ECLI:NL:RBGEL:2025:660
Rechtbank Gelderland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over een weide met vordering tot betaling van huurpenningen en boete
In deze zaak vordert de eiser, [eiser + verweerder in vrw rec.], betaling van huurpenningen en een boete van de gedaagde, [gedaagde + eiser in vrw rec.], in verband met een huurovereenkomst voor een perceel grond. De procedure begon met een tussenvonnis op 2 augustus 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 december 2024. De partijen zijn in april 2022 in overleg getreden over de verhuur van de weide, maar er ontstond onduidelijkheid over de huurovereenkomst. De eiser stelt dat de gedaagde vanaf januari 2023 geen huur meer heeft betaald, wat leidt tot de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het perceel. De gedaagde voert verweer en stelt dat er geen geldige overeenkomst is, en dat zij de overeenkomst heeft opgezegd vanwege tekortkomingen van de eiser. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een huurovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat de gedaagde slechts een deel van de huur verschuldigd is. De vordering tot ontbinding en ontruiming wordt afgewezen, evenals de vordering tot betaling van de boete. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.