ECLI:NL:RBGEL:2025:6861

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11141055 \ CV EXPL 24-1810
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeluk tussen huurauto en Vitz met bewijslevering door eiseres

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde. De zaak betreft een verkeersongeluk waarbij de eiseres stelt dat de gedaagde geen voorrang heeft verleend aan de Vitz, wat heeft geleid tot schade aan de huurauto van de eiseres. De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 januari 2025, waarin de eiseres de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van de aansprakelijkheid van de gedaagde.

De eiseres heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een onderzoeksrapport van een expert, foto’s van de betrokken voertuigen, en schriftelijke verklaringen van getuigen. De kantonrechter heeft het rapport van de expert, [bedrijf 1], als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de bezwaren van de gedaagde over de methodologie en de betrouwbaarheid van het rapport. De kantonrechter concludeert dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde het ongeval heeft veroorzaakt en dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade.

De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 6.467,42, inclusief wettelijke rente, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld, en de kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres, met uitzondering van enkele niet onderbouwde vorderingen, toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11141055 \ CV EXPL 24-1810
Vonnis van 20 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Gorthuis (Incasso Nederland)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.C. de Jong (Post & Bouter Advocaten)

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2025 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte van [eiseres] inclusief producties 26 t/m 36;
- de akte van [gedaagde] inclusief productie 14.
1.2.
Vervolgens is de datum van het vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 10 januari 2025 is overwogen en beslist.
2.2.
[eiseres] is in voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat het ongeval tussen de huurauto en de Vitz is ontstaan doordat [gedaagde] komende vanuit oostelijke richting en afslaande vanaf de Santa Rosaweg geen voorrang heeft verleend aan de tegemoetkomende Vitz, die in tegengestelde richting op de doorgaande Santa Rosaweg reed.
2.3.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [eiseres] een onderzoeksrapport van [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1] ) (productie 26), drie foto’s van de Vitz (producties 27 tot en met 29), een foto van de huurauto (productie 30), schriftelijke verklaringen van betrokkenen (productie 31) en audiobestanden (productie 32) overgelegd. [eiseres] meent met het rapport van [bedrijf 1] en de aanvullende producties voldoende te hebben aangetoond dat [gedaagde] het ongeval heeft veroorzaakt en dus aansprakelijk is voor alle gevolgen daarvan.
2.4.
[bedrijf 1] heeft in het rapport van 27 februari 2025 (productie 26) het volgende, voor zover thans van belang, vermeld:
‘(..)
Schadebeeld [kenteken 1]
(..)
De schade aan het voertuig, een Kia Picanto met het kenteken [kenteken 1] , is consistent met een botsing tegen de rechter- en voorflank van het voertuig (..). Daarnaast is er sprake van een significante verschuiving van de bumper, het chassis, de wielophang en het motorblok naar de linkerzijde van het voertuig. Dit duidt erop dat er een aanzienlijke kracht is uitgeoefend op deze delen van het voertuig, wat de integriteit van de voertuigstructuur heeft aangetast.
(..)
Schadebeeld [kenteken 2]
Rapporteurs hebben (..) vastgesteld dat de primaire impact zich manifesteerde aan de linkerzijde van het voertuig. Uit de geconstateerde schade aan de wielen en banden, die zich in een rechts-opwaartse richting presenteert, kan worden afgeleid dat het voertuig vóór de botsing rechtswaarts is gestuurd en tevens een rotatiebeweging heeft ondergaan. De schade aan de motorkap, in combinatie met de deuken in de bumper en de schade aan de wielophangingssystemen, suggereert dat het voertuig voor de impact zijn snelheid heeft verminderd (..).
Weg inrichting ter plaatse
(..)
Daarnaast dient te worden aangemerkt dat de kruising, door de configuratie van de verhoogde weghelftsplitsing ter plaatse, een belemmering vormt voor voertuigen die vanuit de Perseusweg komen, met name voor voertuigen die uit de linkerrijstrook willen afslaan of de bocht naar rechts willen nemen. De fysieke infrastructuur van de weg kan de manoeuvreerbaarheid van voertuigen aanzienlijk beperken.
(..)
Conclusie
(..)
Het schadebeeld van voertuig [kenteken 1] , zoals dit aan de rechter- en voorzijde van het voertuig is geobserveerd, wijst onmiskenbaar op een impact van aanzienlijke kracht. Dit kan uitsluitend worden verklaard door de veronderstelling dat het voertuig [kenteken 1] in een schuin georiënteerde positie in beweging was en [kenteken 2] met aanzienlijke vaart het conflictpunt naderde.
(..)
Gezien het schadebeeld van zowel voertuig [kenteken 1] als voertuig [kenteken 2] , kan met wetenschappelijke zekerheid worden gesteld dat de verklaring van [gedaagde] onverenigbaar is met de fysische aanwijzingen die naar voren komen uit de schadebeelden en de getuigenverklaringen.
(..)’
2.5.
Volgens [gedaagde] is [eiseres] niet geslaagd in haar bewijsopdracht. [gedaagde] trekt de betrouwbaarheid van het rapport van [bedrijf 1] in twijfel. Zij wijst erop dat [bedrijf 1] het rapport van [bedrijf 2] als uitgangspunt heeft genomen, terwijl [gedaagde] reeds de onjuistheid en onvolledigheid van dat rapport heeft uiteengezet. Daarnaast is [gedaagde] niet door [bedrijf 1] gehoord als betrokken partijen bij het ongeval, is [bedrijf 1] slechts van één hypothese uitgegaan en is [bedrijf 1] ervan uitgegaan dat de voorwielen van de huurauto naar links waren gedraaid terwijl [gedaagde] steeds heeft verklaard dat zij de auto direct na het ongeval heeft verplaatst.
2.6.
De kantonrechter ziet naar aanleiding van hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het rapport van [bedrijf 1] en overweegt daartoe het volgende. Het had voor de hand gelegen dat [gedaagde] ook als betrokken partij bij het ongeval zou zijn gehoord door [bedrijf 1] . De omstandigheid dat dit niet is gebeurd, maakt het rapport echter niet per definitie onbetrouwbaar of onjuist. Ook de omstandigheden dat [bedrijf 1] het rapport van [bedrijf 2] heeft geraadpleegd en ‘slechts’ van één hypothese is uitgegaan leidt niet tot een andere conclusie. Uit de alinea onder ‘onderzoeksmethode (pagina 2 van het rapport) blijkt dat [bedrijf 1] haar onderzoek niet enkel op het rapport van [bedrijf 2] heeft gebaseerd, maar ook een eigen onderzoek heeft uitgevoerd. [bedrijf 1] heeft op basis van de door haar geraadpleegde informatie conclusies getrokken en onderbouwd hoe zij tot die conclusie is gekomen. Dat [gedaagde] meent dat [bedrijf 1] conclusies (mogelijk) op onjuiste gronden zijn getrokken, is een inhoudelijke discussie.
2.7.
[bedrijf 1] heeft mede aan de hand van de stand van de wielen en de geconstateerde schades aan de betrokken auto’s geconcludeerd dat [gedaagde] het ongeval moet hebben veroorzaakt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] de huurauto na het ongeval heeft verplaatst, zodat aan de stand van de wielen van de huurauto die door [gedaagde] werd bestuurd, zoals weergegeven op de foto’s, geen (doorslaggevende) conclusies kunnen worden getrokken. Dit is echter anders voor de schade aan de huurauto, nu dat niet is veranderd bij het verplaatsen van de huurauto. Daarnaast staat vast dat de Vitz niet is verplaatst na het ongeval zodat aan de stand van de wielen en de schade aan die auto wel conclusies kunnen worden getrokken. Hoewel de (locatie van de) schade aan de auto’s in de door partijen geschetste scenario’s hetzelfde zou (kunnen) zijn geweest, aangezien de Vitz in beide scenario’s van rechts kwam ten opzichte van de huurauto, heeft [bedrijf 1] opgemerkt dat de aan de huurauto vastgestelde schade door een buitengewoon hevige botsing moet zijn ontstaan. Daarnaast heeft [bedrijf 1] erop gewezen dat er een verhoogde weghelftsplitsing aanwezig is dat een belemmering en beperkte manoeuvreerruimte geeft voor voertuigen die vanuit de Perseusweg komen en rechts af willen slaan. Gelet hierop acht [bedrijf 1] het meer voor de hand liggen dat de door [eiseres] geschetste scenario heeft plaatsgevonden.
2.8.
[gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerde bezwaren hiertegen aangevoerd. Zij heeft hoofdzakelijk haar standpunt gehandhaafd dat zij vanuit een andere richting kwam. Indien en voor zover [gedaagde] van mening was dat er onjuiste conclusies zijn getrokken aan de hand van de schade aan de auto’s had zij een second opinion kunnen laten uitvoeren om haar stelling op dit punt meer handen en voeten te geven. Dit heeft zij nagelaten. Voorts heeft [gedaagde] de aanwezigheid van de verhoogde weghelft en de door [bedrijf 1] aangestipte belemmering en beperkte manoeuvreerruimte onbesproken gelaten terwijl dit, zo overweegt de kantonrechter, wel cruciale aspecten zijn bij het ongeval. Als gevolg daarvan is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] voldoende bewijs heeft geleverd om tot het oordeel te komen dat de toedracht heeft plaatsgevonden zoals door [eiseres] is gesteld. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde] ten onrechte geen voorrang heeft verleend aan de Vitz. Zoals tijdens de mondelinge behandeling ook door [gedaagde] is erkend, is de aansprakelijkheid van haar daarmee gegeven.
2.9.
Dan dient beoordeeld te worden of [gedaagde] gehouden is de door [eiseres] gevorderde schadebedragen te vergoeden.
Waarde huurauto
2.10.
In het tussenvonnis van 10 januari 2025 is onder rov. 4.14 reeds geoordeeld dat een bedrag van 11.564,73 ANG (aan dagwaarde huurauto) voor toewijzing in aanmerking komt.
Gemiste omzet
2.11.
[eiseres] is in de gelegenheid gesteld haar vordering betreffende gederfde winst, hetgeen volgens haar 75% van de omzet bedraagt, nader te onderbouwen. [eiseres] heeft daartoe de winst en verliesrekening 2023 (productie 33), winst en verliesrekening 2024 (productie 34), een accountantsrapport jaarrekening 2023 (productie 35) en een e-mail van 10 december 2023 (productie 36) overgelegd. Gederfde winst wordt berekend door de gemiste omzet te verminderen met de kosten die hadden moeten worden gemaakt om die omzet te realiseren. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan niet (eenvoudig) vastgesteld worden dat de gederfde winst aan de zijde van [eiseres] 75% van de gestelde omzet is geweest. Deze vorderingen (van 487,10 en 3.780 ANG) worden daarom afgewezen.
Sleepkosten
2.12.
Tussen partijen staat vast dat de huurauto na het ongeval is weggesleept. [eiseres] vordert 250 ANG aan sleepkosten (productie 8B bij dagvaarding) en voert aan dat deze kosten niet worden gedekt door de verzekeraar. [gedaagde] heeft deze kosten onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze post wordt toegewezen.
Total lossverklaring
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiseres] gemaakte kosten voor de total lossverklaring (150 ANG) op de voet van artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b. BW voor vergoeding in aanmerking komen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de herstelkosten van de auto hoger lagen dan de dagwaarde van de auto, zodat een total loss verklaring terecht is geweest. Aangezien [gedaagde] in haar akte niet nader op deze kostenpost is ingegaan en de kantonrechter de gevorderde kosten redelijk acht, wordt deze vordering toegewezen.
Aanvullende kosten verzekering
2.14.
Daarnaast vordert [eiseres] een bedrag van 350 ANG aan eigen risico en 512,36 ANG aan verval van restitutie van de premie. Nu tegen deze kosten verweer is gevoerd door [gedaagde] , waaronder dat niet is gebleken dat deze kosten aan [eiseres] zijn doorbelast, en [eiseres] deze kosten niet nader heeft onderbouwd, worden deze vorderingen als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Samenvattend
2.15.
Op grond van het voorgaande is [gedaagde] gehouden aan [eiseres] te vergoeden 11.964,73 ANG (11.564,73 ANG (waarde huurauto) + 250 ANG (sleepkosten) + 150 ANG (total lossverklaring)). Dat resulteert, met een wisselkoers van 1,85 Antilliaanse gulden (ANG) per Euro, in een bedrag van € 6.467,42. [1] Dit bedrag wordt toegewezen.
2.16.
De wettelijke rente over dat bedrag wordt toegewezen vanaf 3 februari 2024, de datum waarop [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren na de ingebrekestelling van 19 januari 2024.
Buitengerechtelijke kosten
2.17.
De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 10 januari 2025 onder rov. 4.17 de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen. [eiseres] kan zich hier niet mee verenigen, omdat volgens haar een foute telling van dagen is gehanteerd. Reden waarom zij de kantonrechter verzoekt op zijn beslissing terug te komen. Die beslissing is uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen en betreft dus een eindbeslissing. De kantonrechter is aan die beslissing in beginsel in het verdere verloop van het geding gebonden. Slechts wanneer een eerder gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een evidente onjuiste juridische of feitelijke grondslag, kan door de kantonrechter worden overgegaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak wordt gedaan (HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521). De door [eiseres] aangevoerde stellingen geven geen aanleiding om aan te nemen dat de beslissing op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag berust zodat de kantonrechter het verzoek om terug te komen op die beslissing passeert. De kantonrechter blijft dus bij zijn beslissing dat de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
2.18.
[gedaagde] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
1.015,00
(2,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.811,38
2.19.
Deze uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [eiseres] heeft dat gevorderd en [gedaagde] heeft daar geen (kenbaar) verweer tegen gevoerd.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.467,42 (ANG 11.964,73), te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) daarover, met ingang van 3 februari 2024 tot de dag dat alles is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.811,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.
40410 / 51588

Voetnoten

1.Zie rov. 4.13 tussenvonnis 10 januari 2025.