4.1.In het advies van 7 februari 2025 heeft de Hoorcommissie overwogen dat het verhuisadvies als zodanig niet gericht is op enig rechtsgevolg. Dat advies is geen voorziening in de zin van de Wmo 2015 en het brengt geen wijziging in de rechten, plichten of aanspraken van eiseres ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Wmo 2015. De bekendmaking ervan aan eiseres is daarom volgens de Hoorcommissie aan te merken als een mededeling van informatieve aard. Dat verhuisadvies kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat op grond van artikel 8:1 in verbinding met artikel 7:1 van de Awb alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit in de zin van de Awb, is de hoorcommissie van mening dat het bezwaar van eiseres tegen dat verhuisadvies niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag voor ambulante begeleiding heeft de Hoorcommissie voor zover van belang het volgende overwogen. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om een duidelijke scheiding in zorg en verantwoordelijkheid aan te brengen tussen de Wlz en de Wmo 2015. In de Wmo 2015 is dat tot uitdrukking gebracht in artikel 2.3.5, zesde lid, dat – kort gezegd – bepaalt dat het college een maatwerkvoorziening kan weigeren als een cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wlz of daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Is aan de toepassingsvoorwaarden van dit artikellid voldaan dan is het college, behoudens het bepaalde in artikel 8.6a van de Wmo 2015, niet gehouden om een maatwerkvoorziening te verstrekken. De bevoegdheid om een cliënt die aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wlz, dan wel daarop aanspraak zou kunnen maken, een maatwerkvoorziening te verstrekken is de gemeentebesturen echter niet ontzegd. Bij het uitoefenen van die bevoegdheid heeft het college een zeer ruime beslissingsruimte. Het college mocht volgens de Hoorcommissie aannemen dat eiseres aanspraak zou kunnen maken op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wlz. Zij is reeds onder begeleiding bij centrumgemeente Arnhem. Er zijn “geen redenen die een verandering in de situatie van eiseres teweeg zouden kunnen brengen". Het college is niet gehouden maar wel bevoegd om een maatwerkvoorziening te verstrekken. De Hoorcommissie overweegt daarom dat aan de toepassingsvoorwaarde van artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015 is voldaan.
5. Eiseres voert – samengevat – het volgende aan. Het verhuisadvies is een besluit in de zin van de Awb, omdat het gericht is op rechtsgevolg, namelijk het aan eiseres met voorrang aanspraak geven op een sociale huurwoning. Hierdoor wordt de toewijzing van een sociale huurwoning aan haar niet meer getoetst aan haar inschrijvingsduur bij ‘[website]’, zoals dat nu wel gebeurt bij regulier woningzoekenden. In feite wordt de toewijzing dan alleen getoetst aan de in de Woningwet vastgestelde inkomensgrenzen. Het college stelt dat sprake is van een door het college aan Vivare gegeven advies. Dat impliceert dat het uiteindelijk Vivare is die beslist over het al dan niet toekennen van voorrang. Dat is in strijd met artikel 4 van de Huisvestingswet 2014, waarin is bepaald dat de gemeente beslist over het met voorrang toewijzen van sociale huurwoningen. Het is onduidelijk wat de wettelijke grondslag is voor het opleggen van de verplichting aan eiseres om een Wlz-indicatie aan te vragen. Zou dit artikel 11 van de Huisvestingsverordening Renkum 2024 zijn dan betekent dit dat het advies een besluit is in de zin van de Awb.De artikelsgewijze toelichting bij artikel 8 van deze verordening stelt dat het verlenen van een verhuisindicatie een besluit is waartegen op grond van de Awb bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. In het verlengde daarvan is niet in te zien hoe het toekennen van voorrang gescheiden is van het daaraan verbinden van de voorwaarde dat eiseres (woon)begeleiding aan moet vragen. In feite is dat één besluit. Dit besluit staat los van de aanvraag om de Wmo-voorziening ambulante begeleiding. De gemeente Renkum bestaat uit meerdere dorpen. In de optiek van het college moet eiseres een woning overal in de gemeente accepteren. Zij heeft in de afgelopen 25 jaar een band met [plaats 2] opgebouwd. De gang van zaken waarbij het toekennen van voorrang niet wordt gezien als een besluit maakt het eiseres onmogelijk om invulling te geven aan haar vrije woonplaatskeuze op grond van artikel 2, eerste lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 12, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake de Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).
Het college stelt dat geen maatwerkvoorziening hoeft te worden toegekend als eiseres aanspraak heeft op beschermd wonen op grond van de Wlz. Deze opvatting staat haaks op het Uitvoeringsplan, waarin een voorwaarde voor een aanvraag op basis van dit plan is dat de aanvrager minstens een half jaar aanspraak heeft op beschermd wonen. Het gaat dan niet aan om vervolgens te oordelen dat dit in de weg staat aan een toewijzing van ambulante begeleiding. De voorwaarde dat eiseres een Wlz-indicatie aan moet vragen is onverenigbaar met de Wmo-indicatie die zij nu heeft voor beschermd wonen. Deze voorwaarde is vaag en slecht onderbouwd. Anders dan het college stelt is het niet zo dat eiseres elke dag, ook in de avond, een begeleider ziet of spreekt. Ook zijn in november 2024 de formele contactmomenten teruggebracht van zeven naar vier keer per week.
Bij besluit van 30 april 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (het college van Arnhem) aan eiseres de maatwerkvoorziening beschermd wonen toegekend voor de periode van 1 mei 2025 tot en met 31 oktober 2025. Bepalend voor deze duur is het in opdracht van het college van Arnhem door Argonaut te verrichten onafhankelijk medisch onderzoek naar de passendheid van de maatwerkvoorziening. In een voorlopige voorzieningenprocedure heeft het college van Arnhem gesteld dat zowel de zorgverlener als het college van Arnhem een toename in de zelfstandigheid van eiseres hebben waargenomen en dat daardoor haar wens om zelfstandig te wonen een aannemelijke mogelijkheid is. Dat blijkt ook uit de volgende omstandigheden. Eiseres woont in feite al ruim zeven jaar zelfstandig in een zelfstandige woning van RIBW Arnhem & Veluwe Vallei in [plaats 1]. Met ingang van 1 januari 2021 staat eiseres niet meer onder bewind. In juni 2021 is de begeleiding door het FACT team van [organisatie] (eens in de zes weken) beëindigd. De begeleiding door RIBW Arnhem & Veluwe Vallei is verminderd van zeven dagen per week één contactmoment per dag, naar vier keer per week één contactmoment. Eiseres heeft de lichtste vorm van beschermd wonen. Gelet op deze omstandigheden is het zeer aannemelijk dat de uitkomst van het onderzoek door Argonaut zal zijn dat eiseres niet meer in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen. In het gunstige geval betekent dit dat zij van 1 november 2025 tot en met 30 april 2026 de tijd zal krijgen om een zelfstandige woning te regelen. Daarom heeft eiseres op 19 juli 2024 bij het college een aanvraag voor een sociale huurwoning ingediend. Door de wijze waarop de woningtoewijzing is geregeld, kan eiseres geen invulling geven aan haar recht van vrije woonplaatskeuze. Zij moet namelijk de eerste aan haar aangeboden woning accepteren, ongeacht waar deze zich in de gemeente Renkum bevindt. Doet zij dat niet dan verliest ze haar voorrangspositie bij de woningtoewijzing en komt zij na afloop van haar recht op beschermd wonen op straat te staan, aldus eiseres.
Het verweer van het college
6. Het college stelt zich in het verweerschrift van 10 juli 2025 – in aanvulling op het bestreden besluit – op het volgende standpunt. Uit de rechtspraak blijkt dat het verstrekken van een verhuisadvies niet kwalificeert als een besluit. Dat advies is geen voorziening in de zin van de Wmo 2015 en het brengt geen wijziging in de rechten, plichten of aanspraken van eiseres ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015. De bekendmaking ervan aan eiseres is dan ook te beschouwen als een mededeling van informatieve aard. Dat advies kan daarom ook niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Voor zover het beroep zich richt tegen het verhuisadvies is het beroep volgens het college niet-ontvankelijk.
Voor zover het beroep gericht is tegen de afwijzing van de aanvraag voor begeleiding geldt het volgende. Het college heeft de aanvraag voor begeleiding op basis van de Wmo 2015 primair afgewezen omdat eiseres op dit moment al begeleiding heeft. Eiseres woont beschermd via de centrumgemeente Arnhem en ontvangt in dat kader ook begeleiding. Het college vermoedt dat eiseres ook in aanmerking zou kunnen komen voor begeleiding op basis van de Wlz. Het college kan een maatwerkvoorziening weigeren als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt in aanmerking komt voor de Wlz, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een indicatie (artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015). In die situaties zal het college zelf onderzoeken of eiseres voldoet aan de voorwaarden van de Wlz. In de meeste gevallen zal het nodig zijn om daarvoor een medisch advies op te vragen en anoniem met het CIZ af te stemmen over de casus. Op het moment dat eiseres verhuist, al dan niet naar een convenantwoning, zal eiseres haar begeleiding vanuit de gemeente Arnhem verliezen. Op dat moment zal het college gaan onderzoeken of het college eiseres op grond van de Wmo 2015 begeleiding moet verstrekken. Indien eiseres dan nog geen aanvraag Wlz heeft gedaan zal het college beoordelen of hij de aanvraag moet afwijzen op grond van artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015. Het college wil graag voorkomen dat deze situatie zich gaat voordoen en heeft eiseres er daarom op gewezen dat zij een aanvraag Wlz kan doen. Het is verder de vrije keuze van eiseres of zij dit wel of niet doet. Het college is van mening dat voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015 en blijft bij het standpunt over de afwijzing van de extra ambulante begeleiding op grond van de Wmo 2015. Na navraag bij de woningcorporatie Vivare blijkt dat eiseres geen aanvraag bij Vivare heeft ingediend.
7. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit twee aparte deelbesluiten behelst. Allereerst heeft het college het bezwaar van eiseres voor zover gericht tegen het verhuisadvies niet-ontvankelijk verklaard. Hierna zal de rechtbank dit aanduiden als ‘(deel)besluit 1’. Daarnaast heeft het college dat bezwaar voor zover gericht tegen de afwijzing van de ambulante begeleiding ongegrond verklaard. De rechtbank zal dit hierna aanduiden als ‘(deel)besluit 2’. De rechtbank zal hierna allereerst beoordelen of het college het bezwaar voor zover gericht tegen het verhuisadvies terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of het college de aanvraag van eiseres voor ambulante begeleiding terecht heeft afgewezen.
Het positieve advies van het college aan Vivare ((deel)besluit 1)8. Hierbij is in geschil of het verhuisadvies moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.