ECLI:NL:RBGEL:2025:6264

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
05.333849.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en vernieling met psychose als factor

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en vernieling. De verdachte, geboren in 2001 in Iran, verkeerde ten tijde van de feiten in een psychose. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de psychose, er sprake was van opzet en dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De feiten vonden plaats op 20 oktober 2024, toen de verdachte haar moeder, [slachtoffer 1], meerdere keren met een mes en een kurkentrekker stak in een restaurant in [plaats 2]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk de aanmerkelijke kans op letsel of de dood had aanvaard, ondanks haar psychische toestand. De rechtbank sprak de verdachte vrij van voorbedachte rade, maar achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de vernieling van een pinautomaat op 9 augustus 2024. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 600 dagen, waarvan 375 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een zorginstelling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de psychische problemen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/333849-24 en 05/255864-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 30 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] , Iran,
verblijvende aan de [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] .
Raadsman: mr. M.P.T. Peters, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05/333849-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 oktober 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal met een mes en/of kurkentrekker, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, heeft gestoken en/of gesneden in de arm en/of schouder en/of het hoofd, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 oktober 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden en/of snijwonden in de arm en/of schouder en/of het hoofd, althans het lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal met een mes en/of kurkentrekker, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 oktober 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal met een mes en/of kurkentrekker, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, heeft gestoken en/of gesneden in de arm en/of schouder en/of het hoofd, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/255864-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 9 augustus 2024 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een pinautomaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Coffeeshop [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/333849-24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten: poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen doelopzet gehad. Verdachte had geen opzet op het doden van moeder dan wel op toebrengen van letsel. Verdachte zat in een bad trip en was ernstig paranoïde psychotisch. Het ontbreekt verdachte door haar stoornissen aan ieder inzicht in de draagwijdte van de gedragingen en de gevolgen daarvan.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) was op 20 oktober 2024 aan het werk in het restaurant [restaurant] in [plaats 2] . Haar dochter, verdachte, kwam naar haar werk. Toen verdachte samen met [slachtoffer 1] vanuit het restaurant naar buiten liep, pakte verdachte [slachtoffer 1] bij de haren. Verdachte stak [slachtoffer 1] meermalen met een mes in haar hoofd, schouders en arm. [2] In een aanvullende verklaring verklaarde [slachtoffer 1] dat toen zij samen met verdachte naar buiten liep, zij een klap op haar hoofd kreeg. Het mes waarmee verdachte stak was een zwart mesje dat [slachtoffer 1] herkende van thuis. Verdachte liep vervolgens naar binnen en kwam terug. Verdachte pakte [slachtoffer 1] opnieuw bij de haren vast en begon [slachtoffer 1] te slaan met een mes. Elke keer als zij sloeg, stak ze ook met het mes. Verdachte sloeg op haar arm en schouder. Het stopte toen mannen hulp boden en verdachte van haar af konden trekken. [slachtoffer 1] had meerdere verwondingen. [3]
[slachtoffer 1] werd onderzocht door een forensisch arts. Er werden een oppervlakkige snijwond op de linker schouder van 5 centimeter, een laceratie (huiddoorklieving) bij de linker elleboog van 6 centimeter, een laceratie achter het linker oor van 1-2 centimeter en een laceratie boven op het hoofd van 4 centimeter waargenomen. [4]
Getuige [getuige 1] was op 20 oktober 2024 bij het restaurant [restaurant] in [plaats 2] . Zij zag dat een serveerster naar buiten liep gevolgd door de persoon die de politie had aangehouden (de rechtbank begrijpt: verdachte). Zij zag dat verdachte naar binnen liep en een mes van een tafeltje nam. Vervolgens liep verdachte weer naar buiten. Verdachte maakte een stekende beweging van boven naar beneden in de richting van het slachtoffer. Getuige [getuige 1] zag meerdere steekbewegingen. [5]
Getuige [getuige 2] was op 20 oktober 2024 bij het restaurant [restaurant] in [plaats 2] . Zij zag dat een serveerster naar buiten liep gevolgd door de persoon die de politie had aangehouden (de rechtbank begrijpt: verdachte). Zij zag dat verdachte weer het restaurant binnen kwam lopen. Verdachte pakte een mes van een tafeltje en liep weer naar buiten. Getuige [getuige 2] zag dat verdachte een stekende beweging van boven naar beneden maakte in de richting van het slachtoffer. Getuige [getuige 2] zag meerdere steekbewegingen. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij naar het restaurant ging waar haar moeder werkte. Zij had een kurkentrekker bij zich. Zij kreeg het gevoel dat haar moeder haar iets aan ging doen en trok haar eerst aan haar haren. Zij herinnert zich dat zij haar moeder met iets op haar hoofd sloeg. Ook is zij gaan rennen en heeft zij een mes gepakt. Medewerkers van het restaurant hebben verdachte bij [slachtoffer 1] weggetrokken. [7] Bij de politie verklaarde verdachte dat zij de kurkentrekker in haar hand had toen zij van boven naar beneden een slaande beweging maakte op het hoofd van [slachtoffer 1] . Omdat het mesje van de kurkentrekker vast zat, kon verdachte hem niet openen. Zij heeft van een tafel in de keuken een mes gepakt die je gebruikt om te eten. [8]
Gelet op genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken en gesneden in het hoofd, arm en schouder. Net als door de officier van justitie gesteld en door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte met een vooropgezet plan [slachtoffer 1] heeft gestoken en gesneden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde voorbedachte rade. De rechtbank ziet zichzelf vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen vol opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Psychose
De verdediging heeft bepleit dat verdachte vanwege de psychose waarin zij verkeerde, geen doelopzet heeft gehad op het toebrengen van letsel. Ook kon zij, vanwege de psychose, de aanmerkelijke kans daarop niet bewust aanvaarden. Het opzet/de intentie van verdachte zou volledig voortkomen uit de psychotisch gekleurde denkwereld van verdachte. De verdediging onderbouwt dit door te verwijzen naar de PJ-rapportage van dr. H.A. de Haan, psychiater, van 25 april 2025. De rechtbank volgt dit verweer niet.
Uit de PJ-rapportage volgt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verkeerde in een psychose. Dat maakt het juridische oordeel over haar handelen echter niet anders. Ook als er sprake is van handelen in een psychose kunnen doelbewust handelen en opzet worden aangenomen (zie onder meer: HR 9 december 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BD2775). De regel die de Hoge Raad heeft geformuleerd, luidt dat dergelijke verweren slechts kunnen slagen als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken (zie o.m. HR 14 december 2004, NJ 2006, 448, HR 24 november 1998, NJ 1999, 156, HR 9 juni 1981, NJ 1983, 412, HR 22 juli 1963, NJ 1968, 217, Handboek strafzaken 36.1.4.2., T&C aantek. 6 art. 39 Sr). Indien wordt aangenomen dat dit inzicht ontbreekt, is er geen sprake van opzet.
Uit de PJ-rapportage volgt dat het oordeelsvermogen van verdachte zo ernstig verstoord was dat zij
niet goedin staat was om haar handelen als onrechtmatig en zeer gevaarlijk te beoordelen. De psychiater vervolgt dat door het gebruik van middelen (waaronder LSD) de psychiatrische problematiek van verdachte aanzienlijk was verergerd. Zij kon hiervan op de hoogte zijn, omdat zij zich in de werking van de middelen had verdiept. De psychiater komt gelet hierop niet tot het advies om verdachte het tenlastegelegde helemaal niet toe te rekenen.
Mede gelet op de inhoud van de PJ-rapportage, waaruit niet volgt dat het verdachte tijde van haar handelen aan ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte enig besef van haar handelen heeft gehad. Zij is nadat zij [slachtoffer 1] met de kurkentrekker heeft gestoken/gesneden naar binnen gegaan om een ander mes te pakken. Zij deed dit omdat zij merkte dat zij het mesje op de kurkentrekker niet kon uittrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ondanks haar psychose, de aanmerkelijke kans op letsel of de dood bewust kon aanvaarden. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Voorwaardelijk opzet
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de letselinterpretatie blijkt het volgende. Er zijn geen aanwijzingen dat [slachtoffer 1] beschadigingen van zenuwen of grote bloedvaten, met groot bloedverlies, spieren, pezen of botten heeft opgelopen bij dit voorval. De lichamelijke controles (bloeddruk, hartslag) en het bloedonderzoek (hemoglobinegehalte) waren normaal. Na behandeling (wondhechting en plakken met histoacryl van de verwondingen op het hoofd en achter het L-oor) op de afdeling SEH hoefde [slachtoffer 1] niet terug te komen voor een controle in het ziekenhuis. De hechtingen konden na 7 dagen bij de huisarts worden verwijderd. In de brief van de behandelaar wordt onder het hoofdstuk Diagnose :20-10-2024 acuut trauma een ISS <16 vermeld. Bij een ISS= Injury Severity Score kleiner dan 16 wordt de patiënt als licht tot matig ernstig gewond geclassificeerd. [9]
Het letsel van [slachtoffer 1] is weliswaar gekwalificeerd als licht tot matig ernstig, maar het is een feit van algemene bekendheid dat in het gebied van het lichaam (schouder, arm) en het hoofd waar verdachte heeft gestoken en gesneden zich slagaders en organen bevinden die belangrijk zijn voor de levensfunctie van het lichaam. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat gezien het vastgestelde letsel geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood, deelt de rechtbank deze mening niet. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid als aanmerkelijke kans wordt gezien (onder meer: ECLI:NL:HR:2018:718). Dat de kurkentrekker en het mes geen ernstiger letsel hebben veroorzaakt komt naar het oordeel van de rechtbank door de omstandigheid dat omstanders verdachte van [slachtoffer 1] hebben afgetrokken. Verdachte zelf heeft dus het risico bewust aanvaard dat zij [slachtoffer 1] ernstig zou verwonden. Met het willekeurig en ongecontroleerd steken in vitale lichaamsdelen als het hoofd en het gebied rondom de schouder en arm heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Het meermalen steken met een mes en kurkentrekker in het hoofd kan immers schedel-en hersenletsel veroorzaken dat tot de dood kan leiden. Ook het steken in het gebied rondom de schouder en arm (nabij de hals) kan leiden tot een slagaderlijke bloeding met de dood tot gevolg. Deze handeling van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat gezegd kan worden dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde, te weten: poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/255864-24 [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen doelopzet gehad. Het ontbreekt verdachte door haar stoornissen aan ieder inzicht in de draagwijdte van de gedragingen en de gevolgen daarvan.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever] deed namens coffeeshop [slachtoffer 2] , gevestigd aan de [adres 2] in [plaats 2] , aangifte van vernieling. [aangever] is werknemer van de coffeeshop en was op 9 augustus 2024 aan het werk. Omstreeks 16:00 uur kwam er een klant binnen die een verbod heeft om in de coffeeshop te zijn. [aangever] zei tegen de klant dat zij niet meer welkom was en dat zij weg moest gaan. Toen [aangever] wegliep, hoorde hij een geluid. Hij zag dat de pinautomaat die op de balie stond kapot op de grond lag. Het apparaat was aan de zijkant kapot en kon niet meer worden opgeladen. [aangever] belde de politie. [11]
Verbalisanten hebben verdachte op 9 augustus 2024 om 16:01 uur aangehouden aan de [adres 2] in [plaats 2] . [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij een pinautomaat heeft vernield. [13]
De rechtbank volgt het verweer van de verdediging dat verdachte geen opzet heeft gehad niet. Zij verwijst hiervoor naar de overweging over het opzet en het verkeren in een psychose onder parketnummer 05/333849-24. Ook hier had verdachte enig besef van haar handelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, te weten: vernieling van een pinautomaat.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/333849-24 primair en het onder parketnummer 05/255864-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/333849-24
zij op
of omstreeks20 oktober 2024 te [plaats 2]
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijkvan het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermaals
, althans eenmaalmet een mes en/of kurkentrekker
, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen,heeft gestoken en
/ofgesneden in de arm en
/ofschouder en
/ofhet hoofd,
althans het lichaam,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/255864-24
zij op
of omstreeks9 augustus 2024 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een pinautomaat
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan Coffeeshop [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/333849-24
poging tot doodslag;
Ten aanzien van parketnummer 05/255864-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Derhalve dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Dr. H.A. de Haan, psychiater, heeft in zijn rapportage van 25 april 2025 geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05/333849-24 (sterk) verminderd toe te rekenen. Er is bij verdachte sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, persisterende depressieve stoornis (dysthymie), een andere
gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis, een andere
gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, en stoornissen in het gebruik van alcohol,
hallucinogenen (LSD/ketamine), cocaïne, cannabis en tabak. Tijdens het plegen van het tenlastegelegde van 20 oktober 2024 waren deze stoornissen ook bij verdachte aanwezig. De stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Het oordeelsvermogen van verdachte was door de verschillende psychiatrische stoornissen zo ernstig gestoord dat betrokkene op dat moment niet goed meer in staat was om haar handelen c.q. het tenlastegelegde als onrechtmatig en zeer gevaarlijk te beoordelen. Door het gebruik van middelen (waaronder LSD) was de psychiatrische problematiek van verdachte aanzienlijk verergerd. Zij kon hiervan op de hoogte zijn, omdat zij zich in de werking van de middelen had verdiept. Gelet hierop is niet het advies om verdachte het tenlastegelegde helemaal niet toe te rekenen.
De rechtbank volgt het advies en neemt de conclusie van de deskundige over. De rechtbank is, anders dan door de verdediging bepleit, van oordeel dat geen sprake is van een volledig ontoerekeningsvatbare dader. Daarbij overweegt de rechtbank dat de deskundige op een inzichtelijke en te volgen wijze heeft weergegeven waarom hij niet komt tot het advies om verdachte het tenlastegelegde helemaal niet toe te rekenen. De rechtbank acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het plegen van de poging tot doodslag. Gezien het relatief korte tijdsbestek tussen 20 oktober 2024 en 9 augustus 2024 en het vertonen van hetzelfde soort gedrag van verdachte tijdens het plegen van de strafbare feiten, acht de rechtbank verdachte ook verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde op 9 augustus 2024.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 600 dagen, waarvan 376 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gevorderd met dien verstande dat de duur van de opname in een zorgstelling niet beperkt moet worden tot één jaar. De officier van justitie heeft tot slot een fysiek contactverbod met het slachtoffer gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op haar moeder [slachtoffer 1] . Zij heeft in het restaurant waar [slachtoffer 1] aan het werk was, en waar meerdere gasten aanwezig waren, meermalen met een kurkentrekker en een mes haar moeder in haar hoofd, arm en schouder gestoken en gesneden. Dit is een zeer ernstig feit en verdachte heeft met haar handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte een pinautomaat vernield in een coffeeshop .
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van Dr. H.A. de Haan, psychiater, van 25 april 2025. Het recidiverisico wordt zonder adequate behandeling als matig tot hoog geschat. Voor de combinatie bij verdachte van een psychotische stoornis, verslaving, dysthymie, trauma-gerelateerde-, persoonlijkheidsproblematiek en een aantal psychosociale problemen, zoals huisvesting, dagbesteding en sociale (beschermende) contacten is een klinisch forensische behandeling geïndiceerd met daarna een voldoende beveiligd ambulant resocialisatietraject gecombineerd met (forensisch) beschermd en/of begeleid wonen. Verdachte is in het verleden kortdurend voor haar problematiek in behandeling geweest, maar heeft deze behandeling voordat ze er aan was begonnen, al afgebroken. Gezien haar uitgebreide psychiatrische- en verslavingsproblematiek en
beperkte culturele inbedding zal het geen eenvoudige behandeling zijn, die veel tijd zal
kosten. Dit betekent dat de behandeling, die in eerste instantie gericht zal zijn op het
reduceren van het recidiverisico, zeer goed geïntegreerd met betrekking tot de verschillende
stoornissen moet plaatsvinden, anders is de kans op het niet of onvoldoende slagen
daarvan te groot. Verdachte zal medicamenteus op de meest optimale medicatie
moeten worden ingesteld voor haar psychotische stoornis en continu moeten worden
gemotiveerd en er op worden gewezen om dit te blijven innemen. Mogelijk zal na een
traumabehandeling door middel van een gestructureerde vorm van (klinische)
psychotherapie de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte dienen te worden
behandeld en zal zij een intensieve klinische behandeling voor haar verslaving met veel
aandacht voor terugvalpreventie moeten volgen. Dit betekent dat verdachte volgens De Haan voldoende lang in een beveiligde omgeving zal moeten verblijven van waaruit snel kan worden ingegrepen, indien zij weer een terugval in middelengebruik heeft. Tevens dient in de hulpverlening te worden ingezet op een systeeminterventie om de relatie met moeder te herstellen en zo goed mogelijk te verbeteren. Vervolgens dient er aandacht te zijn voor het opbouwen van een ondersteunend sociaal netwerk, het (forensisch) beschermd wonen en dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of werk. Naast het toezicht van de reclassering zal gezien de kwetsbaarheid van verdachte kunnen worden overwogen om naast een
bewindvoerder een mentor en/of curator aan te stellen om haar belangen zo goed
mogelijk te behartigen. Gezien de combinatie van stoornissen en problemen bij verdachte, de ernst van het tenlastegelegde en het matig tot hoge recidivegevaar heeft verdachte een vorm van beveiliging nodig, waarbij in het kader van bescherming van de maatschappij in zorg en beveiliging opgeschaald kan worden, bijvoorbeeld indien zij weer terugvalt in alcohol- en/of drugsgebruik en daardoor psychotisch wordt of ander gevaarlijk, recidive bevorderend gedrag vertoont. Aangezien verdachte een zeer beperkte justitiële voorgeschiedenis heeft, gemotiveerd is voor een behandeling en dit ook laat zien tijdens haar verblijf in het PPC geeft De Haan de rechtbank in overweging om verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf op te leggen met als (bijzondere) voorwaarde een voldoende lange klinische behandeling, die waarschijnlijk één tot twee jaar in beslag zal nemen. Deze behandeling kan volgens De Haan op beveiligingsniveau 2 (forensisch psychiatrische afdeling) plaats vinden.
Vervolgens wordt onder toezicht van de reclassering een forensisch beschermd en/of
begeleid wonen traject geadviseerd.
Uit het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 3 juli 2025 blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. In het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis werd verdachte op 2 juni 2025 opgenomen bij [kliniek] , expertisecentrum forensische
psychiatrie. Het verblijf op [kliniek] verloopt redelijk en richt zich momenteel vooral op observatie en kennismaking. Verdachte heeft tijdens de opname een tegenslag gekend waarbij ze, na het overlijden van haar kat, een tijdje uit contact trad met verpleging en de reclassering. Inmiddels gaat het weer beter met haar. Binnenkort zal een behandelplanbespreking plaatsvinden waarbij bekend wordt hoe de behandeling eruit gaat zien en welke verlofmogelijkheden er zijn op termijn. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Zoals onder het kopje
De strafbaarheid van de verdachtevastgesteld, was verdachte ten tijde van het plegen van de poging tot doodslag en de vernieling verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt hier rekening mee.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter in de rapportages over verdachte en in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de door verdachte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis op te leggen, zodat de reeds ingezette behandeling van verdachte en de begeleiding door de reclassering ononderbroken kan worden voortgezet. De rechtbank zal aan verdachte wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Uit de rapportage van de psychiater blijkt dat behandeling niet eenvoudig zal zijn en veel tijd in beslag zal nemen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de duur van de opname in een zorgstelling niet beperkt wordt tot één jaar. Tot slot zal de rechtbank een fysiek contactverbod met [slachtoffer 1] als bijzondere voorwaarden opnemen.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 600 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 375 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden ook de bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en een (fysiek) contactverbod met [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
600 (zeshonderd) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich meldt op afspraken met Tactus Reclassering Zutphen op het adres Verlengde Ooyershoekseweg 30 te Zutphen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de reclassering en werkt mee aan huisbezoeken;
- veroordeelde zich laat opnemen in [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- veroordeelde zich laat behandelen door de forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afronding van de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter, als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- veroordeelde verblijft in een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afronding van de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter, als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urinecontroles en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- veroordeelde zich onthoudt van elk fysiek contact met het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 1] , tenzij de reclassering en de zorginsteling, in overleg met mevrouw [slachtoffer 1] , dit noodzakelijk achten in het kader van de behandeling.
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2025.
Mrs. Blokhuis en Leemreize zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024494229, gesloten op 13 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 17.
3.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 27.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving zonder benoeming als deskundige” van 13 november 2024, p. 124.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 63.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 66.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juli 2025.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 169-170.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Letsel-Interpretatie-Rapportage”, van 27 november 2024, p. 145.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024370224, gesloten op 23 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [slachtoffer 2] , p. 22.
12.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 9.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juli 2025.