In deze zaak heeft eiser, een persoon die een lening heeft afgesloten bij gedaagde, een kort geding aangespannen om de executieveiling van zijn woning te schorsen. Eiser heeft op 1 september 2023 een bedrag van € 926.753,17 geleend van gedaagde, met als zekerheid een recht van eerste hypotheek op zijn woning. Eiser heeft echter niet voldaan aan zijn rente- en terugbetalingsverplichtingen, wat heeft geleid tot een deurwaardersexploot en de aankondiging van een executieveiling op 18 september 2025. Eiser vordert dat gedaagde wordt verboden om de woning te verkopen, omdat hij meent dat gedaagde misbruik van recht maakt door de executie te dreigen. Gedaagde voert verweer en stelt dat de dagvaarding niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat hij recht heeft op parate executie op basis van de notariële akten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de dagvaarding niet als obscuur libel kan worden gekwalificeerd en dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat er geen misbruik van recht is aangetoond en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 1.616,00 bedragen.