ECLI:NL:RBGEL:2025:7664

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
25-013643
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwijtschelding van ontnemingsvordering wegens ernstige gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot kwijtschelding van een ontnemingsvordering. De veroordeelde, die in 2016 een ontnemingsmaatregel opgelegd kreeg van € 76.291,-, heeft tot 8 mei 2025 slechts € 13.955,29 betaald. Vanwege ernstige gezondheidsproblemen, waaronder artrose en andere fysieke beperkingen, is de veroordeelde niet in staat om enige substantiële betalingen te doen. De rechtbank heeft het verzoek tot kwijtschelding toegewezen, omdat de veroordeelde niet in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, zowel nu als in de toekomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel en maatschappelijk aan het eind van zijn latijn is en dat er geen reële mogelijkheid bestaat dat hij in de toekomst in staat zal zijn om te betalen. De beslissing is genomen door mr. F.J.H. Hovens, politierechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor het openbaar ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 25-013643
datum : 27 augustus 2025
beslissing op het verzoek ex artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
[adres] , [postcode] [woonplaats]
hierna te noemen: veroordeelde.
Raadsman: mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam,
Officier van justitie: mr. M.E.B. Rasing.

Feiten

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft aan veroordeelde bij arrest van 29 april 2016 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van € 76.291,-. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
De veroordeelde heeft tot 8 mei 2025, de datum van indiening van het verzoekschrift, een bedrag van € 13.955,29 betaald.

Procedure

Het verzoek van veroordeelde is op 22 mei 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 9 juli en 27 augustus 2025 het verzoek op de openbare zitting behandeld, waarbij veroordeelde, zijn advocaat en de officier van justitie zijn gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot kwijtschelding, althans vermindering van de aan veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegde verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 62.335,71.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt dat uit het medisch onderzoek duidelijk naar voren komt dat het voorlopig niet goed komt met de medische gesteldheid van veroordeelde. De verwachting is dat hij geen betaald werk gaat krijgen en dat is ook onderbouwd. De vraag is of er in de toekomst geen mogelijkheden meer zijn. Het is te vroeg om de betalingsverplichting nu al te gaan verminderen of op nihil te stellen. Veroordeelde betaalt pas sinds 2020 € 100,- per maand af. Na afloop van de WSNP is er wellicht meer ruimte om af te betalen. De executietermijn loopt nog behoorlijk wat jaren en het kan zijn dat veroordeelde nog over vermogen gaat beschikken door erfenissen of iets dergelijks.

Beoordeling

Op grond van artikel 6:6:26 Sv kan de rechter die de betalingsverplichting heeft opgelegd op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van veroordeelde het vastgestelde bedrag verminderen of kwijtschelden.
De rechtbank stelt voorop dat, om in aanmerking te komen voor kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting, op veroordeelde de verplichting rust om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij veroordeelde geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Uit de overgelegde stukken (onder meer bankafschriften) blijkt dat betrokkene een uitkering van de gemeente heeft. Na betaling van de vaste lasten houdt hij ongeveer € 200,- per maand over om van te leven. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Betrokkene wordt bijgestaan door een medewerker (van maatschappelijk-juridisch werk) van de gemeente en verwacht mag worden dat zij een correct beeld heeft van de situatie. Op dit moment is er geen enkele bestedingsruimte om ook maar iets te voldoen van zijn schuld aan CJIB.
Het dossier bevat een medisch rapport van 28 januari 2021, dat samengevat luidt:
De heer [veroordeelde] geeft aan schouder- en knieklachten te hebben als gevolg van een ongeluk dat hij in 2017 zou hebben gehad. Hij geeft aan niet te zwaar fysiek werk te kunnen doen en niet lang te kunnen staan. De bevindingen bij het onderzoek passen bij een forse artrose van de knie. Dit geeft beperkingen voor lopen, traplopen, hurken, knielen en kruipen. Daarnaast zijn er bij het onderzoek schouder klachten. Dit wordt bij het onderzoek bevestigd. Door de combinatie van psychische en lichamelijke klachten wordt betrokkene ernstig beperkt in zijn persoonlijk en sociaal functioneren. Hierdoor zijn er momenteel geen duurzaam benutbare arbeidsmogelijkheden. Eerst dient er een oplossing te komen voor de schuldenproblematiek. Betrokkene heeft hier hulp hij nodig.
Recent heeft een nieuw medisch belastbaarheidsonderzoek plaatsgevonden op instigatie van de gemeente [plaats] in het kader van zijn sollicitatieplicht. Een samenvatting van deze rapportage geeft aan:
Cliënt is in het verleden geopereerd aan zijn rechterknie vanwege een knieschijfluxatie. Hij is bekend met artrose in beide knieën en schouders. Er is sprake van geobjectiveerde gezondheidsproblematiek die cliënt in ernstige mate belemmert in het dagelijks functioneren. Hij kan slechts met grote moeite voor zichzelf zorgen. Er is sprake van ernstige gewrichts- en vaataandoeningen die leiden tot aanzienlijke fysieke en energetische
beperkingen. Hij beschikt niet over benutbare mogelijkheden voor arbeid. De resterende
belastbaarheid is volledig nodig voor het uitvoeren van de basale zelfzorg; er is geen restcapaciteit beschikbaar voor werkzaamheden, noch betaald noch onbetaald. Gelet op de ernst van de lichamelijke beperkingen acht ik een ontheffing van de arbeidsverplichting
gerechtvaardigd.
Uit het medisch rapport is gebleken dat er geen reële mogelijkheid bestaat dat veroordeelde op dit moment of in de nabije toekomst veel geld zal gaan verdienen, laat staan genoeg geld om een substantieel deel af te kunnen betalen. Veroordeelde heeft een aantal jaar geleden een fout gemaakt en verdiende destijds de sancties die hem zijn opgelegd. Sindsdien heeft hij, voor zover kan worden nagegaan, zijn best gedaan de schuld af te lossen. Hij is in 2019 negen maanden gegijzeld, omdat hij niet kon voldoen aan de betalingsverplichting. De laatste jaren heeft hij met zodanige ernstige gezondheidsproblemen te kampen dat er geen enkele betalingsruimte is, De veronderstelling dat er wellicht in de toekomst betalingsruimte zal ontstaan is nogal uit de lucht gegrepen. De theoretische mogelijkheid dat er mogelijk nog ergens een erfenis uit de lucht komt vallen, is niet meer dan dat: een theoretische mogelijkheid.
De rechtbank heeft betrokkene ook gezien tijdens de zitting en dat bevestigt alleen maar de indruk dat hij financieel en maatschappelijk aan het eind van zijn latijn is. Er moet een einde komen aan deze situatie en veroordeelde moet niet nog een keer worden gegijzeld.
Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek toe en stelt het door veroordeelde ingevolge van het arrest van 29 april 2016 nog aan de staat te betalen bedrag op nihil.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Homburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het openbaar ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.