten uitvoeren door [bedrijf 1] ten bedrage van € 3.003,- excl btw.
2.3.
[gedaagde in verzet] heeft de factuur gemodereerd, dat wil zeggen verlaagd ten opzichte van de offerte die zij op 3 mei 2023 had uitgebracht omdat zij - zoals zij aangeeft - niet alle daarop vermelde werkzaamheden heeft uitgevoerd.
2.4.
De offerte van 3 mei 2023 is niet voor akkoord getekend. Daarmee is nog niet gezegd dat partijen dus geen overeenkomst met elkaar hebben gesloten over de daarin genoemde werkzaamheden. Een overeenkomst kan immers ook mondeling tot stand komen. Of dat aangenomen moet worden, stelt de kantonrechter vast aan de hand van de beschikbare feiten en omstandigheden waar in het tussenvonnis van 30 mei 2025 nog de nodige vragen over zijn gesteld.
2.5.
Vast staat dat partijen op 3 mei 2023 en 11 mei 2023 gesprekken met elkaar hebben gevoerd en dat in het kader daarvan ook de werktekeningen aan de orde zijn geweest zoals geoffreerd. Ter zitting is zijdens [eisers in verzet] medegedeeld, dat zij voorafgaand aan de ontvangst van de factuur van 17 augustus 2023 werktekeningen heeft ontvangen. Van de zijde van [gedaagde in verzet] is gewezen op de datering van de als productie 6 overgelegde uitgebreidere offerte van 23 mei 2023, als zijnde de datum waarop de werktekeningen alsmede de betreffende offerte naar [eisers in verzet] en de verzekeraar zijn gestuurd.
2.6.
Bij nadere akte voert [eisers in verzet] dat de verzekeraar niet op basis van de offerte en/of enige tekeningen van [gedaagde in verzet] overgegaan is tot het doen van schade-uitkeringen, maar dat dit is gebeurd op basis van de offerte van 13 augustus 2023 van aanneembedrijf [bedrijf 2] dat zij heeft ingeschakeld. In de door haar overgelegde offerte van [bedrijf 2] staat vermeld dat ‘de offerte is gemaakt aan de hand van het ontwerpbestek volgens de tekeningen’ en waarbij verwezen wordt naar de bijlage voor de tekeningen. Die bijlage is echter niet overgelegd. [gedaagde in verzet] stelt daarover dat een dergelijke uitgebreide offerte niet opgesteld kan worden zonder werktekeningen en dat het er zonder meer voor gehouden moet worden dat haar werktekeningen daarvoor als basis hebben gediend, te meer ook omdat [bedrijf 2] zich volgens haar website bezighoudt met vervaardigen en plaatsen van kunststof kozijnen en dus niet gespecialiseerd is in de herbouw van horecagelegenheden. Verder wijst zij er op dat [eisers in verzet] op 2 augustus 2023 aan haar heeft laten weten dat zij er uitgekomen is met de verzekering, derhalve voorafgaand aan de datum dat de offerte door [bedrijf 2] is afgegeven.
2.7.
Uit het vorenstaande moet naar het oordeel van de kantonrechter opgemaakt worden dat de werktekeningen die [gedaagde in verzet] heeft aangeleverd door [eisers in verzet] zijn gebruikt om haar schade uitgekeerd te krijgen. Voor een andersluidend oordeel is van de zijde van [eisers in verzet] onvoldoende aangevoerd. Dit impliceert dat [eisers in verzet] op enig moment akkoord is gegaan met de vervaardiging van deze werktekeningen en dat zij deze heeft kunnen gebruiken. Daarop strandt de gevorderde ontbinding en vernietiging. Het bedrag dat [gedaagde in verzet] daarvoor in rekening heeft gebracht, is [eisers in verzet] gelet daarop in redelijkheid verschuldigd aan [gedaagde in verzet] . Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de werktekeningen, zijnde € 3.003,- excl btw (€ 3.633,63 incl btw), wordt dan ook toegewezen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke handelsrente.
2.8.
Het andere deel van de vordering heeft betrekking op werkzaamheden die [gedaagde in verzet] zelf heeft uitgevoerd. Het gaat daarbij conform beschrijving op de factuur om het ophalen van originele tekeningen in stadsarchief, inmeten van de unit, digitaal maken van de genomen maten met de originele tekeningen als onderlegger en voorrijkosten. Het betreffen posten die niet als zodanig op de offerte van 3 mei 2023 voorkomen. Dat betekent dat [eisers in verzet] daar niet op bedacht hoefde te zijn. De offerte blinkt, ook doordat deze in twee redelijk onnavolgbare fases is onderverdeeld, niet uit in helderheid. Onduidelijkheden dienaangaande zijn voor rekening en risico van [gedaagde in verzet] . Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen..
2.9.
[gedaagde in verzet] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. De kosten daarvoor worden in overeenstemming met de geldende tarieven en afgestemd op het deel dat toegekend wordt voor een bedrag van € 488,36 toegewezen.
2.10.
Gelet op het voorgaande is het verzet grotendeels ongegrond. De kantonrechter vernietigt het vonnis van 2 februari 2024 en beslist met inachtneming van wat in dit vonnis is overwogen opnieuw.
2.11.
Nu niet gesteld kan worden dat [gedaagde in verzet] zonder reden [eisers in verzet] in rechte heeft betrokken, ziet de kantonrechter aanleiding [eisers in verzet] enerzijds in de proceskosten van de verstekprocedure op basis van het deel van de vordering dat wordt toegewezen te veroordelen en anderzijds de proceskosten van deze verzetprocedure te compenseren als hierna vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
vernietigt het verstekvonnis dat tussen [gedaagde in verzet] en [eisers in verzet] op 2 februari 2024 is gewezen en,
opnieuw rechtdoende:
3.2.
veroordeelt [eisers in verzet] hoofdelijk in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd tot betaling van een bedrag van € 4.121,69 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.633,33 vanaf 3 januari 2024 tot aan de dag van de volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [eisers in verzet] hoofdelijk in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd in de betaling van de proceskosten van de verstekprocedure, begroot aan de zijde van [gedaagde in verzet] op een bedrag van € 117,56 aan verschotten, € 496,- aan griffierecht en
€ 271,- aan salaris gemachtigde.
3.4.
compenseert de proceskosten van deze procedure, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.
548