ECLI:NL:RBGEL:2025:6544

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
11217700
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van algemene voorwaarden van Q-Park en vorderingen tot schadevergoeding na onrechtmatig verlaten van parkeergarage

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen. De gedaagde, die zijn pinpasjes kwijt was, heeft de slagboom omhoog getild met hulp van een bijrijder, waardoor de slagboom beschadigd raakte. Q-Park vorderde een totaalbedrag van € 2.548,18, bestaande uit een tarief voor een verloren kaart, aanvullende schadevergoeding, schade aan de slagboom en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Q-Park en de gedaagde, en dat de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing zijn. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van Q-Park, inclusief het tarief voor de verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding voor de slagboom toegewezen, maar kon niet vaststellen dat de gedaagde zelf de slagboom had beschadigd. Desondanks werd de gedaagde als mede-aansprakelijke beschouwd op basis van groepsaansprakelijkheid. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11217700 \ CV EXPL 24-5974
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder de accommodatie Eindhoven-Stadhuisplein (hierna: de parkeergarage). Q-Park biedt tegen betaling parkeerplaatsen aan in de parkeergarage.
2.2.
Bij de ingang van de parkeergarage zijn op een informatiebord vóór de slagboom de geldende tarieven
(“Maandag t/m zondag € 2,00 / 39 min.” en “Maximaal dagtarief € 22,00”)en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Q-Park vermeld, alsmede de vindplaats van de algemene voorwaarden. Verder staat op het informatiebord:
“Bij doorrijden zonder betalen is het tarief verloren kaart, schadevergoeding ad € 325,52 (prijspeil oktober 2021, indexatie conform CPI) en overige geleden (gevolg-)schade verschuldigd. (…) Bij verlies inrijkaart geldt 1x dagtarief.”
2.3.
In de algemene voorwaarden parkeren van Q-Park, versie 22 februari 2024 (hierna: de AV) is onder meer het volgende bepaald:
“Gebruik Parkeerbewijs
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Verlies Parkeerbewijs
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
(…)
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
5.9
Q-Park is vrij het in artikel 5.5 en 5.7 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.
(…)
7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties.
(…)
8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet (…) en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie (…). De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven (…).
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen Q-Park en zakelijke klanten bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250. In afwijking van vorenstaande geldt tussen Q-Park en de consument (een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) de wettelijke regeling van art. 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.”
2.4.
Op 24 februari 2024, omstreeks 04:43 uur, heeft [gedaagde], als bestuurder van de auto met kenteken TT-377-L (hierna: de auto), de parkeergarage verlaten zonder te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.548,18. Dit bedrag bestaat uit de betaling van een bedrag van € 17,50 aan ‘tarief verloren kaart’, € 373,81 aan aanvullende schadevergoeding, € 1.824,50 aan slagboomschade en € 332,37 aan buitengerechtelijke kosten. Dit alles te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Volgens Q-Park is tussen partijen een (parkeer)overeenkomst tot stand gekomen, omdat zij aan [gedaagde] tegen betaling een parkeerplaats heeft aangeboden en dat aanbod is geaccepteerd. Het voertuig, waarvan
[gedaagde] bestuurder was, heeft op 24 februari 2024 omstreeks 04:43 uur zonder betalen de parkeergarage verlaten. Op videobeelden van de uitgang van de parkeergarage is te zien dat de slagboom handmatig wordt geopend en daardoor volledig afbreekt. Daarna rijdt [gedaagde] de parkeergarage uit. Er is daarom in strijd gehandeld met de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, althans daardoor heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld. [gedaagde] is op grond daarvan het tarief verloren kaart verschuldigd, de schadevergoeding voor het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen, de kosten voor het herstel van de slagboom en – door het niet betalen van deze vorderingen – een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat het klopt dat hij de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen. Dit kwam omdat hij zijn pinpasjes kwijt was geraakt. Hij heeft nog gekeken of hij op een andere manier een uitrijkaart kon krijgen, maar dat bleek niet het geval. De persoon die bij [gedaagde] in de auto zat heeft vervolgens de slagboom omhooggetild, zodat [gedaagde] eronderdoor kon rijden. [gedaagde] had niet de indruk dat de slagboom daardoor beschadigd is geraakt of kapot is gegaan. [gedaagde] voert verder aan dat de factuur voor de reparatiekosten van de slagboom merkwaardig is, omdat hierop geen BTW staat vermeld. De schade aan de slagboom en de herstelkosten daarvan zijn door Q-Park ook niet verder onderbouwd. Bovendien is de door Q-Park gevorderde boete van € 373,81 voor het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen, absurd hoog en niet in verhouding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Door het inrijden van de parkeergarage is de bestuurder van de auto, in dit geval [gedaagde], een overeenkomst aangegaan met Q-Park. Vaststaat dat bij de ingang van de garage een bord staat met daarop de parkeertarieven. Ook wordt op dat bord gewezen op de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de (digitale) vindplaats daarvan. Daarmee is voldaan aan de artikelen 6:234, 6:230a, 6:230b en 6:230c BW, zodat de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen Q-Park en [gedaagde] van toepassing zijn en op de juiste wijze aan [gedaagde] zijn verstrekt.
Tarief verloren kaart
4.2.
Het door Q-Park gevorderde ‘tarief verloren kaart’ volgt uit de algemene voorwaarden (artikel 5.5 van de AV). Deze vordering wordt door [gedaagde] niet betwist. De kantonrechter is bovendien van oordeel dat deze vordering redelijk is. Omdat er sprake is van een overeenkomst met een consument en er over artikel 5.5 AV niet afzonderlijk is onderhandeld, moet de kantonrechter de bepalingen in de overeenkomst ook nog ambtshalve toetsen aan de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13/EEG, hierna: de Richtlijn). De kantonrechter is van oordeel dat artikel 5.5 AV – ook in samenhang bezien met de andere vorderingen waar Q-Park (op grond van de algemene voorwaarden) aanspraak op maakt/ kan maken – niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. Het ‘tarief verloren kaart’ behelst immers een vergoeding voor het gederfde parkeertarief van Q-Park.
Aanvullende schadevergoeding
4.3.
Q-Park vordert daarnaast een bedrag aan aanvullende schadevergoeding wegens het zonder te betalen verlaten van de parkeergarage. Ook dit bedrag is gegrond op de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park. [gedaagde] kan zich niet vinden in de hoogte van het bedrag.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat een vergoeding voor het ‘tarief verloren kaart’ onverlet laat dat Q-Park een aanvullende schadevergoeding in de vorm van een forfaitair bedrag mag vorderen. Ook dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet oneerlijk. Het forfaitaire bedrag van € 373,81 dient immers als prikkel tot nakoming (pas uitrijden nadat er is betaald) en mag in dat opzicht voldoende afschrikwekkend zijn, zodat het zonder te betalen verlaten van de parkeergarage wordt ontmoedigd. Daarnaast staat de aanvullende schadevergoeding in redelijke verhouding tot het belang van Q-Park omdat het ook een vergoeding is van algemenere schade, zoals de inzet van personeel en apparatuur met betrekking tot het voorkomen van het zonder te betalen verlaten van de parkeergarage. Bovendien lijdt Q-Park omzetschade omdat de door [gedaagde] gebruikte parkeerplaats onterecht als ‘bezet’ aangemerkt blijft. Het parkeermanagementsysteem kan door de wijze waarop [gedaagde] de parkeergarage heeft verlaten namelijk niet registreren dat er een voertuig minder in de parkeergarage is. Van een buitensporige of onevenredige boete, zoals [gedaagde] aanvoert, is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake.
4.5.
Verder heeft Q-Park in artikel 5.8 AV cumulatie van andere bedingen uit de algemene voorwaarden voor dezelfde gedragingen uitgesloten. Ook om die reden is er geen sprake van een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn.
4.6.
[gedaagde] heeft tot slot nog aangevoerd dat het niet mogelijk was om in de parkeergarage op een andere manier een uitrijkaart te krijgen. Volgens [gedaagde] heeft hij de dag na het voorval Q-Park gebeld en uitgelegd dat hij zijn pinpas kwijt was en daardoor genoodzaakt was om op een andere manier de parkeergarage te verlaten. Q-Park heeft betwist dat [gedaagde] contact heeft opgenomen met haar klantenservice de dag na het voorval. Bovendien stelt Q-Park dat er in de parkeergarage voldoende mogelijkheden zijn om in contact te komen met de meldcentrale, die 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar is. Bijvoorbeeld door te bellen met het informatienummer of door middel van de ‘belknoppen’ op de betaalautomaten. [gedaagde] heeft niet gereageerd op deze stellingen en onderbouwingen van Q-Park, ondanks dat hij daartoe de kans heeft gehad. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de juistheid van de stellingen van Q-Park. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] voldoende mogelijkheden ter beschikking stonden om in contact te komen met Q-Park en op een rechtmatige wijze de parkeergarage te verlaten. Nu hij dat heeft nagelaten en de door Q-Park gevorderde aanvullende schadevergoedingsvordering – zoals hiervoor overwogen – ook niet oneerlijk, buitensporig of onevenredig is, kan deze dus worden toegewezen.
Vordering tot vergoeding van de slagboomschade
4.7.
Q-Park vordert verder een vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het omhoog tillen en daardoor afbreken van de slagboom. Zij onderbouwt de vordering onder andere met beeldmateriaal van een camera uit de parkeergarage, waarop het handelen van [gedaagde] te zien zou zijn. Dit beeldmateriaal heeft zij als productie 6 bij conclusie van repliek in het dossier gebracht. De kosten voor het herstel van de slagboom bedragen volgens Q-Park € 1.824,50.
4.8.
Op het door Q-Park overgelegde beeldmateriaal is (onder andere) te zien dat twee mannen voor de uitgang van de parkeergarage staan. Eén van die mannen loopt naar de slagboom toe en tilt deze omhoog, waarbij de slagboom (volledig) afbreekt. De andere persoon staat op een afstandje toe te kijken. Uit de beelden blijkt dus inderdaad, zoals door Q-Park gesteld, dat de slagboom door een persoon omhoog wordt getild en daardoor afbreekt. Op basis van het beeldmateriaal kan echter niet vastgesteld worden dat [gedaagde] degene is geweest die de slagboom omhoog heeft getild en daardoor heeft beschadigd. Tegenover de betwisting van [gedaagde] – dat niet hij maar zijn bijrijder de slagboom omhoog heeft getild – heeft Q-Park namelijk niet gesteld waarom [gedaagde] wél degene is geweest die de slagboom heeft beschadigd.
4.9.
Dit laat echter onverlet dat hier naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van mede-aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW (groepsverband). Voor aansprakelijk op grond van dat artikel is vereist dat de aangesprokene (in dit geval [gedaagde]) heeft deelgenomen aan gedragingen in groepsverband waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden. Daarnaast geldt als vereiste dat de deelneming aan deze gedragingen door de aangesprokene hem kan worden toegerekend en dat één van de deelnemers aan die gedragingen de benadeelde (in dit geval Q-Park) onrechtmatig schade heeft toegebracht. Voor groepsaansprakelijkheid is dus vereist dat er zowel een objectieve als een subjectieve samenhang bestaat: de deelnemers moeten een bijdrage hebben geleverd aan de onrechtmatige gedraging in groepsverband (objectieve samenhang) en er moet sprake zijn van eenzelfde bewustzijn van gemeenschappelijk optreden (subjectieve samenhang). De deelnemers moeten hun gedragingen dus op elkaar hebben afgestemd of hebben samengewerkt. Aan deze vereisten is in dit geval voldaan. De kantonrechter licht dat verder toe.
4.10.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord het volgende verklaard:
“De persoon die bij mij in de auto zat heeft toen de slagboom omhoog getild zodat ik eronderdoor kon rijden.”
In deze verklaring van [gedaagde] ziet de kantonrechter de erkenning dat er sprake is geweest van een bewuste samenwerking tussen [gedaagde] en zijn bijrijder om de garage op onrechtmatige wijze te verlaten door de slagboom op te tillen. Maar ook uit de als productie 6 bij conclusie van repliek overgelegde videobeelden volgt dat er sprake is geweest van een samenwerking tussen [gedaagde] en zijn bijrijder. Op die beelden is namelijk te zien dat [gedaagde] en zijn bijrijder:
  • op hetzelfde moment komen aanlopen bij de uitgang van de parkeergarage;
  • dat terwijl de één de slagboom optilt, de ander blijft wachten en toekijken;
  • dat ze samen weglopen nadat de slagboom door één van hen is opgetild (en afgebroken);
  • dat de slagboom nogmaals wordt opgetild door één van beiden, terwijl de auto eronderdoor rijdt;
  • dat degene die de slagboom omhoog hield daarna instapt aan de bijrijderskant van de auto, en;
  • dat de auto daarna wegrijdt.
4.11.
In het vorenstaande ligt zowel de objectieve als subjectieve samenhang besloten.
De kans op schade aan de slagboom en/of het parkeermanagementsysteem had [gedaagde] en zijn bijrijder bovendien ervan moeten weerhouden om de slagboom op te tillen en daar met de auto onderdoor te rijden. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, hij zelf een actieve bijdrage heeft gehad aan het op onrechtmatige wijze verlaten van de parkeergarage en hij zich ook niet aan het groepsverband heeft onttrokken, is hij (mede-)aansprakelijk voor de schade aan de slagboom van Q-Park.
4.12.
[gedaagde] heeft de (hoogte van de) vordering betwist. Hij stelt dat de vordering niet toegewezen kan worden omdat door Q-Park onvoldoende is onderbouwd wat de schade aan de slagboom is en wat de herstelkosten zijn. Bovendien is er geen BTW op de factuur vermeld.
4.13.
Bij conclusie van repliek heeft Q-Park als productie 7 een kostenspecificatie van de slagboomschade overgelegd. Met het in het geding brengen van de kostenspecificatie en de videobeelden, heeft Q-Park naar het oordeel van de kantonrechter haar schade voldoende onderbouwd. Dat er geen BTW op de kostenspecificatie vermeld staat, maakt niet dat deze ‘merkwaardig’ is (zoals door [gedaagde] gesteld) of dat deze (zo begrijpt de kantonrechter de betwisting van [gedaagde]) niet kan dienen ter onderbouwing van de schade van Q-Park. Temeer niet omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de schade als zodanig. Zo heeft hij niet gereageerd op de (nadere) onderbouwing van de schade door Q-Park, ondanks dat hij daartoe de kans heeft gehad. De kantonrechter zal dus uitgaan van de bedragen zoals die op de specificatie staan vermeld en zal deze toewijzen.
Verzuim en wettelijke rente
4.14.
Over de hiervoor toegewezen bedragen (€ 17,50 ( ‘tarief verloren kaart’), € 373,81 (aanvullende schadevergoeding) en € 1.824,50 (slagboomschade)) is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd. Voor het ‘tarief verloren kaart’ en de aanvullende schadevergoeding geldt namelijk dat [gedaagde] op 9 april 2024 door Q-Park in gebreke is gesteld en is gesommeerd om (onder andere) het bedrag van € 391,31 te betalen. Vaststaat dat [gedaagde] niet binnen de gestelde redelijke termijn van 16 dagen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, zodat hij per 26 april 2024 in verzuim is en over het voornoemde bedrag wettelijke rente dient te betalen. De wettelijke rente over de ‘tarief verloren kaart’ en aanvullende schadevergoeding is naar het oordeel van de kantonrechter niet al vanaf 24 februari 2024 verschuldigd (zoals door Q-Park gevorderd), omdat de verplichting tot betaling van het ‘tarief verloren kaart’ en de aanvullende schadevergoeding voortkomt uit artikel 5.5 AV. In dat artikel is geen fatale termijn voor betaling opgenomen. Hoewel de vordering van Q-Park direct opeisbaar was (bij gebreke van een overeengekomen termijn van nakoming, zie artikel 6:38 BW), was [gedaagde] pas in verzuim na het verstrijken van de redelijke termijn zoals opgenomen in de ingebrekestelling van 9 april 2024 (hetgeen volgt uit artikel 6:81 jo. 6:82 BW).
4.15.
Over de slagboomschade is [gedaagde] wel vanaf 24 februari 2025 wettelijke rente verschuldigd, aangezien dat de dag van de onrechtmatige gedraging is en de verbintenis tot schadevergoeding niet direct is nagekomen (artikel 6:81 BW jo. 6:83, aanhef en onder b BW).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Q-Park vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor de incasso van het ‘tarief verloren kaart’, de aanvullende schadevergoeding en de slagboomschade. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing op de vergoeding van het ‘tarief verloren kaart’ en de aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is. Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW) en ook hier weer beoordelen of er sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn.
4.17.
Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd op 9 april 2024 die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De door Q-Park op grond van artikel 8.2 AV gevorderde buitengerechtelijke incassokosten sluiten expliciet aan bij de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit. De vordering voor de buitengerechtelijke incassokosten voor het ‘tarief verloren kaart’ en de aanvullende schadevergoeding leidt dus niet tot een afwijking van de wettelijke regeling die zonder het beding zou gelden. Het beding is daarom ook niet oneerlijk en de gevorderde kosten zullen dus worden toegewezen.
4.18.
Het overige deel aan buitengerechtelijke kosten is gevorderd voor het verhaal van de slagboomschade. Dat deel van de hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit. De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen.
4.19.
De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk. Ook overigens is in dit geval niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten voor de slagboomschade zal toewijzen.
4.20.
Q-Park heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten niet vermeerderd met btw. Daarom zal een bedrag van € 332,37 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen per datum dagvaarding, nu door Q-Park niet is gesteld en ook niet is gebleken dat Q-Park deze kosten op een eerder moment heeft gemaakt.
4.21.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
Hoofdvorderingen
- Tarief verloren kaart
- Aanvullende schadevergoeding
- Slagboomschade
17,50
373,81
1.824,50
+
Totaal
2.215,81
- betalingen
- Buitengerechtelijke incassokosten
0,00
332,37
-/-
+
Totaal
2.548,18
4.22.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Q-Park worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.204,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 391,31 (aan ‘tarief verloren kaart’ en aanvullende schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 26 april 2024,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 1.824,50 (aan slagboomschade), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 24 februari 2024,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 332,37 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 9 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park bepaald op € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
64307