ECLI:NL:RBGEL:2025:6105

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24/1518
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kappen van bomen en aanleggen van parkeerplaatsen in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 28 juli 2025, wordt de weigering van een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen en het aanleggen van 80 parkeerplaatsen in afwijking van het bestemmingsplan behandeld. Eiseres, een eigenaar van een terrein in Berkelland, had op 14 november 2022 een aanvraag ingediend voor deze vergunning. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 3 maart 2023 besloten de aanvraag te weigeren, omdat het gebruik van de grond als parkeerplaats in strijd is met de bestemmingsplannen. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft bezwaar aangetekend, maar het college handhaafde zijn besluit op 30 januari 2024.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat het college de belangen van eiseres heeft afgewogen, maar deze anders heeft gewogen dan eiseres had gewild. De rechtbank concludeert dat er geen motiveringsgebrek is en dat het college niet gehouden was om de aanvraag voor de andere activiteiten te beoordelen, omdat de weigering van de omgevingsvergunning voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en de vergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan niet zijn bestreden. De rechtbank wijst erop dat de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar dat het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1518

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. N.A. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland

(gemachtigden: [gemachtigde 1], [gemachtigde 2] en mr. I. Nikkels).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen en het aanleggen van 80 parkeerplaatsen in afwijking van het bestemmingsplan. Eiseres is het hier niet mee eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 14 november 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het aanleggen van 80 parkeerplaatsen en de voor dat aanleggen benodigde kap van bomen.
2.1.
Op 20 februari 2023 heeft het college een voornomen om de aanvraag te weigeren kenbaar gemaakt.
2.2.
Op 3 maart 2023 heeft het college besloten om de omgevingsvergunning te weigeren.
2.3.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar aangetekend. Op 30 januari 2024 heeft het college besloten om het primaire besluit te handhaven onder aanvulling van de motivering.
2.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.
2.6.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 14 november 2022. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Wat wil eiseres?
4. Eiseres is eigenares is van het terrein [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats 2]. Op [locatie 1] bevinden zich een woongebouw met kantoren, een sportveld en andere faciliteiten. Op [locatie 2] bevindt zich een schoolgebouw. Het woongebouw is vanaf 1 april 2023 verhuurd aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Het COA heeft aangegeven behoefte te hebben aan extra parkeerplaatsen. Op het aangrenzende terrein zijn 28 parkeerplaatsen aanwezig, maar deze parkeerplaatsen worden verhuurd aan de huurder van het schoolgebouw.
Wat heeft het college besloten?
5. Op de gronden waar eiseres het parkeerterrein zou willen realiseren geldt het bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]” (bestemmingsplan). Een deel van de gronden waarop de parkeerplaatsen door eiseres zijn voorzien heeft de bestemming “Bos” [1] , een andere deel heeft de bestemming “Groen” [2] . Het college heeft in het besluit van 3 maart 2023 geconcludeerd dat het gebruik, als parkeerplaats, in strijd is met beide bestemmingen en besloten niet te willen afwijken. [3] Daarnaast heeft het college geconcludeerd dat voor het aanleggen van het parkeerterrein én het vellen of rooien van houtgewas op grond van het bestemmingsplan een aanlegvergunning vereist is. [4] Daarnaast is voor het vellen of te doen vellen van een houtopstand een vergunning (kapvergunning) vereist op grond van de Bomenverordening 2019. [5] Uit het besluit van 3 maart 2023 volgt dat het college ook de aanlegvergunningen en de kapvergunning niet wenst te verlenen.
5.1.
In het bestreden besluit van 30 januari 2024 heeft het college besloten om het primaire besluit te handhaven onder aanvulling van de motivering. Ter aanvulling van de motivering is, voor zover van belang, het beoordelingsformulier voor de kapvergunning meegestuurd en is nader gemotiveerd waarom het besluit evenredig is. Bij dit laatste is overwogen dat een parkeervoorziening elders in de nabije omgeving realiseerbaar is.
Wat heeft eiseres daartegen aangevoerd?
Het zorgvuldigheidsbeginsel
6. Eiseres heeft aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat het college heeft voorgesteld om de parkeerplaatsen op andere locaties te realiseren, terwijl die locaties voor eiseres niet geschikt zijn. Het is volgens eiseres namelijk de wens van het COA om op de door eiseres beoogde locatie een parkeerterrein te vestigen omdat het beveiligd is en bewaakt dient te worden. Het college heeft dit volgens eiseres bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet onderkend en daarom niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
De kapvergunning
6.1.
In het beroepschrift heeft eiseres daarnaast samengevat aangevoerd dat de beoordeling van de kapvergunning niet juist is geweest. Het beoordelingsformulier is volgens eiseres niet correct ingevuld en de toegekende scores om te komen tot de boomwaardering klopt volgens eiseres niet. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
Daarnaast wijst eiseres op de bereidheid om een nieuwe groenstrook aan te leggen en het na de realisatie van het parkeerterrein resterende deel van de bestaande groenstrook te verbeteren. Eiseres begrijpt niet waarom het college dit tegenhoudt. Ook dit maakt dat sprake is van een motiveringsgebrek.
Onevenredige besluitvorming
6.2.
Als laatste stelt appellante zich op het standpunt dat het bestreden besluit onevenredige nadelige gevolgen heeft in verhouding tot het met het besluit te dienen doel. Eiseres legt daar in beroep aan ten grondslag dat het college geen omgevingsvergunning wenst te verlenen omdat de groenvoorziening op het terrein moet worden behouden, terwijl de groenvoorziening alleen maar zal verbeteren met de plannen van eiseres. Daarnaast stelt eiseres forse investeringen te hebben gedaan om het COA als huurder te verwelkomen. Ten slotte wijst eiseres op het belang van een goede huurrelatie met het COA.
Wat vindt de rechtbank?
Geen strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel
7. De rechtbank is van oordeel dat de overweging van het college, dat een parkeervoorziening elders in de nabije omgeving realiseerbaar is, niet maakt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Het college heeft dit in het bestreden besluit in het kader van de evenredigheid overwogen. Daarbij is de commissie bezwaarschriften (commissie) in haar advies, welk advies onderdeel vormt van het bestreden besluit, nader ingegaan op het belang van eiseres om het parkeerterrein dichtbij het COA te realiseren. De commissie (en daarmee het college) heeft overwogen dat de enkele omstandigheid dat de door eiseres gewenste locatie dichterbij is en dat er daardoor minder kans is op incidenten, onvoldoende reden is om mee te werken aan het verzoek en deze belangen van bezwaarde niet opwegen tegen het algemeen belang. Daarbij is overwogen dat risico op het verkleinen van incidenten ook eenvoudig is op te lossen met camera’s of andere toepassingen. Hieruit blijkt dat het college de belangen van eiseres heeft onderkend, maar deze belangen anders heeft gewogen. Dat laatst maakt nog niet dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geen motiveringsgebrek
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat wat eiseres heeft tegen de weigering om een kapvergunning te verlenen ook niet slagen. Daarvoor is van belang dat uit artikel 2.21 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [6] volgt dat, als een omgevingsvergunningaanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, en voor één van die activiteiten geldt dat die moet worden geweigerd omdat een weigeringsgrond van toepassing is, in beginsel de gehele omgevingsvergunning geweigerd wordt. Dit is alleen anders wanneer de aanvrager aan het bevoegd gezag verzoekt om voor de andere activiteiten toch de omgevingsvergunning te verlenen én er geen sprake is van onlosmakelijke samenhang als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo. Het is een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag om het verzoek van de aanvrager daartoe al dan niet in te willigen.
8.1.
Het kappen van de bomen in de groenstrook is zowel een in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, als een in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo bedoelde activiteit. [7] Ook als de gronden van eiseres tegen de kapvergunning moeten worden geacht mede te zijn gericht tegen de weigering van de aanlegvergunning voor het vellen of rooien van houtgewas, dan nog geldt dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen weigering van de aanlegvergunning voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en weigering van de vergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan én door eiseres niet is verzocht om toch de omgevingsvergunning te verlenen voor de kapvergunning en de aanlegvergunning voor het vellen of rooien van houtgewas. Nu die weigering van de omgevingsvergunning voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en weigering van de vergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan niet zijn bestreden en het college de toestemming voor die activiteiten kennelijk kon weigeren, was het college niet gehouden om de aanvraag van eiseres voor zover die betrekking had op de andere activiteiten te beoordelen. De gronden die zijn gericht op de motivering van de weigering om deze activiteiten toe te staan, kunnen al om die reden niet slagen.
8.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geen onevenredige besluitvorming
9. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een onevenredige beslissing. Bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres komt het college beoordelingsruimte toe. Het college heeft de relevante belangen afgewogen en naast het belang van de groenvoorzieningen andere belangen laten meewegen. Van bijzondere omstandigheden die maken dat het college de gevraagde omgevingsvergunning had moeten verlenen is niet gebleken.
9.1.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Riel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4 van het bestemmingsplan.
2.Artikel 5 van het bestemmingsplan.
3.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo, en artikel 4.3, onder a, onder 1 (aanbrengen oppervlakteverhardingen) en onder 4 (het vellen of rooien van houtgewas) van het bestemminsplan.
5.Op grond van artikel 2.2 onder g van de Wabo en artikel 3 van de Bomenverordening 2019.
6.ABRvS 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:755.
7.ABRvS 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:159.