ECLI:NL:RBGEL:2025:64

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/05/432626 / HZ ZA 24-71
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verzekeraar voor schade aan kas door storm

In deze zaak vordert eiser, die een opstalverzekering heeft afgesloten bij Achmea, schadevergoeding voor de schade aan zijn houten kas die is ontstaan door twee stormen. De eerste storm vond plaats op 18 juni 2021, waarbij schade aan de constructie en het glas van de kas ontstond. Eiser meldde deze schade bij Achmea, die vervolgens een schade-expert inschakelde. Echter, de schade werd niet tijdig vastgesteld of hersteld, waardoor er een tweede storm op 18 februari 2022 extra schade veroorzaakte. Eiser stelt dat Achmea tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst, omdat zij de schade van de eerste storm niet tijdig heeft afgehandeld. Achmea betwist de aansprakelijkheid en stelt dat eiser geen schadebeperkende maatregelen heeft genomen na de eerste storm.

De rechtbank oordeelt dat Achmea inderdaad tekortgeschoten is in haar verplichtingen door de schade van storm 1 niet tijdig vast te stellen en te herstellen. Hierdoor is de schade van storm 2 ontstaan, waarvoor Achmea aansprakelijk is. De rechtbank wijst de vordering van eiser tot schadevergoeding van € 57.753,80 exclusief btw toe, evenals de proceskosten. De rechtbank verwerpt de verweren van Achmea, waaronder het beroep op schadebeperkingsplicht en bereddingsplicht, en concludeert dat Achmea de volledige schade aan de kas moet vergoeden. De vordering tot vergoeding van gevolgschade wordt afgewezen, omdat hiervoor geen grondslag is gegeven. De proceskosten worden begroot op € 4.673,97, die Achmea moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/432626 / HZ ZA 24-71
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. A.W. Hendriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 mei 2024
- de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024
- de akte van [eiser] van 25 september 2024
- de akte van Achmea van 23 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft bij Achmea, handelend onder de naam Interpolis, een opstalverzekering afgesloten voor zijn woning met daarbij twee kassen. In de toepasselijke polisvoorwaarden (artikel 19) is onder andere opgenomen dat schade aan glas van (hobby)kassen niet verzekerd is. Schade aan de constructie is wel verzekerd.
2.2.
Verder is in de Verzekeringsvoorwaarden woonhuis opgenomen:

21 Wat doet een verzekerde bij schade?
  • De verzekerde voorkomt dat de schade groter wordt.
  • (…)
22
Wie stelt de hoogte van de schade vast?Of: wij.
Of: onze expert.(…)
24 Hoe vergoeden wij de schade?Of: wij betalen het schadebedrag dat is vastgesteld.(…)
Of: wij zorgen ervoor dat de schade wordt gerepareerd.Of: wij betalen een bedrag voor materialen en een vergoeding van uw tijd”.
2.3.
Op 18 juni 2021 is door storm (hierna storm 1) schade ontstaan aan de hard-houten kas van [eiser] . Een aantal metalen afdekkers is bij die storm deels losgekomen van de constructie, waardoor schade is ontstaan aan de constructie en aan het glas van de kas.
2.4.
[eiser] heeft deze schade op 19 juni 2021 gemeld bij Achmea.
2.5.
Achmea heeft [naam 1] ingeschakeld als schade-expert om de schade te beoordelen. [naam 1] heeft de kas van [eiser] op 24 september 2021 bezocht om de schade op te nemen. Tijdens dit bezoek heeft [naam 1] aangeboden om voor [eiser] op zoek te gaan naar een schadehersteller. De schadeomvang is niet vastgesteld.
2.6.
[naam 1] heeft contact opgenomen met [naam 2] van [bedrijf 1] om de schade te herstellen.
2.7.
[naam 2] heeft [eiser] bezocht in januari 2022 (volgens [eiser] ) of op 4 februari 2022 (volgens Achmea) om de schade aan de kas te beoordelen. [naam 2] heeft geen schriftelijke opgave gedaan van de schadeomvang.
2.8.
Op 18 februari 2022 is er opnieuw schade ontstaan aan de kas door storm (hierna: storm 2). Deze schade heeft [eiser] op 2 maart 2022 gemeld bij Achmea.
2.9.
[eiser] heeft een offerte voor herstel van de schade opgevraagd bij [bedrijf 2] . Deze begroot op 1 maart 2022 de reparatiekosten op € 14.700,00 exclusief btw.
2.10.
Op 25 maart 2022 heeft [naam 1] de kas van [eiser] opnieuw bezocht.
2.11.
[naam 1] heeft op 17 juni 2022 een expertiserapport opgemaakt. Op de voorkant van het rapport staat bij schadedatum “
18-06-2021”, de datum van storm 1. [naam 1] heeft in dit rapport dus alleen de schade van storm 1 vastgesteld. In het rapport staat, voor zover relevant:

Naar aanleiding van uw opdracht tot expertise bezocht ik de schadelocatie op 24 september 2021 en op 25 maart 2022. (…)
Verklaring verzekerde
Verzekerde vertelde dat 18 juni 2021 door de storm schade is ontstaan aan de houten kas. Een aantal metalen afdekkers zijn losgewaaid en van de nok afgewaaid.
Na de storm van 18 februari 2022 hebben de losliggende afdekkers extra schade veroorzaakt aan het glas van de kas. Ook heeft de storm het glas uit en hoek van de kas gewaaid, ballonwerking. De wind is in die hoek geëindigd en kon nergens meer naar toe en drukt dan het glas eruit.
Eigen bevindingenTijdens mijn bezoek zag ik dat ca. 60 meter aan zinken afdekkers kapot of beschadigd zijn. Aangezien verzekerde geen bedrijf wist die de schade kon herstellen, heb ik via collega, [bedrijf 1] in [plaats] benaderd. Afgesproken was dat verzekerde een deel van een zinken afdekker naar dit bedrijf zou opsturen. Het bedrijf heeft niets ontvangen maar verzekerde vertelde het wel te hebben opgestuurd. Uiteindelijk is het bedrijf in januari 2022 ter plekke geweest om de schade te beoordelen en heeft geconstateerd dat er 40 meter zinken afdekkers vervangen moeten worden. Dit is 1 dag werk voor 2 personen. Ik heb hiervan nog geen offerte ontvangen omdat verzekerde dit “on hold” heeft gezet. Het door verzekerde ingeschakelde bedrijf gaf aan dat de afdekkers hergebruikt konden worden.
Na de storm van 18 februari 2022 is er meer schade ontstaan aan het glas van de kas. De nog aanwezige losse afdekkers hebben meer glas kapotgeslagen. Het glas is echter niet verzekerd.
(…)
Het schadebedrag heb ik geschat op € 6.596,60 Incl. btw.
  • Opruimen op basis van zelfwerkzaamheid (80 uur a € 15,00) € 1.200,00
  • Herplaatsen afdekkers (24 uur x € 55,00 excl. btw) € 1.597,20
  • Vervangen staaldraad en katrollen(48 uur x € 55,00 en € 500,00 materiaal excl. btw) € 3.799,40
Op het schadebedrag moet het eigen risico bij storm van € 200,00 nog in mindering worden gebracht.”.
2.12.
Als productie 3 heeft Achmea een schadevaststelling van [naam 1] van 18 juli 2024 overgelegd waarin staat:

Herstelkosten schade 18 februari 2022(…)
€ 3.799,40 incl. 21%
Herstelkosten 18 juni 2021(…)
€ 1.597,20 incl. 21%
(…)
Zelfwerkzaamheid 80 uur a € 15.00(…)
€ 1.200,00 incl. 21%”.
2.13.
[bedrijf 2] heeft later een offerte afgegeven van € 57.753,80 exclusief btw.
2.14.
Bij brieven van 31 oktober 2022 en 15 november 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] , Achmea aangesproken tot vergoeding van de schade, die op dat moment werd begroot op € 57.753,80. In de brief van 31 oktober 2022 staat, voor zover hier relevant:

Aangezien de schade niet getaxeerd kon worden, kon deze ook niet hersteld worden. Het is echter uw verantwoordelijkheid om de schade te taxeren. Deze verantwoordelijkheid kunt u niet op cliënt afwentelen.
Cliënt kon geen schadebeperkende maatregelen treffen of herstelwerkzaamheden doen treffen, totdat de schade getaxeerd was. Dat de taxatie vertraging heeft geleden, valt cliënt echter niet te verwijten. De verantwoordelijkheid voor de periode van vertraging ligt bij u. Desgevolg ligt de verantwoordelijkheid voor het verergeren van de schade eveneens bij u.”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat Achmea aansprakelijk is voor de schade aan de houten kas van [eiser] , veroorzaakt door de storm op 18 februari 2022;
Achmea zal veroordelen om de schade te vergoeden aan [eiser] binnen 10 dagen na het vonnis ten bedrage van € 57.753,80 exclusief btw, zijnde de herstelkosten van de stormschade aan de houten kas;
Achmea zal veroordelen tot het betalen van de gevolgschade, nader op te maken bij staat;
Achmea zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Achmea voert verweer. Achmea concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert vergoeding van de (volledige) schade aan de kas die is ontstaan door storm 2. De kas van 340 m2 bestaat uit een hardhouten constructie van glaslatten met ramen aan de zijkant en bovenkanten welke ramen aan de bovenzijde bijeen worden gehouden door metalen afdekkers die ook voor de afwatering zorgdragen. Door storm 1 is schade aan de constructie (inclusief de afdekkers) en aan een deel van het glas ontstaan. Nog voordat de kas was hersteld, is door storm 2 een deel van het resterende glas gebroken. Niet in geschil is dat op grond van de polis alleen de schade aan de constructie verzekerd is. Vast staat ook dat storm 2 een windkracht had van 7 of meer zodat sprake is van een gedekt evenement. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Achmea de gehele schade (van storm 2) moet vergoeden, omdat Achmea volgens [eiser] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door de schade van storm 1 niet tijdig vast te (laten) stellen of goedkeuring te geven voor herstel of noodreparatie. Als gevolg hiervan is de schade van storm 2 ontstaan, aldus [eiser] . Daartegenover stelt Achmea zich op het standpunt dat de schade van storm 2 is ontstaan omdat [eiser] na storm 1 geen schadebeperkende maatregelen heeft getroffen. [eiser] had de losliggende afdekkers moeten verwijderen of vastzetten en het glas moeten herstellen, aldus Achmea.
4.2.
Het uitgangspunt op grond van de wet en de polisvoorwaarden is als volgt. Achmea stelt de hoogte van de schade vast (art. 22 polisvoorwaarden). Nadat de schade is vastgesteld, betaalt Achmea het schadebedrag uit zodat de verzekerde de schade kan (laten) herstellen of Achmea zorgt ervoor dat de schade wordt hersteld (art. 24 polisvoorwaarden). In de tussentijd is de verzekerde gehouden om, binnen redelijke grenzen, schadebeperkende maatregelen te nemen (art. 21 van de polisvoorwaarden, art. 7:957 BW).
4.3.
In dit geval heeft Achmea na storm 1 echter nagelaten om de hoogte van de schade vast te stellen; zij heeft in plaats daarvan aan [eiser] aangeboden om op zoek te gaan naar een schadehersteller (zie r.o. 2.5). Dat brengt mee dat Achmea in dit geval op grond van haar verzekeringsovereenkomst met [eiser] gehouden was om zowel de schade aan de constructie vast te stellen (artikel 22 polisvoorwaarden) als deze te herstellen (artikel 24 polisvoorwaarden). Vast staat dat de schade nog niet door Achmea was hersteld op het moment dat schade 2 zich voordeed. Beide partijen gaan ervan uit dat deze schade niet was ontstaan als de houten constructie inclusief afdekkers eerder was hersteld door Achmea.
4.4.
Achmea lijkt te stellen dat [eiser] nakoming van haar verplichting om de schade aan de constructie na storm 2 te herstellen heeft geblokkeerd door – anders dan in oktober 2021 was overeengekomen – niet een stuk afdekker te sturen aan [naam 2] . Dat zou er toe leiden dat sprake is van schuldeisersverzuim. [naam 2] zou, zo was het plan, na ontvangst van de afdekker direct het materiaal bestellen zodat hij tijdens de eerste afspraak bij [eiser] de schade zou kunnen herstellen. Volgens Achmea heeft haar deskundige [naam 1] op 9 december 2021 een e-mail gestuurd naar [naam 2] om er achter te komen dat [naam 2] geen stuk afdekker van [eiser] had ontvangen. [eiser] heeft echter gesteld – en destijds ook aan [naam 1] laten weten – dat hij ter uitvoering van de afspraak wel degelijk per post een stuk afdekker aan [naam 2] heeft gestuurd maar dat dit klaarblijkelijk niet bij [naam 2] is aangekomen. Nu niet is komen vast te staan dat [eiser] geen uitvoering heeft gegeven aan de afspraken en het op de weg van Achmea lag om de voortgang te bewaken nu zij het op zich had genomen om de schade te herstellen, is geen sprake van schuldeisersverzuim.
4.5.
Deskundige [naam 1] – en daarmee Achmea – heeft [eiser] blijkens zijn rapport van 17 juni 2022 nog verweten dat [naam 2] na zijn bezoek aan [eiser] in januari 2022, waarbij hij heeft geconstateerd dat er 40 meter zinken afdekkers vervangen moesten worden, geen offerte heeft kunnen uitbrengen omdat [eiser] dit ‘on hold’ zou hebben gezet. Dit is niet verder uitgewerkt door Achmea en overigens betwist door [eiser] . In randnummer 1.10 van haar conclusie van antwoord heeft Achmea – in tegenspraak met de uitspraak van [naam 1] – gesteld dat de werkzaamheden zouden worden ingepland. Van het on hold zetten is dus kennelijk geen sprake geweest zodat dit verweer niet verder wordt besproken.
4.6.
Achmea beroept zich er vervolgens op dat [eiser] in strijd met artikel 21 van de polisvoorwaarden geen schadebeperkende maatregelen heeft genomen. Ter zitting is namens Achmea aangevoerd dat alle metalen afdekkers ten tijde van storm 2 nog los lagen. Volgens haar gaat het niet aan dat [eiser] heeft gewacht met het herstellen van de schade; [eiser] had hiertoe uit zichzelf moeten overgaan. [eiser] heeft ter zitting gesteld en nadien, door overlegging van verklaringen, onderbouwd dat hij met behulp van houten platen de kas waterdicht heeft gemaakt en dus schadebeperkende maatregelen heeft getroffen.
4.7.
In het midden kan blijven of [eiser] die maatregelen heeft genomen en of die voldoende waren. Naar het oordeel van de rechtbank komt Achmea geen beroep toe op het niet nemen van schadebeperkende maatregelen door [eiser] en daarvoor is het volgende redengevend. Achmea heeft door [eiser] aan te bieden om op zoek te gaan naar een schadehersteller de verplichting om de schade (aan de constructie, die gedekt was) te herstellen naar zich toe getrokken. Vervolgens heeft Achmea nagelaten tijdig de schade vast te stellen en de schade te herstellen. Onder die omstandigheden kan Achmea niet van [eiser] verlangen dat hij zelf de schade aan het glas herstelt en de afdekkers repareert. Dit zou immers de schadevaststelling kunnen blokkeren, zoals [eiser] terecht aanvoert. Gesteld noch gebleken is bovendien dat Achmea [eiser] op enig moment voorafgaand aan storm 2 heeft opgedragen om specifieke schadebeperkende maatregelen te nemen. Sterker nog, uit het rapport van [naam 1] van 17 juni 2022 blijkt het volgende: “
De afdeling Klachten heeft verzekerde op 9 maart 2022 meegedeeld dat er geen schadebeperkende maatregelen mogelijk waren en dat Interpolis een leidende rol had genomen in dit schadedossier.” Ook dit verweer van Achmea wordt derhalve verworpen.
4.8.
Achmea heeft nog een beroep gedaan op de verplichting van [eiser] om op grond van artikel 7:957 BW bereddingsmaatregelen te treffen. Bereddingskosten zien op het voorkomen van het verwezenlijken van het verzekerde risico, in het belang van de verzekeraar, zodat de te vergoeden schade wordt voorkomen of beperkt. Het moet dan gaan om kosten voor maatregelen die in zoverre bijzonder zijn dat deze noodzakelijk zijn om onmiddellijk dreigende schade af te wenden. Deze bijzondere maatregelen moeten worden onderscheiden van normale voorzorgsmaatregelen om het intreden van schade te voorkomen. Het criterium om te bepalen of sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar is of de verzekerde op het moment dat hij overgaat tot beredding heeft kunnen aannemen dat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar van zodanige aard dat het onverwijld treffen van maatregelen geboden is. Achmea heeft in deze zaak nagelaten te stellen dat sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar, van welk gevaar overigens ook niet is gebleken nu pas acht maanden na de eerste storm zich een tweede calamiteit voordeed. Achmea heeft bovendien ook in dit kader nagelaten te stellen welke maatregelen van [eiser] verlangd mochten worden ter voorkoming van dat onmiddellijk dreigende gevaar.
4.9.
Aan het beroep op eigen schuld door Achmea worden dezelfde argumenten ten grondslag gelegd als aan het beroep op de schadebeperkingsplicht en de bereddingsplicht zodat ook dat beroep wordt verworpen.
4.10.
De slotsom is dat Achmea gehouden is de volledige schade aan de kas, dus inclusief de schade aan het glas, te vergoeden. Deze schade is immers het gevolg van het handelen, althans het nalaten, van Achmea.
4.11.
[eiser] heeft ter onderbouwing van die schade een offerte van [bedrijf 2] ter hoogte van € 57.753,80 exclusief btw in het geding gebracht. De expert van Achmea, [naam 1] , heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 6.596,60 maar daarin is de schade aan het glas niet meegenomen. Van dat laatste bedrag kan dan ook niet worden uitgegaan. Achmea heeft aangevoerd dat niet van de offerte van [bedrijf 2] kan worden uitgegaan omdat de daarin omschreven werkzaamheden neerkomen op een volledige renovatie van de houten kas.
4.12.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat de houten kas (met de boerderij) rijksbeschermd dorpsgezicht en gemeentelijk monument is zodat er een verplichting bestaat voor hem om de kas zoveel als mogelijk in oorspronkelijke staat te herstellen. Daarmee heeft [eiser] voldoende gesteld dat de beschadigde kas noodzakelijkerwijs moet worden hersteld en heeft hij een gerechtvaardigd belang bij daadwerkelijk herstel. Voor zover Achmea met haar stelling dat de door [bedrijf 2] begrote kosten neerkomen op een volledige renovatie bedoelt een beroep te doen op het indemniteitsbeginsel, wordt zij daarin niet gevolgd. Het is immers aan de verzekeraar om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de verzekerde in een duidelijk voordeliger positie zal komen door de vergoeding en dit heeft Achmea nagelaten. Daarbij komt dat onder de gegeven omstandigheden – de schade moet daadwerkelijk hersteld worden – niet van [eiser] verlangd kan worden dat hij zijn aanspraak tot het bedrag van de waardevermindering beperkt. Voor het overige heeft Achmea geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het begrote schadebedrag zodat dit bedrag van € 57.753,80 exclusief btw zal worden toegewezen (vordering 2 van [eiser] ). Nu de vordering tot betaling van de schade zal worden toegewezen, heeft [eiser] geen belang (meer) bij de gevorderde verklaring voor recht. Zonder belang komt niemand een rechtsvordering toe (artikel 3:303 BW). Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
De vordering van [eiser] tot betaling van de gevolgschade bestaande uit vervanging van de grond in de houten kas in verband met glasscherven en het niet kunnen gebruiken van producten/groenten uit de kas zal worden afgewezen nu voor gevolgschade geen grondslag is gegeven door [eiser] en geen dekking bestaat voor deze schade. [eiser] doet een beroep op artikel 6:74 BW, welk artikel bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden. Dit artikel is hier echter niet van toepassing, aangezien geen sprake is van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding, maar een contractuele verplichting gebaseerd op de verzekeringsovereenkomst. [eiser] heeft daarom onvoldoende gesteld om aannemelijk te achten dat gevolgschade toewijsbaar is. Ook is de schadestaatprocedure niet van toepassing op contractuele schadevergoedingsverplichtingen (Hoge Raad 7 juni 1996, NJ 1996/583). De derde vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.14.
Achmea is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
- nakosten
3.035,00
178,00
(2,5 punten × € 1.214,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.673,97
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Achmea om de herstelkosten van de stormschade aan de houten kas ten bedrage van € 57.753,80 exclusief btw, te vergoeden aan [eiser] binnen 10 dagen na het vonnis,
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten van € 4.673,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Achmea niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Achmea tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op
8 januari 2025.
ES/KH