In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, betreft het een vrijwaringsincident met een internationaal karakter. De eiseres, een rechtspersoon naar buitenlands recht, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, op basis van de EEX-Verordening en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiseres een internationaal karakter heeft, omdat zij gevestigd is in het buitenland. Dit leidt tot de vraag welk recht van toepassing is, waarbij het Nederlandse recht van toepassing is op de procedure voor de Nederlandse rechter.
De gedaagde 1 heeft een incidentele vordering ingediend tot oproeping van gedaagde 2 in vrijwaring, stellende dat gedaagde 2 wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde 1 voldoende heeft aangetoond dat zij, indien de hoofdzaak in haar nadeel wordt beslist, verhaal kan nemen op gedaagde 2. De vordering tot oproeping in vrijwaring is toegewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De rechtbank heeft de zaak voor de hoofdzaak opnieuw op de rol geplaatst voor 16 juli 2025, waar gedaagde 1 moet concluderen voor antwoord. De verdere beslissingen zijn aangehouden.