ECLI:NL:RBGEL:2025:6464

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
348678-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en wapenbezit met bijzondere voorwaarden

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van wapens en vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 422 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 1 november 2024, waarbij de verdachte in [plaats 4] meerdere wapens en (geïmproviseerd) vuurwerk in zijn bezit had. Daarnaast bedreigde hij op 26 oktober 2024 een slachtoffer met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan psychische problematiek, in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering, behandeling voor zijn psychische problemen, en een verbod op het bezit van wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde en dat behandeling noodzakelijk was om recidive te voorkomen. De benadeelde partij, [slachtoffer], diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank besloot dat de verdachte de materiële schade van € 46,14 aan de benadeelde partij moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/348678-24; 16/342252-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 29 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
verblijvende aan de [adres 2] in [plaats 2] .
Raadsvrouw: mr. S. van de Voorde, advocaat in Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05/348678-24ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] , althans in Nederland, een of meerdere wapen(s) van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een of meerdere (2) geprepareerde nitraten met keramische kogels en/of
- een geprepareerde gasfles met daaraan een nitraat,
zijnde een of meerdere voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] , althans in Nederland, nopzettelijk, professioneel en/of geïmproviseerd vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- een of meer stuks (10) knalvuurwerk (nitraten) en/of
- een of meer stuks (2) (geïmproviseerd) knalvuurwerk (nitraten) met keramische kogels en/of
- een (geïmproviseerde) gasfles met knalvuurwerk (nitraten),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
3.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] , althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] , althans in Nederland,
- een wapen van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult en/of
- een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere (24) kruisboogpijl(en), bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken en/of
- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een laserwapen en/of een laserpen, heeft gedragen en/of voorhanden gehad.
Aan verdachte is onder
parketnummer 16/342252-24ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2024 te [plaats 3] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"- Je moet je tyfus kale kut harses houden, voordat ik die van je romp af trek
- jij denkt dat jij een hele vent bent he, ik maak je echt af. Ik zweer het je, echt;
- ik ga je echt kapot maken. Je hebt godverdomme geluk dat ik op je erf sta, anders maakte ik je af;
- je mag het rustig opnemen hoor, want ik sla je hersens gewoon hartstikke in.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/348678-24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten. Zij heeft zich ten aanzien van feiten 1 en 2 op het standpunt gesteld dat sprake was van het voorhanden hebben van één nitraat met keramische kogels, één gasfles met daaraan een nitraat en acht losse nitraten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte acht losse nitraten, één nitraat met keramische kogels en één nitraat met een gasfles voorhanden heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1, 2, 3 en 4
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 97-99;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 3] [plaats 4] ), p. 85-86;
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 111;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2025.
Overweging ten aanzien van de hoeveelheid nitraten (feiten 1 en 2)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij twee nitraten met keramische kogels, één gasfles met daaraan een nitraat en tien losse nitraten voorhanden heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat verdachte één nitraat met keramische kogels, één gasfles met daaraan een nitraat en acht losse nitraten voorhanden heeft gehad. Het geïmproviseerde vuurwerk heeft hij zelf vervaardigd. De rechtbank zal daarom de hiervoor genoemde hoeveelheden bewezen verklaren en hem van het overige vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21-23;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 52-57;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2025.
Bewijsmiddelen feit 4:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21-23;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 52-60;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2025.
Ten aanzien van parketnummer 16/342252-24 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 9-10;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/348678-24, onder feiten 1 t/m 4 en het onder parketnummer 16/342252-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/348678-24
1.
hij op
of omstreeks1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] ,
althans in Nederland, een of meerderewapen
(s
)van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een
of meerdere (2)geprepareerd
enitraatenmet keramische kogels en
/of- een geprepareerde gasfles met daaraan een nitraat,
zijnde
een of meerderevoorwerp
(en
)bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] ,
althans in Nederland,opzettelijk, professioneel en
/ofgeïmproviseerd vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
-
een ofmeer stuks
(8)knalvuurwerk (nitraten) en
/of- een
of meerstuk
s (2)(geïmproviseerd) knalvuurwerk (nitraten) met keramische kogels en
/of- een (geïmproviseerde) gasfles met knalvuurwerk (nitraten),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/ofheeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad
en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
3.
hij op
of omstreeks1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] ,
althans in Nederland,een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks1 november 2024 te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] ,
althans in Nederland,- een wapen van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult en
/of- een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten
een ofmeerdere (24) kruisboogpijl
(en
), bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken en
/of- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en
/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
laserwapen en/of eenlaserpen, heeft gedragen en
/ofvoorhanden gehad.
Parketnummer 16/342252-24
hij op
of omstreeks26 oktober 2024 te [plaats 3] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
"- Je moet je tyfus kale kut harses houden, voordat ik die van je romp af trek
- jij denkt dat jij een hele vent bent he, ik maak je echt af. Ik zweer het je, echt;
- ik ga je echt kapot maken. Je hebt godverdomme geluk dat ik op je erf sta, anders maakte ik je af;
- je mag het rustig opnemen hoor, want ik sla je hersens gewoon hartstikke in.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
ten aanzien van parketnummer 05/348678-24, feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
en
ten aanzien van parketnummer 05/348678-24, feit 2:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
En verder:
ten aanzien van parketnummer 05/348678-24, feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/348678-24, feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 16/342252-24:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 422 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een locatieverbod voor [plaats 3] . De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Verdachte heeft al een behoorlijke tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, heeft veel verloren en wil graag door met het opnieuw vormgeven van zijn leven. Dat lukt niet als hij weer terug naar de gevangenis zou moeten. De geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht om het locatieverbod voor [plaats 3] als bijzondere voorwaarde op te leggen en niet als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft de partner van zijn buurvrouw met de dood bedreigd. Verdachte had tijdens deze bedreiging een luchtbuks in zijn hand. Dit zal voor de aangever een zeer beangstigende situatie zijn geweest. Uit de ingediende schadevordering blijkt dat ook zijn partner en diens zoon veel last hebben gehad van de situatie.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid wapens en van (geïmproviseerd) vuurwerk (nitraten). Het ongecontroleerde bezit van wapens en (geïmproviseerd) vuurwerk brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte deze voorwerpen voorhanden had, mede gelet op zijn psychische problematiek en de spanningen die er waren met buurtbewoners.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 juni 2025, waaruit volgt dat verdachte op 20 oktober 2023 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen vanwege het bezit van steekwapens.
Met betrekking tot de persoon van verdachte zijn meerdere rapportages opgemaakt. Uit het Pro Justitia rapport opgesteld door J. Marx (psychiater) van 14 mei 2025 volgt dat verdachte lijdt aan ADHD en een stoornis in het gebruik van alcohol en stimulantia (speed/amfetamine) en dat sprake is van psychotische kwetsbaarheid. De exacte aard, omvang en oorzaak van de psychotische symptomen is onduidelijk gebleven, nu verdachte slechts gedeeltelijk toestemming heeft gegeven voor het opvragen van medische informatie en raadplegen van referenten.
Wel is duidelijk dat verdachte in conflict kwam met buurtbewoners en de overtuiging had dat de buren camera’s hadden geïnstalleerd en hem bespiedden. De psychiater acht het aannemelijk dat verdachte op momenten de grip op de realiteit uit het oog is verloren. Dit kan mogelijk samenhangen met het gebruik van speed (amfetamine) in combinatie met alcohol in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde. Verder geeft de psychiater aan dat een op zichzelf staande psychotische stoornis, zoals schizofrenie, niet met zekerheid kan worden uitgesloten, omdat in het verleden mogelijk sprake is geweest van een psychotische episode.
Ten tijde van het tenlastegelegde onder parketnummer 16/342252-24 was betrokkene geagiteerd en beperkt voor rede vatbaar. Dit feit vond plaats tegen de achtergrond van gespannen familieverhoudingen en oplopende spanningen in de buurt. Verdachte leek gaandeweg de controle over de situatie te zijn kwijtgeraakt en mogelijk ook deels de grip op de realiteit. Achterdocht werd vermoedelijk gestuwd door toenemend gebruik van alcohol en amfetamine/speed. Dit brengt de psychiater tot de conclusie dat het tenlastegelegde onder parketnummer 16/342252-24 in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/348678-2 geeft de psychiater aan dat verdachte al geruime tijd wapens en vuurwerk verzamelde en in zijn bezit had. Het betrof een hobby waarin verdachte zich had verdiept. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat verdachte minder in staat was te beseffen dat het bezit van bepaalde wapens en vuurwerk bij de wet verboden is en om deze feiten niet of in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater schat het recidiverisico in als hoog, als verdachte onbehandeld blijft. Hij adviseert dan ook om als bijzondere voorwaarde op te leggen een behandeling binnen een GGZ-instelling, waar nader onderzoek kan worden verricht naar de etiologie van de psychotische symptomen, psycho-educatie en ondersteuning op verschillende levensgebieden. Naast behandeling adviseert de psychiater kortgezegd als bijzondere voorwaarden op te leggen een middelenverbod, een contact- en/of locatieverbod en een wapenverbod.
Uit het reclasseringsrapport van 13 juni 2025 volgt dat de psychische gesteldheid van verdachte na het opstellen van het Pro Justitia rapport is verslechterd. De hoofdbehandelaar van de PI heeft de reclassering laten weten dat verdachte een paranoïde psychotisch toestandsbeeld liet zien in de PI en achterdochtswanen ervaarde. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, als er geen behandeling plaatsvindt. Vanwege het paranoïde psychotische toestandsbeeld, oplopende frustratie en agressieregulatieproblematiek is er, zeker bij een terugval in middelengebruik, een agressiedoorbraak mogelijk.
De mogelijkheden van een zorgmachtiging zijn onderzocht, maar hierop werd negatief geadviseerd. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een drugsverbod, een alcoholverbod, een contactverbod met [slachtoffer] , dagbesteding, meewerken aan ambulante begeleiding en een wapenverbod voor legale wapens als een kruisboog, kruisboogpijlen en luchtbuks. De reclassering geeft voorts aan dat verdachte niet wil meewerken aan (onderzoek naar) een eventuele klinische behandeling (om hem goed in te stellen op medicatie en hem vrijheden te verlenen op basis van de inschatting van risico’s). Om die reden acht de reclassering van belang om als onderdeel van de bijzondere voorwaarde ‘ambulante behandeling’ een verplichting tot medicatiegebruik op te leggen zoals nodig bevonden wordt door zijn zorgverleners, en de mogelijkheid van een korte klinische opname. Verder adviseert de reclassering een gebiedsverbod voor [plaats 3] in de vorm van een maatregel op grond van artikel 38v Sr.
Gelet op de inhoud van het Pro Justitia rapport, concludeert de rechtbank dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek die ook aanwezig was ten tijde van het bewezen verklaarde feit onder parketnummer 16/342252-24. De rechtbank neemt het advies van de deskundige over en zal dit feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De straf
Rekening houdend met alle bovengenoemde omstandigheden, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 422 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt hierop in mindering gebracht. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, tenzij hij zich tijdens de proeftijd van drie jaren schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Om herhaling te voorkomen en de maatschappij tegen verdachte te beschermen, acht de rechtbank het van belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn psychische problematiek. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een locatieverbod voor [plaats 3] opleggen als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Uit het Pro Justitia rapport en het reclasseringsadvies blijkt immers dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog als verdachte niet behandeld wordt voor zijn psychische- en middelenproblematiek. Vanwege een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, oplopende frustraties en agressieregulatieproblematiek is, zeker bij een terugval in middelengebruik, een agressiedoorbraak aannemelijk. De rechtbank beveelt daarom dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde onder parketnummer 16/342252-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 46,14 aan materiële schade en € 400,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade volledig kan worden toegewezen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot smartengeld, nu onduidelijk is of [slachtoffer] zelf klachten heeft ondervonden van het tenlastegelegde feit.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Ten aanzien van de materiële schade heeft zij aangevoerd dat dit in een te ver verwijderd verband met het ten laste gelegde feit staat. Ten aanzien van de immateriële schade heeft zij aangevoerd dat de schade vooral ziet op de partner en zoon van [slachtoffer] en niet op hem zelf. Bovendien zijn de schadebedragen niet onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert materiële schade voor een buitencamera en buitenlamp met bewegingssensoren. Uit de factuur en de bestelbevestiging blijkt dat de benadeelde partij deze goederen heel kort na het bewezen verklaarde feit heeft aangeschaft. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde. De gevorderde kosten van € 46,14 zullen dan ook geheel worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door de bedreiging. Uit de toelichting op de vordering blijkt immers dat de beschreven gevolgen zien op de partner en zoon van aangever en niet zozeer op hemzelf. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot immateriële schade.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 26 oktober 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat in de zaak met 16/342252-24 geen beslag meer open staat, ook niet ten aanzien van de voorwerpen die zijn opgenomen op de beslaglijst. De rechtbank zal hierover dan ook geen beslissing nemen.
Ten aanzien van het beslag in de zaak met parketnummer 05/348678-24 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank zal beslissen dat de inbeslaggenomen (kruisboog)pijlen (in totaal 25 stuks) met betrekking tot welke feit 4 is begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 55, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1.2.2 en 1.2.3 van het Vuurwerkbesluit;
- 9.2.2.1 Wet milieubeheer;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 422 (vierhonderdtweeëntwintig) dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling/stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1964;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een passende dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan ambulante begeleiding die zich richt op ondersteuning bij praktische zaken als en zolang dit door de reclassering nodig wordt bevonden;
- geen legale wapens in zijn bezit heeft, zoals een kruisboog, kruisboogpijlen en luchtbuks;
- zich gedurende
2 (twee) jarenniet bevindt in de gemeente [plaats 3] . De politie voert de controle uit op deze voorwaarde;
 stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
- zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de deze bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 29 juli 2025 om 13:15 uur;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 16/342252-24 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 46,14 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 46,14 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 1 dag gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de (kruisboog)pijlen (25 stuks) (parketnummer 05/348678-24).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W. van Kasbergen (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2025.
Mr. H.C. Leemreize en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024518256, gesloten op 6 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] , van de politie Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer