ECLI:NL:RBGEL:2025:7812

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
454972
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking identificerende gegevens in verband met boilerroomfraude

In deze zaak heeft de eiser, die slachtoffer is geworden van boilerroomfraude, een kort geding aangespannen tegen twee gedaagden die als instant-exchanges opereren. De eiser heeft tussen 14 augustus 2024 en 17 december 2024 in totaal € 989.619,00 overgemaakt aan crypto-exchanges, waarvan de cryptovaluta door de frauduleuze boilerroom zijn verduisterd. De eiser vordert dat de gedaagden identificerende details verstrekken over de cryptovalutatransacties die zijn uitgevoerd met de ontvangstadressen die in de dagvaarding zijn opgesomd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet in Nederland zijn gevestigd, maar dat de schade in Nederland is ingetreden, waardoor de rechtbank rechtsmacht heeft. De eiser heeft de dagvaarding op de juiste wijze betekend aan de gedaagden, die niet zijn verschenen. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend en de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagden zijn verplicht om binnen zeven dagen de gevraagde identificerende details te verstrekken. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan de hoofdveroordeling voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/454972 / KZ ZA 25-124
Vonnis in kort geding van 15 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.A. Hupkes,
tegen

1.de vennootschap naar het recht van de [vestigingsplaats] [gedaagde 1] ,

statutair gevestigd en kantoorhoudende op de [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 1
hierna te noemen [gedaagde 1] ,
niet verschenen,
2. de vennootschap naar het recht van [vestigingsplaats]
[gedaagde 2],
statutair gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 2,
hierna te noemen [gedaagde 2] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding inclusief 25 producties van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 1 september.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het geschil

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] stelt dat zij slachtoffer is geworden van een variant van ‘boilerroomfraude’. Zij heeft tussen 14 augustus 2024 en 17 december 2024 in totaal € 989.619,00 overgemaakt middels bankoverschrijvingen aan crypto-exchanges waar zij cryptovaluta heeft aangekocht die door de boilerroom is verduisterd. De cryptovaluta die [eiser] zogenaamd had gestort als inleg bij de boilerroom zijn volgens haar vervolgens over verschillende paden, via verschillende blockchainadressen weggesluisd door verdere verzending over de blockchain. De cryptovaluta zijn uiteindelijk terecht gekomen bij meerdere crypto-exchanges waaronder de swapplatforms van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.2.
[eiser] heeft toegelicht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zogeheten instant-exchanges of swapdiensten zijn. Bij dergelijke diensten hoeft een gebruiker (afhankelijk van het beleid van de exchange) geen volwaardig klantaccount met langdurige custody aan te houden. In plaats daarvan kunnen cryptovaluta direct worden ingewisseld ("geswapt") in een andere cryptomunt en vrijwel onmiddellijk worden doorgestuurd naar een nieuw blockchainadres. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] treden daarbij op als tussenstation dat transacties automatiseert via zogeheten "transit hot wallets". Het woord transit geeft aan dat daarmee geen crypto wordt bewaard, maar wordt doorgezonden, aldus [eiser] .
Vordering [eiser]
2.3.
[eiser] vordert - samengevat – [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te bevelen om identificerende details te verstrekken betreffende cryptovalutatransacties met de in de dagvaarding opgesomde ontvangstadressen. Een kopie van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
Rechtsmacht rechtbank en toepasselijk recht.
2.4.
Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in Nederland zijn gevestigd maar respectievelijk op de Seychellen en in Costa Rica, heeft deze zaak een internationaal karakter en moet de voorzieningenrechter ambtshalve beoordelen of hij rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht vervolgens van toepassing is.
2.5.
Op grond van artikel 6 sub e Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering heeft de voorzieningenrechter rechtsmacht en is hij bevoegd om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen. De vorderingen zijn gestoeld op een (gestelde) onrechtmatige daad en het schade brengende feit heeft zich in Nederland voorgedaan, in die zin dat de schade in Nederland (waar [eiser] woont) is ingetreden. Weliswaar is de gestelde oplichting niet gepleegd door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , maar het zou onrechtmatig van hen zijn ten opzichte van [eiser] als zij niet zouden voldoen aan dat wat [eiser] van hen vraagt dan wel vordert.
2.6.
Op grond van artikel 10:159 Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht van toepassing.
Verlenen van verstek
2.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter kan in spoedeisende gevallen in kort geding verstek verlenen tegen een (niet verschenen) in het buitenland gevestigde gedaagde, wanneer nog niet is gebleken dat de betekeningsvoorschriften in acht zijn genomen. Dan moet wel zoveel mogelijk zijn gewaarborgd dat de dagvaarding degene voor wie die is bestemd daadwerkelijk heeft bereikt en wel zo tijdig dat hij nog de mogelijkheid heeft gehad verweer te voeren. [1] Dat is hier het geval. [eiser] heeft de dagvaarding op 5 augustus 2025 openbaar betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank Arnhem. Vervolgens heeft [eiser] de dagvaarding (met een respectievelijk Engelse en Spaanse vertaling) op 19 augustus 2025 per aangetekende post aan het bekende adres van [gedaagde 1] op de Sechellen en Van [gedaagde 2] op Costa Rica gestuurd. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat mr. Hupkes naast de postverzending ook al op 30 juli 2025 een gelijkluidend exemplaar van de dagvaarding en de producties via aangetekende e-mail aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft toegestuurd naar het door [gedaagde 1] in haar e-mail van 24 juli 2025 opgegeven adres van haar support afdeling en naar het e-mailadres van waaruit [gedaagde 2] op 23 juli 2025 al had gereageerd op een eerdere e-mail van mr. Hupkes. Uit de producties blijkt dat beide gedaagden de e-mail in hun inbox hebben ontvangen. Daarnaast hebben Zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] in hun mails van respectievelijk 15 juli en 23 juli 2025 al aangegeven dat zij bereid zijn informatie te verstrekken, maar dat zij daar voor wel “an officicial request from law enforcement” nodig hebben. Gelet op het voorgaande is dan ook zowel tegen [gedaagde 1] als tegen [gedaagde 2] verstek verleend.
2.8.
De vordering komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
Proceskosten compensatie
2.9.
Omdat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als neutrale partijen moeten worden aangemerkt, zal [eiser] – zoals gevorderd – in dit kort geding haar eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
beveelt [gedaagde 1] om binnen zeven dagen na toezending althans betekening van dit vonnis per e-mail aan de advocaat van [eiser] te verstrekken de identificerende details betreffende de cryptovalutatransacties met de ontvangstadressen en transactiehashes zoals gevorderd in het petitum onder I (pagina 17 en 18) van de dagvaarding, met inbegrip van de bij haar bekende persoonlijke data van de bij de daarin bedoelde activiteiten betrokken personen,
3.2.
beveelt [gedaagde 2] om binnen zeven dagen na toezending althans betekening van dit vonnis per e-mail aan de advocaat van [eiser] te verstrekken de identificerende details betreffende de cryptovalutatransacties met het ontvangstadres en de transactiehashes zoals gevorderd in het petitum onder II (pagina 18) van de dagvaarding, met inbegrip van de bij haar bekende persoonlijke data van de bij de daarin bedoelde activiteiten betrokken personen,
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 25.000,00 voor iedere dag, ingaande vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis, dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
3.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.
1518
Als bij dit vonnis een vordering tegen u is toegewezen, kunt u bij de rechtbank daartegen in verzet komen. Het verzet moet namens u door een advocaat worden ingesteld. Voor het instellen van dit rechtsmiddel geldt slechts een korte termijn. Als u in verzet wilt komen, dient u zich dus zo spoedig mogelijk tot een advocaat te wenden.Mocht u op grond van onvoldoende financiële draagkracht niet in staat zijn de kosten daarvan te dragen, dan kunt u wellicht aanspraak maken op toevoeging van een bij de raad voor rechtsbijstand ingeschreven advocaat. Inlichtingen daarover zijn te verkrijgen bij het Juridisch Loket.

Voetnoten

1.Hoge Raad 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB7192