ECLI:NL:RBGEL:2025:609

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/05/436356 / HZ ZA 24-179
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot een vliesgevel

In deze zaak heeft eiser, een aannemer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een onderaannemer, wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. Eiser heeft in opdracht van een opdrachtgever renovatiewerkzaamheden verricht aan een kantoorgebouw, waarbij gedaagde verantwoordelijk was voor de levering en plaatsing van een vliesgevel. Na oplevering ontstonden er lekkageproblemen, waarop gedaagde verschillende herstelpogingen heeft ondernomen. Eiser heeft een rapport van een onderzoeksbureau overgelegd, waaruit blijkt dat de lekkage is ontstaan door een combinatie van een kwetsbaar glasdaksysteem en onvolkomenheden in de uitvoering door gedaagde. Eiser vordert schadevergoeding van € 183.867,72, die bestaat uit kosten voor herstel en schadevergoeding aan de opdrachtgever. Gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de lekkage niet aan haar toerekenbaar is. De rechtbank oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. De rechtbank draagt eiser op te bewijzen dat de gevorderde schade enkel betrekking heeft op de lekkage aan de vliesgevel. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/436356 / HZ ZA 24-179
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats ] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Reumkens,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats ] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.L.A. Schutte.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 september 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [bedrijf 1] renovatiewerkzaamheden verricht aan het kantoorgebouw [naam 1] , gelegen aan [adres ] .
2.2.
[eiser] heeft in 2017 een (onder)aannemingsovereenkomst gesloten met [gedaagde] . Op grond van die overeenkomst diende [gedaagde] in [naam 1] een vliesgevel met toebehoren te leveren en te plaatsen (hierna: de vliesgevel). Het werk is door [gedaagde] in 2017 aan [eiser] opgeleverd.
2.3.
In november 2019 ontstonden lekkageproblemen aan de vliesgevel. [gedaagde] heeft in ieder geval vanaf 16 maart 2020 verschillende werkzaamheden uitgevoerd om de lekkage te verhelpen.
2.4.
De opdrachtgever van [eiser] heeft eind 2020 [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de oorzaak van de lekkage. Uit het rapport van [bedrijf 2] volgt dat de lekkageproblemen zijn ontstaan door de combinatie van een kwetsbaar glasdaksysteem en onvolkomenheden in de uitvoering.
2.5.
Op 5 februari 2021 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden waarbij namens [eiser] de heer [naam 2] aanwezig was en namens [gedaagde] de heer [naam 3] . Daarnaast was iemand namens [bedrijf 2] en iemand namens de opdrachtgever van [eiser] aanwezig. Bij dit gesprek is de inhoud van het onderzoek van [bedrijf 2] besproken. Daarbij is afgesproken dat [gedaagde] tot herstel zou overgaan overeenkomstig de aanbevelingen in het rapport van [bedrijf 2] .
2.6.
Op 9 juni 2021 heeft [bedrijf 2] nogmaals een onderzoek uitgevoerd. In haar rapport concludeert [bedrijf 2] dat de lekkageproblemen nog niet verholpen zijn.
2.7.
Per e-mail van 11 april 2022 heeft [eiser] jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding.
2.8.
Op 16 juli 2024 heeft [bedrijf 3] in opdracht van [gedaagde] een deskundigenonderzoek verricht naar de oorzaak van de lekkages. Uit het rapport van [bedrijf 3] volgt dat de exacte oorzaak van de lekkages aan de bovenzijde van de pui zonder destructief onderzoek of gerichte watertests niet eenduidig aan te wijzen is. Wel concludeert [bedrijf 3] dat de oorzaak waarschijnlijk niet gelegen is in de bouwkundige aansluiting. Met betrekking tot een lekkage bij de vensterbank aan de binnenzijde concludeert [bedrijf 3] dat de oorzaak zeker gelegen is in de bouwkundige aansluiting.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis - samengevat - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] terzake van schadevergoeding te betalen een bedrag van € 183.867,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2023 tot de dag der algehele voldoening,
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag gerekend vanaf de datum van het te wijzen vonnis alsmede in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toerekenbare tekortkoming
4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de aannemingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden was een lekvrije vliesgevel te leveren en te monteren. Tussen partijen is evenmin in geschil dat bij de vliesgevel sprake is van lekkage. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat sprake is van een gebrek. De vliesgevel lekt immers en voldoet daarmee niet aan de overeenkomst. Om vast te stellen of [gedaagde] hiervoor aansprakelijk is jegens [eiser] , moet worden beoordeeld wat de oorzaak is van de lekkages en aan wie dit kan worden toegerekend.
4.2.
[eiser] stelt dat de lekkage in de vliesgevel is veroorzaakt door een combinatie van een kwetsbaar glasdaksysteem en onvolkomenheden in de uitvoering. Dit is volgens [eiser] te wijten aan [gedaagde] . Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar de door haar overgelegde rapporten van [bedrijf 2] . [gedaagde] betwist dat de lekkage is ontstaan door omstandigheden die aan haar toerekenbaar zijn. Zij heeft aangevoerd dat de lekkage aanvankelijk is ontstaan door vervuiling van de vliesgevel die zij vervolgens heeft gereinigd. De lekkage heeft vervolgens nog enige tijd voortgeduurd omdat de vliesgevel, vanwege niet optimale weersomstandigheden, nog niet dichtgemaakt kon worden, aldus [gedaagde] . De dichting moet immers kunnen hechten en daarvoor moet sprake zijn van droge weersomstandigheden en een bepaalde temperatuur. [gedaagde] verwijst verder naar het door haar overgelegde rapport van [bedrijf 3] , waaruit volgens haar blijkt dat de exacte oorzaak van de lekkage niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Uit het rapport van [bedrijf 2] van 23 november 2020 blijkt op welke wijze [bedrijf 2] onderzoek heeft verricht. Verschillende klem- en sierprofielen van het dak en de gevel zijn gedemonteerd om de opbouw van de constructie vast te stellen. Daarnaast is middels selectieve waterbelasting getracht het lekkagemechanisme in kaart te brengen. Uit het rapport van [bedrijf 2] volgt – voor zover relevant – het volgende:

Bij herhaalde beproeving blijkt de oorzaak: in de ontwateringskanalen van de regel bevindt zich een schroef, waarmee de regel aan de roede is bevestigd. Water stagneert tegen de schroef en loopt via de naad tussen de EPDM beglazingsprofielen […] van regel en roede weg.
[…]
De naad tussen de onderregel in het dakvlak en de hoogste regel in de gevel is gedicht met butylfolie. Dit is echter op een zodanige wijze uitgevoerd dat het water, dat uit de aansluiting van de EPDM beglazingsprofielen vloeit, achter de butylfolie wordt opgevangen en ingesloten, waardoor het alleen nog naar binnen kan vloeien.
[…]
Delen van dak en gevel zijn gedemonteerd ten behoeve van een inspectie. Ook hier is de naad tussen de regels van gevel en dak afgeplakt met butylfolie […] Na verwijdering van de butylfolie blijkt dat de versteknaad tussen roede en stijl niet waterdicht is.
[…]
Analyse
[…]
In het onderhavige geval is de hoogte van de ontwateringskanalen van het aluminium profiel gering, zelfs zodanig dat water door stagnatie tegen de bevestigingsschroef van de regel hoger kan komen dan de hoogte van de goot. Daardoor gaan de EPDM beglazingsprofielen ook functioneren als onderdeel van de goot. Dat behoeft geen probleem te zijn, op voorwaarde dat de aansluitingen van die profielen onderling, maar ook de naden tussen de EPDM profielen en aluminium profielen eveneens waterdicht zijn, hetgeen hier niet het geval is.
Een deel van de problemen had kunnen worden voorkomen als de folie over de naad tussen de regels van dak en gevel zorgvuldiger zou zijn aangebracht. De problemen ontstaan echter deels ook doordat de versteknaad tussen roede en stijlen niet waterdicht is.
[…]
Conclusie
De lekkageproblemen bij de serregevel van de kantoorruimte aan het [adres ] ontstaan door de combinatie van een kwetsbaar glasdaksysteem en onvolkomenheden in de uitvoering.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd rapport van [bedrijf 2] volgt dat de lekkage is ontstaan door een gebrekkige uitvoering. Uit het rapport blijkt immers onder meer dat door de uitvoering op diverse plaatsen sprake is van niet waterdichte naden en dat water geen enkele andere kant op kan dan naar binnen. Verder blijkt uit het rapport dat in ieder geval een deel van de problemen voorkomen had kunnen worden door de folie over de naad tussen de regels van het dak en de gevel zorgvuldiger aan te brengen. Het door [gedaagde] overgelegde rapport van [bedrijf 3] maakt het voorgaande niet anders. In dit rapport wordt immers slechts opgemerkt dat de exacte oorzaak van de lekkage niet kan worden vastgesteld. Dit sluit de conclusie uit het rapport van [bedrijf 2] niet uit. Bovendien dateert het rapport van [bedrijf 3] van 7 augustus 2024, bijna vijf jaar na het ontstaan van de lekkage. Dat op dat moment niet meer exact kon worden vastgesteld wat de oorzaak van de lekkage is geweest, komt voor rekening en risico van [gedaagde] . Als [gedaagde] het niet eens was met de conclusie van [bedrijf 2] had het op haar weg gelegen om daar destijds inhoudelijk op te reageren. Dit heeft zij niet gedaan. [gedaagde] heeft juist de door [bedrijf 2] aanbevolen werkzaamheden uitgevoerd. Voor zover zij van mening was dat de conclusie van [bedrijf 2] en de daaruit voortvloeiende herstelwerkzaamheden onjuistheden bevatten, had zij [eiser] daarvoor moeten waarschuwen (artikel 7:754 lid 1 BW).
4.5.
Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst was [gedaagde] verantwoordelijk voor de uitvoering. Gelet op het voorgaande is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van [gedaagde] .
Schade en causaal verband
4.6.
[eiser] stelt dat zij als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] schade heeft geleden ter hoogte van € 183.867,72. Deze schade bestaat uit drie verschillende posten:
Schade die [eiser] aan haar opdrachtgever heeft moeten vergoeden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming (€ 55.000,00). Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] een met haar opdrachtgever gesloten vaststellingsovereenkomst overgelegd.
De kosten voor het vervangen van de vliesgevel (€ 65.750,00). [eiser] heeft facturen van [betrokkene 3] & Zn. overgelegd als onderbouwing van deze kosten.
Een post van diverse kosten die [eiser] heeft gemaakt in het kader van het herstel en de vervanging van de vliesgevel (€ 63.117,72). Van deze kosten heeft [eiser] een zelfgemaakt overzicht overgelegd.
4.7.
Volgens [eiser] volgt uit de rapportages van [bedrijf 2] en uit het feit dat het ondanks meerdere herstelpogingen niet gelukt is om de vliesgevel lekvrij te krijgen dat vervanging de enige mogelijkheid was. [gedaagde] betwist dat vervanging noodzakelijk was. [gedaagde] heeft deze betwisting echter onvoldoende gemotiveerd. Zij heeft in dit kader verwezen naar het door haar overgelegde rapport van [bedrijf 3] . Zoals hiervoor onder 4.4 overwogen volgt uit dit rapport dat [bedrijf 3] de exacte oorzaak van de lekkage niet heeft kunnen vaststellen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt derhalve niet in te zien op grond waarvan [bedrijf 3] wel zou kunnen concluderen dat herstel (nog) mogelijk was. De rechtbank volgt [eiser] daarom in haar stelling dat vervanging van de vliesgevel noodzakelijk was, zodat [gedaagde] gehouden is de kosten daarvan te vergoeden. [gedaagde] heeft de door [eiser] gestelde – en met facturen onderbouwde – kosten onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft slechts zonder nadere onderbouwing aangevoerd dat de door [eiser] aangevoerde kosten haar extreem hoog lijken. De door [eiser] gevorderde vergoeding van de kosten voor het vervangen van de vliesgevel zullen daarom worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] betwist dat tussen de overige door [eiser] gestelde schadeposten en de toerekenbare tekortkoming een causaal verband bestaat. [gedaagde] voert in dit kader aan dat bij project [naam 1] sprake was van meerdere lekkages. Volgens [gedaagde] is daardoor niet vast te stellen dat de aan de opdrachtgever van [eiser] vergoede schade en de door [eiser] opgevoerde kosten het gevolg zijn van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] . Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust de bewijslast hiervan op [eiser] . De rechtbank zal [eiser] gelet op het voorgaande opdragen om te bewijzen dat de schade die zij aan haar opdrachtgever heeft vergoed en de kosten die zij in productie 28 heeft opgesomd enkel betrekking hebben op de lekkage aan de vliesgevel.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat de schade die zij aan haar opdrachtgever heeft vergoed en de kosten die zij in productie 28 heeft opgesomd enkel betrekking hebben op de lekkage aan de vliesgevel,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 22 januari 2025voor uitlating door [eiser] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
februaritot en met
juli 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. F.M.C. Boesberg, in het gerechtsgebouw te Zutphen, Martinetsingel 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
RG/FB