ECLI:NL:RBGEL:2025:7845

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11606000
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bewijslevering en beoordeling transitievergoeding in arbeidsrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 september 2025, heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.P. Ganzeboom, een verzoek ingediend met betrekking tot de transitievergoeding na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap SCHOONMAAKORGANISATIE SUCCES B.V. De procedure volgde op een eerdere tussenbeschikking van 12 juni 2025, waarin de kantonrechter een voorlopig oordeel had gegeven over de hoogte van de aanspraak van de verzoeker. De verzoeker had de mogelijkheid gekregen om bewijs te leveren ter ondersteuning van zijn claim, maar heeft uiteindelijk afgezien van deze bewijslevering.

De kantonrechter heeft overwogen dat de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2015 niet meetelt voor de berekening van de transitievergoeding, omdat er een 'knik' van vier maanden was in de arbeidshistorie van de verzoeker. Dit betekent dat de verzoeker slechts aanspraak kan maken op de transitievergoeding over de periode van 1 juli 2015 tot 7 december 2015, de datum waarop hij een vast dienstverband bij Succes heeft gekregen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet heeft gereageerd op het voorlopige oordeel en heeft zijn verzoek afgewezen, waarbij hij de verzoeker in de proceskosten heeft veroordeeld. Succes, de verwerende partij, heeft geen professionele gemachtigde ingeschakeld, waardoor aan haar een vergoeding van € 50 voor verletkosten is toegekend.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de kantonrechter heeft de verzoeker in het ongelijk gesteld, wat betekent dat hij de kosten van de procedure moet dragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijslevering in arbeidsrechtelijke geschillen en de toepassing van overgangsrecht bij de berekening van transitievergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11606000 \ HA VERZ 25-19
Beschikking van 5 september 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. W.P. Ganzeboom,
procederend krachtens toevoeging met kenmerk 2GW6158,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOONMAAKORGANISATIE SUCCES B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
verwerende partij,
hierna te noemen: Succes,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 12 juni 2025;
- de akte uitlaten van [verzoeker];
- de antwoordakte van Succes.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op 12 juni 2025 heeft de kantonrechter een tussenbeschikking gewezen. [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren en te reageren op het voorlopige oordeel van de kantonrechter over de, mogelijk beperkte, hoogte van zijn aanspraak op Succes.
2.2.
In de daarna door [verzoeker] genomen akte wordt het voorlopige oordeel van de kantonrechter weergegeven als dat “de transitievergoeding nog voor beperkte periode kan worden toegekend (…) omdat er een knik van meer dan 3 maanden zit tussen het contract dat eindigt op 1 augustus 2013 4 maanden later wordt gevolgd door een contract dat ingaat per 1 december 2013. Daarmee zou de keten doorbroken zijn”. [verzoeker] stelt vervolgens dat de periode van drie maanden die onder het oude recht gold in verband met de ketenregeling een andere is dan die van zes maanden die van belang is voor het bepalen van de transitievergoeding.
2.3.
[verzoeker] geeft hier het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet juist weer. Overwogen is dat de ‘knik’ van vier maanden in 2013 gelet op het overgangsrecht niet betekent dat de transitievergoeding wordt beperkt [1] . Echter is wel van belang dat [verzoeker] na
1 juni 2015, namelijk per 7 december 2015, een vast dienstverband heeft gekregen bij Succes. Dat heeft als gevolg, zoals overwogen, dat de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2015 niet meetelt voor het berekenen van de transitievergoeding, omdat daarin de meergenoemde ‘knik’ van vier maanden zit [2] . Dit is destijds een bewuste keuze geweest van de wetgever [3] .
2.4.
[verzoeker] reageert hier niet op en weerlegt dit voorlopige oordeel dan ook niet.
De kantonrechter blijft daarom bij dit oordeel. Dit maakt dat [verzoeker] ten hoogste over de periode 1 juli 2015 tot 7 december 2015 een aanspraak heeft op Succes, omdat Succes immers de transitievergoeding heeft betaald die is berekend over de periode vanaf
7 december 2015. In de tussenbeschikking is uitgegaan van 1 december 2015, maar de kantonrechter begrijpt uit de akte van [verzoeker] dat partijen 7 december 2015 hebben gehanteerd.
2.5.
In zijn akte heeft [verzoeker] gesteld dat hij bewijslevering ‘niet opportuun’ acht als tot vorenstaand oordeel wordt gekomen. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [verzoeker] afziet van bewijslevering. Dit betekent dat zijn verzoek wordt afgewezen, omdat niet komt vast te staan dat Succes in de periode 1 juli 2015 tot 7 december 2015 de werkgever van [verzoeker] was, althans [bedrijf 1] als opvolgend werkgever van Succes gold [4] .
2.6.
[verzoeker] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Omdat Succes niet door een professionele gemachtigde is bijgestaan, wordt aan haar € 50 aan verletkosten voor het verschijnen ter zitting toegekend.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het verzoek af,
3.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Succes begroot op € 50.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
5 september 2025.
48073 560

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 4.8 van de tussenbeschikking van 12 juni 2025
2.Zie rechtsoverweging 4.9 van de tussenbeschikking van 12 juni 2025
3.Kamerstukken II 2013/14, 33 818, 8, p. 3
4.Zie rechtsoverwegingen 4.5 en 4.6 van de tussenbeschikking van 12 juni 2025