ECLI:NL:RBGEL:2025:610

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/05/438627 / HZ ZA 24-242
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aansprakelijkheid bij gebreken in de uitvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst, gesloten in november 2016, betrof de bouw van een woning door [gedaagde] voor [eiser] op een kavel. De woning werd opgeleverd in juli 2018, maar in augustus 2020 meldde [eiser] lekkages aan het dak. De lekkages werden veroorzaakt door een onderaannemer van [gedaagde], [bedrijf 2]. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 28.146,23, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij niet aansprakelijk was, omdat de termijn voor aansprakelijkheid volgens de algemene voorwaarden was verstreken. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet aansprakelijk was voor de lekkages, omdat de termijn van zes maanden na oplevering was verstreken en er geen sprake was van een ernstig gebrek. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van € 4.634,00. Dit vonnis is uitgesproken op 8 januari 2025 door mr. F.M.C. Boesberg.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/438627 / HZ ZA 24-242
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats ] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E. Doornbos,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L. de Vries.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 oktober 2024
- de mondelinge behandeling van 17 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in november 2016 een aannemingsovereenkomst gesloten inhoudende dat [gedaagde] voor [eiser] een woning zou bouwen op een kavel gelegen aan [adres ] (hierna: de aannemingsovereenkomst). Op deze overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor aannemingsovereenkomsten voor Eengezinswoning met toepassing van de [bedrijf 1] Nieuwbouwgarantieregeling voor Eengezinswoning 2013 van [bedrijf 1] van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden).
2.2.
De woning van [eiser] is in juli 2018 opgeleverd. In augustus 2020 is een lekkage aan het dak(terras) van de woning ontstaan. [eiser] heeft deze lekkage vervolgens aan [gedaagde] gemeld. Het dak op de woning van [eiser] is aangelegd door een onderaannemer van [gedaagde] , te weten [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). Zowel [gedaagde] als [bedrijf 2] hebben verschillende herstelwerkzaamheden aan het dak verricht.
2.3.
In juli 2023 heeft [eiser] door een derde het bestaande EPDM-dak laten vervangen door een bitumen dakbedekking.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 28.146,23 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
II. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten tot een bedrag van € 131,00 indien geen betekening van de uitspraak plaatsvindt, dan wel een bedrag van € 199,00 indien betekening van de uitspraak plaatsvindt,
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de aannemingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Volgens [eiser] zijn de lekkages aan het dak het gevolg van een ondeugdelijke wijze van het bouwen van het dak. Hij verwijst ter onderbouwing hiervan naar een rapport van [bedrijf 3] [eiser] vordert vergoeding van de schade die hij als gevolg van de lekkages heeft geleden. [gedaagde] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Zij voert aan dat ten tijde van de oplevering geen sprake was van lekkage aan het dak. Verder volgt uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken dat sprake is van meerdere oorzaken voor de lekkage, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] is in ieder geval een deel van de lekkages ontstaan door mechanische schade, veroorzaakt door externe factoren. Ter onderbouwing hiervan voert [gedaagde] aan dat de lekkage zich bevindt onder het dakterras.
4.2.
De vraag of in dit geval sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming op grond waarvan [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is, kan in dit geval in het midden blijven. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verweer van [gedaagde] , inhoudende dat zij op grond van artikel 15 van de algemene voorwaarden niet (langer) aansprakelijk is jegens [gedaagde] , slaagt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.3.
Uit artikel 15 van de algemene voorwaarden volgt – voor zover relevant – het volgende:

ARTIKEL 15 – Onderhoudsperiode met garantie en aansprakelijkheid van de deelnemer
Onverminderd zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 14 lid 1 garandeert de deelnemer rechtstreeks ingevolge deze voorwaarden de woning gedurende zes maanden na de datum van oplevering tegen daarin aan de dag getreden tekortkomingen. […]
Na de in het eerste lid van dit artikel genoemde periode is de deelnemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan de woning,
a.
[…]
b.
tenzij de woning of enig onderdeel daarvan een ernstig gebrek heeft;
c.
[…]
d.
[…]
3.
Een gebrek is slechts als ernstig gebrek als bedoeld in lid 2 van dit artikel onder b aan te merken, indien het de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, hetzij de woning ongeschikt maakt voor zijn bestemming.
[…]
4.4.
Tussen partijen staat vast dat de woning in juli 2018 is opgeleverd. De in artikel 15 lid 1 genoemde termijn van zes maanden was derhalve ruimschoots verstreken op het moment dat [eiser] in augustus 2020 bij [gedaagde] melding maakte van de lekkage. Op grond van artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] daarom niet meer aansprakelijk voor de lekkage aan het dak, tenzij sprake is van een in het artikel genoemde uitzondering. [eiser] heeft in dit kader aangevoerd dat sprake is van een ernstig gebrek in de zin van artikel 15 lid 2 onder b van de algemene voorwaarden.
4.5.
Uit artikel 15 lid 3 van de algemene voorwaarden volgt dat van een ernstig gebrek slechts sprake is indien het de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, hetzij de woning ongeschikt maakt voor zijn bestemming. Met het aantasten van de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan wordt bedoeld een gebrek waardoor de woning geheel of gedeeltelijk teniet dreigt te gaan. Van ongeschiktheid voor zijn bestemming kan sprake zijn als de woning niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd (Raad van Arbitrage voor de Bouw 4 januari 2018, 36.140).
4.6.
Van een ernstig gebrek zoals hiervoor omschreven is in dit geval geen sprake. [eiser] heeft ook niet nader onderbouwd waarom dit volgens hem wel het geval is. [eiser] heeft slechts zonder nadere onderbouwing aangevoerd dat sprake is van ernstige lekkage. Uit het door [eiser] overgelegde rapport van [bedrijf 3] volgt evenwel niet dat de lekkage de hechtheid, constructieve sterkte en/of veiligheid van de (dak)constructie op enige wijze aantast noch dat sprake is van enige andere ernstige gebreken zoals hiervoor onder 4.5 omschreven. Evenmin is gebleken dat de woning als gevolg van de lekkage ongeschikt is voor zijn bestemming. De woning is vanaf het moment van oplevering in 2018 doorlopend bewoond, eerst door [eiser] zelf en later (vanaf 2020/2021) door de familie [naam] als huurders van [eiser] .
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] – voor zover al sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming – niet aansprakelijk is jegens [eiser] . Anders dan [gedaagde] betoogt, leidt dit echter niet tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , maar tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.634,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.634,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 90,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
RG/FB