ECLI:NL:RBGEL:2025:689

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
434982
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijke uitbouw aan woning en schadevergoeding

In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], schadevergoeding van gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, wegens ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden aan een aanbouw aan zijn woning. De aannemingsovereenkomst was oorspronkelijk gesloten met de eenmanszaak van gedaagde 2, die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Eiser stelt dat de aanbouw gebreken vertoont, die door gedaagden niet zijn hersteld, ondanks meerdere herstelplannen en toezeggingen. Gedaagde 2 heeft een ongeval gehad, waardoor hij niet in staat was de gebreken te verhelpen. Eiser heeft de vordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, nadat gedaagde 2 niet reageerde op zijn verzoeken om herstel. De rechtbank oordeelt dat de vof en gedaagde 3 niet aansprakelijk zijn voor de verbintenissen uit de overeenkomst met de eenmanszaak van gedaagde 2, omdat niet is komen vast te staan dat de eenmanszaak is ingebracht in de vof. De rechtbank concludeert dat gedaagde 2 tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en dat eiser recht heeft op schadevergoeding voor de herstelwerkzaamheden die niet zijn uitgevoerd. De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de schade te begroten, uitgaande van de daadwerkelijk uitgevoerde herstelwerkzaamheden in relatie tot het vijfde herstelplan. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/434982 / HA ZA 24-219
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.H.H. Verhoeven,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en ieder voor zich de vof, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
advocaat: mr. J.M. van Dijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 juli 2024,
- producties 29 en 30 van [eiser] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Achtergrond van de zaak

[gedaagde 2] heeft in opdracht van [eiser] een aanbouw aan diens woning gebouwd. Volgens [eiser] is de aanbouw ondeugdelijk uitgevoerd, omdat deze behept is met (constructieve) gebreken. [eiser] stelt dat hij daardoor schade heeft geleden, die [gedaagden] moeten betalen. Beide partijen hebben onderzoek laten doen naar de gestelde gebreken. In de rapporten die van deze onderzoeken zijn opgemaakt wordt geconcludeerd dat de aanbouw met verschillende gebreken behept is. Uiteindelijk was [gedaagde 2] bereid de gebreken te herstellen, waartoe hij een herstelplan heeft opgesteld, volgens hem was dat het vijfde herstelplan. [eiser] heeft met dat herstelplan ingestemd. Dit herstelplan is vervolgens niet uitgevoerd, omdat [gedaagde 2] een ongeluk kreeg waarop complicaties volgden, waardoor hij lichamelijk niet in staat was het werk te herstellen. [eiser] heeft zijn nakomingsvordering daarna omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding en heeft de gebreken laten herstellen door een derde. [gedaagde 2] heeft ondanks sommaties de gevorderde herstelkosten niet betaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft aan [bedrijf] (de eenmanszaak van [gedaagde 2] ) in mei 2019 opdracht gegeven voor de realisatie van een uitbouw aan de woning van [eiser] . De aanneemsom bedroeg € 37.556,75 inclusief btw voor de uitbouw en € 17.458,45 inclusief btw voor het verwijderen van een houten vloer en het aanbrengen van een betonnen vloer met vloerverwarming. Hiervan is een offerte opgemaakt die door [eiser] is ondertekend.
3.2.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode van juni tot begin augustus 2019. Daarna is het werk opgeleverd. Er is geen opleveringsrapport opgesteld.
3.3.
[eiser] heeft alle facturen van [gedaagde 2] betaald.
3.4.
[eiser] heeft vanaf 10 juni 2021 bij [gedaagde 2] geklaagd over gebreken aan de aanbouw. [gedaagde 2] was bereid een aantal gebreken te herstellen. Aansprakelijkheid voor een aantal andere gebreken wees hij van de hand.
3.5.
[eiser] heeft [gedaagde 2] bij e-mail van 11 juli 2021 in gebreke gesteld ten aanzien van gebreken aan de aanbouw, te weten - samengevat weergegeven - een onvoldoende afwatering van het platte dak, aanzienlijke plooien in de EPDM dakbedekking, een doorgezakte dakconstructie van de uitbouw waardoor de keukenkastdeuren vastlopen tegen het plafond, een niet voldoende afsluitende onderdorpel bij de raampartij, lekkage rond de lichtstraat, beschadiging van houtwerk/schilderwerk doordat te lange schroeven zijn gebruikt bij het afstellen van het sluitwerk van een van de deuren en een lekkende afsluiter van de CV in de kelder.
3.6.
[gedaagde 2] heeft aangeboden een aantal gebreken te herstellen en een aantal punten heeft hij ter discussie gesteld.
3.7.
In een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel is vermeld dat op 19 juli 2021 is geregistreerd dat de eenmanszaak [bedrijf] met ingang van 1 juli 2021 is voortgezet door de vennootschap onder firma [gedaagde 1] . Vennoten van de vof zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
3.8.
[eiser] heeft Top Expertise ingeschakeld om onderzoek te doen naar de gestelde gebreken. Top Expertise heeft in een rapport van 5 oktober 2021 geconcludeerd, samengevat, dat het dak doorzakt ter plaatse van de lichtstraat, doordat de toegepaste houten balken niet toereikend zijn voor het gewicht van de lichtstraat, dat er geen afschot is aangebracht bij het dak, dat de houten platen niet sluitend zijn aangebracht waardoor dakbedekking in de naden zakt, dat de dakbedekking bij de aansluiting aan de gevel niet kan werken wat kans op scheurvorming geeft en dat de dakbedekking ter plaatse van het buitenkozijn met kleine stukken over elkaar heen is geplakt met kans op lekkage. Top Expertise geeft aan dat zij niet zonder breekwerk kan vaststellen of de stalen balk die is aangebracht ter plaatse van de doorbraak in de buitengevel van de woning naar de uitbouw, te licht is uitgevoerd. Top Expertise heeft plooien op het dak geconstateerd en vermeldt in haar rapport dat de EPDM dakbedekking mogelijk niet voldoende is vastgezet. Het plafond binnen is ter plaatse van de lichtstraat doorgezakt waardoor scheuren in het stucwerk zijn ontstaan en de bovenkastjes in de keuken niet volledig open kunnen. Bij de buitenkozijnen ontbreekt een loodslabbe aan de onderkant. De houten buitenkozijnen staan onder spanning. De opbouw van de draagconstructie kan niet zonder breekwerk worden vastgesteld.
Top Expertise raamt de herstelkosten op € 39.688,00 inclusief btw.
3.9.
[gedaagde 2] heeft een contra-expertise laten uitvoeren door Bouwinspecteurs.nl. Bouwinspecteurs heeft in haar rapport onder meer vermeld dat de dakwerken mogelijk te licht zijn uitgevoerd, dat de dakconstructie doorbuigt omdat de afwatering terugloopt naar het middeldeel dakconstructie, dat er scheurvorming optreedt in de plafondafwerking interieurzijde door de buigingen/werkingen in de dakconstructie, dat de EPDM dakafwerking plooivormingen vertoont, mede doordat er smalle stroken dakplaten zijn gebruikt zonder mes en groef en dat de platen tussen de balkconstructie doorbuigen bij het betreden van het dak, wat thermische spanningen kan veroorzaken aan de EPDM dakafwerking. Bouwinspecteurs begroot de herstelwerkzaamheden in totaal op € 29.445,35 inclusief btw.
3.10.
[gedaagde 2] heeft verschillende herstelplannen opgesteld. Partijen waren het niet op alle onderdelen met elkaar eens.
3.11.
[gedaagde 2] heeft een controleberekening van de gerealiseerde constructie laten uitvoeren door BBS Bouwadvies. BBS heeft op 30 mei 2022 in haar controleberekening van houten balklaag en stalen onderlagen bericht dat de liggers 3, 4 en 5 verzwaard dienen te worden.
3.12.
[gedaagde 2] heeft als laatste herstel voorgesteld overeenkomstig een door hem opgesteld plan, aangeduid als het vijfde herstelplan (P. 10 conclusie van antwoord). Partijen hebben toen in oktober 2022 afgesproken dat [gedaagde 2] de gebreken zou herstellen overeenkomstig dit herstelplan en dat hij daarmee begin december 2022 zou beginnen.
3.13.
Op 31 oktober 2022 heeft de advocaat van [gedaagde 2] aan [eiser] laten weten dat [eiser] een ongeval was overkomen waarbij hij een aantal botbreuken had opgelopen en dat er over vijf weken sprake kon zijn van herstel, tenzij uit een test met gewichten anders zou blijken.
3.14.
[eiser] heeft Top Expertise opnieuw ingeschakeld, omdat de verzakking van het dak verergerde. Top Expertise heeft het dak opnieuw geïnspecteerd en heeft op 17 januari 2023 aan [eiser] per e-mail gemeld dat de gehele constructie wat meer is doorgezakt ten opzichte van de eerdere meting van 10 december 2021 van Bouwinspecteurs. Top Expertise vermeldt verder dat dit verdere doorzakken aangeeft dat herstelwerkzaamheden op korte termijn dienen te worden uitgevoerd, zeker om verdere schade te voorkomen.
3.15.
Bij brief van 12 april 2023 heeft [eiser] [gedaagde 2] nogmaals in gebreke gesteld en is hem een laatste mogelijkheid geboden om tot herstel over te gaan en aansprakelijkheid te erkennen voor door [eiser] geleden en te lijden schade en is [gedaagde 2] aangezegd dat in het geval hij niet aan de sommatie voldoet binnen de in de brief gestelde termijn, de vordering tot nakoming vanaf dat moment zal zijn omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
3.16.
[gedaagde 2] heeft in reactie op genoemde brief laten weten - samengevat - dat hij de zaak ook graag opgelost ziet, maar dat hij als gevolg van het ongeval en daarna opgetreden complicaties niet in staat is om te werken. Hij geeft aan bezig te zijn mensen te regelen om de gebreken te herstellen, maar dat dat nog niet gelukt is.
3.17.
[gedaagde 2] heeft daarna niet meer gereageerd op een laatste termijnstelling door [eiser] , waarna [eiser] op 17 mei 2023 de vordering tot nakoming heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
3.18.
Op 1 september 2023 heeft [eiser] [gedaagde 2] gesommeerd tot betaling van herstelkosten van € 42.264,56 en tot betaling van de kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid, gevolgschade en buitengerechtelijke kosten.
3.19.
[eiser] heeft (herstel)werkzaamheden aan de uitbouw laten uitvoeren door CMB Totaalbouw. [eiser] heeft aan CMB Totaalbouw een bedrag van € 42.759,94 betaald.
3.20.
[gedaagde 2] heeft na meerdere sommaties van [eiser] de gevorderde herstelkosten niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van:
  • € 42.759,94 wegens vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024,
  • € 1.038,84 wegens gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2023,
  • € 1.212,99 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024,
  • € 1.361,25 wegens kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024,
  • de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
[eiser] voert ter onderbouwing van de vordering aan dat [gedaagde 2] de werkzaamheden met betrekking tot de aanbouw ondeugdelijk heeft uitgevoerd, waardoor [eiser] schade heeft geleden. Ekhardt weigerde de gebreken in het werk te herstellen, waarna [eiser] zijn vordering heeft omgezet in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding. [gedaagde 2] weigert de schadevergoeding te betalen. [eiser] vordert tevens hoofdelijke veroordeling van de vof en van [gedaagde 3] . De aangevoerde grondslag daarvoor is dat de eenmanszaak is voortgezet door de vof.
4.3.
[gedaagden] voeren verweer, dat hierna bij de beoordeling aan de orde komt.

5.Beoordeling

Zijn de vof en [gedaagde 3] aansprakelijk voor door [eiser] geleden schade?
5.1.
Niet in geschil is dat de aannemingsovereenkomst is gesloten tussen [eiser] en de in de vorm van een eenmanszaak gedreven onderneming van [gedaagde 2] . [eiser] stelt dat de vof en [gedaagde 3] naast [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld die voortvloeit uit de overeenkomst tussen [eiser] en de eenmanszaak van [gedaagde 2] . Hij voert daartoe aan dat de eenmanszaak is voortgezet door de vof en dat de activa en passiva van de eenmanszaak daarbij zijn overgedragen aan de vof. Dit laatste is door [gedaagden] gemotiveerd weersproken.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de vof en [gedaagde 3] niet aansprakelijk zijn voor verbintenissen die voortvloeien uit de tussen [eiser] en [gedaagde 2] gesloten overeenkomst. Als eerste is niet komen vast te staan dat de eenmanszaak is ingebracht in de vof, nu [gedaagde 2] dit heeft betwist. Het enkele feit dat in het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat de eenmanszaak is voortgezet door de vof, is daartoe niet voldoende, alleen al omdat voortzetten en inbrengen niet hetzelfde betekenen. Maar ook als wel zou vaststaan dat de eenmanszaak is ingebracht in de vof, is dat op zichzelf niet voldoende voor het laten ontstaan van aansprakelijkheid van de vof voor de vordering van [eiser] . Nergens blijkt immers uit de dat de vof de schulden van de eenmanszaak of de overeenkomst met [eiser] heeft overgenomen, terwijl een enkele inbreng van een schuld in een onderneming op zichzelf ook onvoldoende is om de gestelde aansprakelijkheid te doen ontstaan. Daarvoor is nodig dat de vof en/of [gedaagde 3] zich jegens [eiser] hebben verbonden de overeenkomst over te nemen of om de schuld te voldoen. Uit de verklaring van [eiser] op de mondelinge behandeling wordt geconcludeerd dat aan hem geen mededeling is gedaan van een contracts- of schuldovername door de vof. Dat betekent dat niet aan de vereisten voor een rechtsgeldige cessie is voldaan. Concluderend is niet komen vast te staan dat de overeenkomst met [eiser] en/of de daaruit voortvloeiende schuld door de vof zijn overgenomen. De vof en [gedaagde 3] kunnen daarom niet door [eiser] worden aangesproken. De vorderingen jegens hen zullen dan ook worden afgewezen.
De schadevordering
5.3.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde 2] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Uit de twee deskundigenrapporten blijkt duidelijk dat het door hem geleverde werk van onvoldoende kwaliteit is geweest. [eiser] heeft ter zake recht op vergoeding van de gevolgschade en op een vervangende schadevergoeding met betrekking tot de herstelwerkzaamheden die [gedaagde 2] had moeten uitvoeren.
5.4.
In deze procedure twisten partijen over de omvang van de gebreken en de daarmee verband houdende vervangende schadevergoeding, maar op een eerder moment hebben partijen over de omvang van de door [gedaagde 2] uit te voeren herstelwerkzaamheden overeenstemming bereikt. Vast is namelijk komen te staan dat [eiser] en [gedaagde 2] het er rond oktober 2022 over eens waren dat [gedaagde 2] herstelwerkzaamheden zou gaan uitvoeren aan de uitbouw, overeenkomstig het vijfde herstelplan. Dat dit uiteindelijk niet is gebeurd, vindt zijn oorzaak in het feit dat [gedaagde 2] het werk niet meer kon uitvoeren als gevolg van het hem overkomen ongeval en nadien opgetreden complicaties bij zijn herstel. Dat neemt echter niet weg dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 2] het vijfde herstelplan zou uitvoeren. Het herstelplan zal daarom het uitgangspunt zijn bij de beoordeling van de vordering van [eiser] , omdat het herstelplan de omvang van de herstelverplichting van [gedaagde 2] vastlegt.
5.5.
De gevorderde vervangende schadevergoeding moet beoordeeld worden in het licht van dit niet uitgevoerde herstelplan. Dat betekent dat de kosten moeten worden begroot die gemoeid zouden zijn geweest met uitvoering van de herstelwerkzaamheden volgens dit herstelplan. Het verweer van [gedaagde 2] dat hij niet kan worden aangesproken voor méér dan met [eiser] was overeengekomen zal in het kader van deze kostenbegroting worden meegenomen. Uitgaande van het vijfde herstelplan komen niet voor vergoeding in aanmerking werkzaamheden die door CMB Totaalbouw zijn uitgevoerd en waarvan [eiser] in deze procedure betaling vordert, maar die niet zien op werkzaamheden uit het vijfde herstelplan.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van [gedaagde 2] dat [eiser] bepaalde gebreken ten tijde van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken, niet hoeft te worden beoordeeld. Met het overeenkomen van de herstelwerkzaamheden als vermeld in het vijfde herstelplan, heeft [gedaagde 2] dit verweer prijsgegeven.
5.7.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat het voor rekening komt van [eiser] dat hij het vijfde herstelplan niet kon uitvoeren. Dit omdat [eiser] hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn eerdere herstelplannen uit te voeren. Dat hij door het ongeval vervolgens niet het vijfde herstelplan kon uitvoeren, moet daarom voor risico van [eiser] komen, aldus [gedaagde 2] .
5.8.
[gedaagde 2] betoogt hiermee dat als [eiser] eerder had ingestemd met zijn herstelplannen, het herstel zou zijn uitgevoerd voordat hij het ongeluk kreeg waardoor hij niet meer kon werken. Dat verweer gaat niet op. [gedaagde 2] heeft immers zelf herhaaldelijk niet ingestemd met de door [eiser] gewenste herstelwerkzaamheden. Met name stemde hij niet in met de grootste herstelpunten, die zien op het water op het dak (afschot), de plooien in de EPDM dakbedekking en de dakconstructie en het plafond. Slechts met enkele kleinere punten stemde [gedaagde 2] in, zoals het aanbrengen van een tweede hemelwaterafvoer, herstel van schade aan het hout en schilderwerk door schroefgaatjes, het vervangen van een loodflap en vervanging van de afsluiter van de verwarming. [gedaagde 2] heeft in het vijfde herstelplan echter opgenomen het aanbrengen van een tweede hemelwaterafvoer en het aanbrengen van een loodslab bij de onderdorpel. Daarmee heeft hij ermee ingestemd dat hij deze alsnog zou herstellen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ondergeschikte punten van het afsluitdopje van de verwarming en de schroefgaatjes zijn geregeld. In ieder geval komen deze niet terug in het laatste herstelplan, zodat deze buiten het geschil vallen.
5.9.
Ten aanzien van de gevolgschade heeft [gedaagde 2] als verweer aangevoerd dat deze moet worden afgewezen, omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. Dat elders goedkoper een mobiele keuken kon worden gehuurd, zoals [gedaagde 2] stelt, moge zo zijn, maar de door [eiser] opgevoerde kosten van het huren van een mobiel keukenblok van € 115,00 per week en de materialen van de bouwmarkt van € 23,49 zijn alleszins redelijk. Bovendien betreffen die goedkopere mobiele keukens kleine units zonder werkblad en dergelijke, zoals blijkt uit de door [gedaagde 2] overgelegde advertenties. [eiser] kon echter de gehele keuken niet gebruiken. Van hem mocht niet worden verwacht dat hij zich vijf weken lang zou behelpen met een beperkt keukenblok als in de advertenties weergegeven die door [gedaagde 2] zijn overgelegd.
De verhuiskosten van € 40,35 zien op dozen en inpakpapier. De noodzaak tot het maken van deze kosten is voldoende aannemelijk en bovendien zijn deze kosten dermate beperkt van omvang dat deze niet als onredelijk hoog kunnen worden aangemerkt. Het bedrag van € 300,00 voor waterschade aan de overgordijnen zal ook worden toegewezen. Dat schade aan de gordijnen is ontstaan is voldoende aannemelijk, gelet op de overgelegde foto in relatie tot de lekkage die onbetwist heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft de schade op genoemd bedrag begroot en dat bedrag komt niet onredelijk voor. De gevolgschade van in totaal € 1.038,84 zal in het eindvonnis worden toegewezen.
5.10.
Het beroep van [gedaagde 2] op vermindering van de schadevergoeding met door [eiser] genoten voordeel wordt niet gehonoreerd. Het gebrek is immers al vrij snel na oplevering van de uitbouw ontstaan. Bovendien geldt dat voor zover [eiser] al voordeel zal hebben doordat de nieuw aangebrachte dakbedekking en het nieuwe schilderwerk naar verhouding langer meegaan dan als er geen gebreken waren geweest, dit niet opweegt tegen het nadeel dat [eiser] heeft ondervonden door de gebreken. [eiser] is vanaf juli 2021 doende geweest de gebreken door [gedaagde 2] te laten herstellen. Nadat [gedaagde 2] herhaaldelijk de (constructieve) gebreken had betwist, is uiteindelijk wel komen vast te staan dat de uitbouw constructieve gebreken heeft en heeft [eiser] ingestemd met herstel. Het ongemak dat [eiser] in deze periode heeft ondervonden weegt zwaarder dan een eventueel voordeel. Het is daarom niet redelijk om dat eventuele voordeel in mindering te brengen op de schadevergoeding.
5.11.
Het beroep van [gedaagde 2] op matiging van de schadevergoeding zal in het eindvonnis worden beoordeeld.
5.12.
De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de schade te begroten, uitgaande van de daadwerkelijk uitgevoerde herstelwerkzaamheden in relatie tot de werkzaamheden zoals die zijn vastgelegd in het vijfde herstelplan. Dit is op de mondelinge behandeling al met partijen besproken. Voordat tot benoeming van een deskundige wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige;
- de aan de deskundige voor te leggen vragen.
5.13.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van bouwkunde en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
1. Kunt u een begroting maken van de reële kosten van de afgesproken herstelwerkzaamheden aan de uitbouw zoals deze zijn vermeld in het vijfde herstelplan (P. 10 bij conclusie van antwoord), een en ander voor zover deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
5.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiser] worden betaald.
5.15.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
5.16.
Van partijen wordt verwacht dat zij over de te benoemen deskundige met elkaar in overleg treden en zo veel mogelijk met een gezamenlijk voorstel komen. Indien partijen het niet eens worden over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de persoon of de personen die door de wederpartij zullen worden voorgesteld, waarbij eventuele bezwaren tegen deze persoon of personen dienen te worden gemotiveerd.
5.17.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
5.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 februari 2025om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
6.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.