ECLI:NL:RBGEL:2025:639

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/05/446192
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene met verstandelijke handicap en psychische stoornis

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een mondelinge beschikking gegeven inzake een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, die lijdt aan een verstandelijke handicap en verschillende psychische stoornissen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van één jaar, tot en met 21 januari 2026. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die zich verzet tegen de opname, een bipolaire-I-stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen heeft. Het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder agressie en een risico op terugval in middelengebruik. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene teleurgesteld is over zijn behandeling en dat er een moeizame behandelrelatie bestaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, ondanks de wens van betrokkene om geen zorg meer te ontvangen. De rechtbank heeft benadrukt dat er in het komende jaar gewerkt moet worden aan de samenwerking tussen betrokkene en de instelling, met als doel de mogelijkheden voor vrijwillige zorg te verbeteren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/446192 / FZ RK 25-95
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.I.R. Denz in Groenekan.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevr. [naam 1] , als behandelaar verbonden aan [de instelling] ;
  • mevr. [naam 2] , als persoonlijk begeleider verbonden aan [de instelling] .

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een rechterlijke machtiging verleend tot en met 5 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van vijf jaren te verlenen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van één jaar. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire-I-stoornis (volledig in remissie), een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Verder zijn er vermoedens van psychotrauma op basis van negatieve gebeurtenissen.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze handicap leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
  • ernstige psychische schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
In de vorige beschikking is opgenomen dat binnen een jaar gekeken zou worden naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de vrijheden van betrokkene, ook omdat hij graag ambulant zou gaan wonen. Betrokkene is van mening dat zijn behandeling niet snel genoeg gaat. Sinds de vorige beschikking is hij meerdere keren ontregeld, waarbij sprake was van forse agressie. Er is een risico op terugval in drank- en drugsgebruik bij betrokkene. Tijdens onbegeleide vrijheden heeft hij geblowd en alcohol gedronken.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene naar voren gebracht dat incidenten hebben plaatsgevonden tijdens zijn opname waar hij teleurgesteld over is. Zo zit hem onder andere dwars dat hij door de opname niet bij de begrafenis van naaste familieleden aanwezig kon zijn. Door bepaalde verwachtingen van betrokkene die niet zijn uitgekomen, is de fragiele behandelrelatie die betrokkene al had met de behandelaren, verder verslechterd. Daarbij komt nog dat betrokkene enkele malen tijdens incidenten is gefixeerd, wat hij als traumatisch heeft ervaren. De behandelaar heeft naar voren gebracht dat ze het vaak oneens is met betrokkene over zijn behandeling en de manier waarop die behandeling wordt vormgegeven. Betrokkene is echter onvoldoende in staat om zijn emoties te reguleren en heeft slecht inzicht in zijn eigen aandeel in bepaalde situaties. Dat maakt dat er een moeizame behandelrelatie is met betrokkene.
4.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Hij heeft aangegeven op geen enkele wijze meer bemoeienis van zorg te willen. Hij wil geen behandelrelatie of contact meer met [de instelling] . Volgens de behandelaar is er momenteel geen mogelijkheid voor zorg op vrijwillige basis. Betrokkene beschikt over weinig zelfinzicht en is dan ook ambivalent in zijn wens om (vrijwillig) te blijven. Het risico op onttrekking aan zorg wanneer dit in een vrijwillig kader wordt aangeboden, is erg groot.
4.6.
De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek en subsidiair voor verlening van een machtiging voor een aanzienlijk kortere periode. Tijdens de zitting heeft de behandelaar uitgelegd dat het verzoek voor vijf jaar is gedaan omdat de zittingen voor veel spanning bij betrokkene zorgen. In het verleden is betrokkene rondom de zittingsdatum ontregeld. Een machtiging voor langere tijd zou dit moeten voorkomen.
4.7.
De rechtbank gaat deels mee in het verweer van de advocaat. Uiteindelijk dient de rechtbank twee vragen te beantwoorden: is het nodig dat betrokkene in de instelling verblijft, en zo ja, kan dat vrijwillig? Betrokkene heeft veel moeite met de gang van zaken in de instelling en hoe er met hem wordt omgegaan. Hij zet zich daartegen (met name verbaal) af, waarna hij weer begrensd moet worden. Dit dreigt tot een vicieuze cirkel te leiden. De rechtbank acht het belangrijk dat nader bekeken wordt wat maakt dat betrokkene zo heftig kan reageren en of daar wellicht sprake is van onderliggend trauma (wat zou aansluiten bij de vermelding in het zorgplan). Als dit kan worden aangepakt, en hiermee rekening kan worden gehouden, is de kans groter dat verblijf op vrijwillige basis mogelijk wordt. Op dit moment is dat (nog) niet haalbaar, gelet op de incidenten die er nog altijd zijn. Tegelijk is er wel een noodzaak voor de opname. De kans is groot dat betrokkene zonder rechterlijke machtiging de instelling zal verlaten, en dat hij na zijn vertrek op geen enkele wijze bemoeienis van zorg meer wil. Wellicht kan een overplaatsing naar een andere plek een positieve impuls geven, maar ten eerste is die is er op dit moment niet en daarnaast zal ook dan begeleiding nodig blijven.
4.8.
De rechtbank zal de duur van de rechterlijke machtiging wel beperken. Het is aannemelijk dat de onrust bij betrokkene rond een zitting toeneemt, maar de rechtbank acht dit niet doorslaggevend voor de termijn. Er wordt nog geoefend met vrijheden, het is belangrijk dat de rechtbank een vinger aan de pols houdt. Betrokkene heeft deels realistische wensen, maar daar zal ook van de kant van betrokkene wat nodig zijn om die te kunnen realiseren. De ervaring is dat het inzicht van betrokkene in zijn aandeel beperkt is, maar tegelijk lijkt het erop dat als betrokkene merkt dat er mét hem en niet óver hem wordt beslist het beter zal gaan. Dit sluit aan op zijn gedachte dat hij vrijwillig wil: hij wil samenwerking ervaren en dat lukt op dit moment niet goed, in zijn beleving door de rechterlijke machtiging. Die machtiging staat echter op zich niet in de weg aan samenwerking. Het is belangrijk voor betrokkene dat hij wordt gehoord en gezien en als gelijkwaardig wordt behandeld. Dit vergt veel van zowel betrokkene als de instelling, maar is een begrijpelijke vraag. Daarom acht de rechtbank het nuttig de ontwikkelingen te blijven monitoren. Alles afwegende acht de rechtbank een termijn van één jaar daarom passend. In het komende jaar moet door beide partijen gezocht worden naar mogelijkheden om de samenwerking te verbeteren.
4.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 januari 2026.
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van M.M.L. van der Veen, griffier en op schrift gesteld op 29 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel cassatie open.