Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
Wat betreft de aangevoerde g-grond is [verweerder] op een negatieve manier verrast en teleurgesteld. Hij heeft altijd uitstekend gefunctioneerd en op geen enkel moment is er sprake van geweest dat er een verstoring in de arbeidsrelatie dreigde te ontstaan. Ook zijn collega’s waren er volgens [verweerder] niet van op de hoogte dat deze ontslaggrond zou worden aangevoerd in onderhavige procedure. Dat [verweerder] het niet eens is met de handelwijze van ALN in deze reorganisatie en dat hij van mening is dat hij ten onrechte boventallig is verklaard, is volgens hem nog geen reden om te spreken van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie waardoor in redelijkheid niet meer van ALN kan worden gevergd de arbeidsrelatie te laten voortduren.
[verweerder] is echter inmiddels van mening dat ALN in het proces rondom de reorganisatie en het voorgenomen ontslag zodanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dat hij zelf verzoekt om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de voorwaarde dat dan aan hem een billijke vergoeding wordt toegekend. Deze billijke vergoeding rechtvaardigt het onterechte ontslag dat ALN nastreeft en bestaat voornamelijk uit pensioenschade die hij lijdt, doordat zijn dienstverband bij ALN zal eindigen en hij bij een nieuwe werkgever in een ongunstiger pensioenregeling zal instromen zonder de compensatie die ALN voor haar werknemers heeft geregeld. Daarnaast verzoekt hij om vier keer de transitievergoeding wegens het onterechte ontslag. Tot slot verzoekt hij ook om nakoming van de vergoedingen uit het sociaal plan, vergoeding van juridische kosten, opheffing van het concurrentie- en relatiebeding en bij bepaling van de einddatum geen aftrek van proceduretijd toe te passen.
4.De beoordeling
(…) medewerkers die worden ontslagen (door boventalligheid) in de situatie van de reorganisatie zoals hierboven genoemd.”Omdat [verweerder] niet wordt ontslagen door boventalligheid in de situatie van de reorganisatie maar op grond van zijn eigen verzoek, kan hij naar het oordeel van de kantonrechter geen aanspraak maken op voorzieningen uit het sociaal plan. De verzoeken van [verweerder] die daarop betrekking hebben, zullen daarom worden afgewezen.
5.De beslissing
7 augustus 2025in te trekken,