Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2025,
- de pleitnota van [eisers] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“niet bekend is dat het vonnis aan [eiseres 1] is betekend of dat er een verzoek tot medewerking is gedaan namens uw cliënte”. [gedaagde] betwist evenwel dat [eisers] voldoende heeft aangeboden om aan de veroordelingen te voldoen. Ter zitting is ook gebleken dat [naam 2] wel degelijk wist tot welke systemen toegang zou moeten worden gegeven. Dat [eisers] daarvan niet op de hoogte werd gesteld door [gedaagde] en daarom niet tijdig heeft kunnen voldoen aan de veroordelingen, is dan ook niet aannemelijk. Dat [naam 2] volgens [eisers] geen toegang tot de systemen kon geven, omdat [gedaagde] zijn account had geblokkeerd waarop codes en wachtwoorden binnenkwamen, is door [gedaagde] eveneens betwist. Evenals de stelling dat [naam 2] op 6 januari 2025 een lijst heeft achtergelaten in het kantoor van [bedrijf 1] met daarop de betreffende rekening en verantwoording. Verder is onweersproken dat [naam 2] op 6 januari 2025 weliswaar de bankpas en de reader van de Rabobankrekening heeft achtergelaten bij [gedaagde] , maar niet de benodigde pincode. Onbetwist is dat de advocaat van [gedaagde] dit aan de advocaat van [eisers] heeft gemeld. Pas op 14 januari 2025 is de pincode door [eisers] verschaft aan [gedaagde] . Op grond van het voorgaande is in het bestek van dit kort geding dan ook niet aannemelijk geworden dat door toedoen van [gedaagde] [eisers] niet eerder dan op 14 januari 2025 aan het vonnis van 12 december 2024 kon voldoen. Dat sprake is van schuldeisersverzuim van [gedaagde] , van welke stelling [eisers] de stelplicht en bewijslast draagt, is vooralsnog niet gebleken. Op grond hiervan is niet aannemelijk geworden dat [eisers] ten aanzien van deze veroordelingen geen dwangsommen heeft verbeurd tot 14 januari 2025.