ECLI:NL:RBGEL:2025:5902

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11558433
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan auto tijdens reparatie en verrekening van factuurbedrag

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen een eiser en een gedaagde over de aansprakelijkheid voor schade aan een auto tijdens reparatie. De eiser, vertegenwoordigd door Armaere B.V., had de auto van de gedaagde ter reparatie aangenomen. Tijdens de reparatie werd duct tape op de auto aangebracht, wat leidde tot lakschade. De gedaagde stelde dat deze schade het gevolg was van de tekortkomingen van de eiser en vorderde verrekening van een openstaande factuur. De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming van de eiser niet toerekenbaar was, omdat de schade voortkwam uit een niet goed hechtende toplaag van de auto, die al aanwezig was voordat de reparatie plaatsvond. De rechtbank wees de vordering van de gedaagde af en oordeelde dat de eiser recht had op betaling van het openstaande factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 11558433 \ CV EXPL 25-468
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser in conv],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv] ,
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen
[gedaagde in conv],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 februari 2025,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens het overleggen van producties van de zijde van [eiser in conv] ,
- de akte houdende aanvullende productie van de zijde van [gedaagde in conv] ,
- de mondelinge behandeling van 22 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 april 2023 heeft [gedaagde in conv] zijn auto (hierna: de auto) aan [eiser in conv] aangeboden ter reparatie nadat diverse waarschuwingslampjes in de auto zijn gaan knipperen.
2.2.
Op 25 april 2023 heeft [eiser in conv] [gedaagde in conv] telefonisch bericht dat de voorruit van de auto een lekkage heeft waardoor water in de auto is gelopen en dat dit ervoor heeft gezorgd dat de BCM-module van de auto defect is geraakt. Partijen hebben vervolgens met elkaar afgesproken dat [eiser in conv] de BCM-module gaat vervangen.
2.3.
Op 26 april 2023 heeft [eiser in conv] de auto weggebracht naar een derde partij ( [bedrijf 1] ) om de ruit van de auto te laten repareren. Na uitvoering van deze reparatie, heeft [eiser in conv] de auto weer opgehaald en op zijn terrein geparkeerd in afwachting van de levering van de door hem bij de leverancier bestelde BCM-module.
2.4.
Begin mei 2023 heeft [gedaagde in conv] een aantal spullen uit de auto gehaald. Daarbij heeft hij geconstateerd dat de auto lakschade heeft.
2.5.
Op 18 juli 2023 heeft [gedaagde in conv] de auto bij [eiser in conv] opgehaald.
2.6.
Op 26 september 2023 heeft [eiser in conv] de auto in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conv] Apk gekeurd.
2.7.
In april 2024 heeft [gedaagde in conv] per post een herinnering van een factuur d.d. 30 december 2023 van [eiser in conv] ontvangen. In deze factuur heeft [eiser in conv] een bedrag van in totaal € 1.909,34 (incl. btw) aan [gedaagde in conv] in rekening gebracht voor de reparatie aan de auto en de kosten van de Apk-keuring.
2.8.
Op 24 april 2024 heeft [gedaagde in conv] een bedrag van € 154,58 in mindering op het factuurbedrag aan [eiser in conv] betaald. Het resterende bedrag van € 1.754,50 heeft hij onbetaald gelaten.
2.9.
Bij brief van 24 april 2024 heeft [gedaagde in conv] aan [eiser in conv] bericht dat [eiser in conv] schade heeft veroorzaakt aan de auto omdat hij duct tape op de auto heeft aangebracht waardoor lakschade is ontstaan. Volgens [gedaagde in conv] bedraagt de schade € 1.754,50. [gedaagde in conv] heeft zich in de brief beroepen op verrekening met het factuurbedrag van € 1.909,34.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conv] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conv] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.142,70, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.754,50 vanaf de dag van de dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening en [gedaagde in conv] zal veroordelen in de proceskosten.
in voorwaardelijke reconventie
3.2.
[gedaagde in conv] vordert – indien en voor zover de vorderingen in conventie geheel worden afgewezen – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conv] zal veroordelen tot betaling aan [gedaagde in conv] van een bedrag van € 318,00 en [eiser in conv] zal veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.3.
Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de onderscheiden vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de wederpartij in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [eiser in conv] de verbintenis op zich heeft genomen om in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conv] onder meer de BCM-module van de auto te vervangen. Daarmee is tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot stand gekomen. Het gevolg daarvan is dat de bepalingen van titel 12 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in dit geval van toepassing zijn.
4.2.
In conventie maakt [eiser in conv] aanspraak op betaling van het openstaande factuurbedrag van € 1.754,50. [gedaagde in conv] heeft daartegen verweer gevoerd. Hij heeft zich in de eerste plaats beroepen op verrekening met een vordering die hij stelt te hebben op [eiser in conv] . [gedaagde in conv] heeft in dit verband gesteld dat [eiser in conv] tijdens de uitvoering van de reparatiewerkzaamheden schade aan de auto heeft toegebracht en dat die schade € 1.754,50 bedraagt.
4.3.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar (in dit geval [eiser in conv] ) de schade die de schuldeiser (in dit geval [gedaagde in conv] ) daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Een tekortkoming kan de schuldenaar op grond van artikel 6:75 BW niet worden toegerekend wanneer zij niet te wijten is aan zijn schuld en evenmin krachtens wet, rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
4.4.
Niet in geschil is dat [eiser in conv] tijdens de uitvoering van de reparatiewerkzaamheden duct tape op de auto heeft aangebracht en dat vervolgens bij het verwijderen van de duct tape op die plek de blanke laklaag van de auto is beschadigd. Daarmee is [eiser in conv] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
4.5.
[eiser in conv] heeft zich op het standpunt gesteld, althans zo worden haar stellingen begrepen, dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat in het verleden de voorruit van de auto niet goed is gemonteerd omdat in de sponning van de auto roest zat en daaroverheen een kleur- en laklaag is gespoten zonder dat daarbij een primer is gebruikt. Hierdoor hechten de kleur- en laklaag niet. Dit heeft volgens [eiser in conv] tot gevolg gehad dat de kitlaag heeft losgelaten waardoor de ruit van de auto niet waterdicht is. Omdat de auto op het buitenterrein van [eiser in conv] stond en het hard regende, heeft [eiser in conv] – ter voorkoming van verdere waterschade – de ruit afgeplakt met duct tape. Op dat moment liet de blanke laklaag van de auto, zo stelt [eiser in conv] , al op verschillende onderdelen los. [eiser in conv] heeft vervolgens de auto naar [bedrijf 1] gebracht en daar is de sponning van de auto ontroest en op de juiste wijze behandeld en is de ruit vervolgens opnieuw gemonteerd, aldus [eiser in conv] .
4.6.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiser in conv] onder meer schriftelijke verklaringen van [naam 1] van [bedrijf 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] van [bedrijf 2] (hierna: [naam 2] ) overgelegd.
4.7.
[naam 1] heeft verklaard:
“Wij hebben ivm het weg halen van tape om de ruitlekkage te herstellen, ofwel om de ruit opnieuw te kunnen plaatsen, geconstateerd dat de auto op verschillende delen verschrikkelijk slecht voorbewerkt is geweest.
D.w.z. dat op vele delen de auto op een onjuiste manier is over gespoten.
(…)
Dit betekent dat met het weghalen van tape, en het verwijderen van evt. tape-lijmresten de laklaag al is los gelaten van de onderliggende lagen.
Dit mag niet voorkomen! Een beetje kundige autospuiter zorgt voor voldoende hechting van de div. laklagen.
(…)”
4.8.
[naam 2] heeft verklaard:
“Na aanleiding van de expertise uitgevoerd woensdag 3-5-2023 hebben wij het volgende geconcludeerd.
De lekkage aan de voorzijde werd veroorzaakt door het niet goed afdichten van de voorruit. Dit werd veroorzaakt door roestvorming en door lakonthechting rondom de voorruit, waardoor de kit, waarmee de voorruit geplakt zit, nog wel vast zat aan de lak maar de lak niet meer aan de raamsponning/carrosserie.
Dit konden wij constateren naar aanleiding van de lakonthechting rondom de voorruit en de A stijlen. Als de lak op een deugdelijke manier vernet/vast zit op de ondergrond, mag dit nooit losraken als men dit afplakt met wat voor type tape dan ook gebruikt.
Hooguit bij het gebruik van een verkeerde tape, meestal bij papieren maskeertape, kan het voorkomen bij langdurig contact dat het plakband een aftekening achterlaat aan de oppervlakte van de laklaag.
Maar het kan geen onthechting veroorzaken.
Dit kan alleen plaatsvinden als de laklaag niet goed vastzit op de ondergrond, wat bij de auto met bovengenoemd kenteken het geval was.
Wij laten hier regelmatig ruiten vervangen door een extern bedrijf en deze gebruikt altijd duct tape aan de bovenzijde van de ruit op het dak om te voorkomen dat de voorruit niet naar beneden kan zakken.
Samengevat: als de top laklaag goed gehecht zou hebben op de ondergrond, in dit geval de blanke lak op de kleurlaag, had bij het verwijderen de toplaag niet los mogen laten.”
4.9.
[gedaagde in conv] heeft voormelde stellingen van [eiser in conv] en de bevindingen van [naam 1] en [naam 2] niet voldoende gemotiveerd weersproken. [gedaagde in conv] heeft aangevoerd dat hij de auto zonder lakschade heeft aangeleverd, dat de auto schadevrij was geïmporteerd en dat de blanke laklaag niet losliet voordat de auto door [eiser in conv] werd afgeplakt. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagde in conv] een aantal foto’s van de auto in geding gebracht. Die foto’s zijn echter niet gedetailleerd genoeg om daaruit enige conclusie te kunnen trekken. De stelling dat de auto schadevrij was is voorts niet in overeenstemming met de verklaringen van [gedaagde in conv] ter zitting. Daar heeft hij aangegeven dat het klopt dat de auto schade had, waaraan hij ter illustratie nog heeft toegevoegd dat als hij op de rem trapte, de achterklep open ging. Niet gemotiveerd betwist is bovendien dat de lekkage werd veroorzaakt door het loslaten van de kitlaag als gevolg van roestvorming in de sponning en het daarop aangebracht zijn van een kleur- en laklaag zonder het gebruik van een primer. Gelet hierop is onvoldoende gemotiveerd weersproken dat – zoals naar voren komt uit de door [eiser in conv] overgelegde verklaringen – de blanke toplaklaag op de auto op verschillende delen niet goed was gehecht aan de zich daaronder bevindende gekleurde laklaag en dat deze onthechting is ontstaan omdat de kleur- en laklaag op een ondeugdelijke manier op de auto is gespoten. Daarmee staat voldoende vast dat dit juist ook het geval was op de plek waar [eiser in conv] de duct tape heeft aangebracht omdat dit is gebeurd bij de plek van de oorzaak van de lekkage. In het licht van deze vaststaande feiten is de lakschade aan te merken als schade die buiten toedoen van [eiser in conv] is ontstaan. [gedaagde in conv] heeft weliswaar nog aangevoerd dat duct tape niet geschikt is om te worden aangebracht op autolak en dat de schade door het gebruik van die tape is ontstaan, maar dat ziet voorbij aan het feit dat sprake was van een niet goed hechtende toplaag. Gesteld noch gebleken is dat het gebruik van een andere tape niet tot de aan de orde zijnde schade zou hebben geleid. Het ontstaan van de schade is daarom terug te voeren op de niet goed hechtende toplaag. De tekortkoming is daarom niet aan de schuld van [eiser in conv] te wijten. Niet gesteld of gebleken is verder dat de tekortkoming krachtens de wet, een rechtshandeling of verkeersopvatting voor rekening van [eiser in conv] komt. [eiser in conv] kan zich derhalve met succes op artikel 6:75 BW beroepen.
4.10.
De conclusie is dat weliswaar sprake is van een tekortkoming maar dat die tekortkoming niet kan worden toegerekend aan [eiser in conv] . Dit betekent dat [eiser in conv] niet aansprakelijk is voor de door [gedaagde in conv] gestelde schade. [gedaagde in conv] kan daarom geen aanspraak maken op vergoeding van deze schade. Van een tegenvordering is derhalve geen sprake zodat het beroep op verrekening faalt.
4.11.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [gedaagde in conv] het volledig openstaande factuurbedrag van € 1.754,50 is verschuldigd aan [eiser in conv] . [gedaagde in conv] heeft dat betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat dat in de factuur van 30 december 2023 een te hoog bedrag in rekening is gebracht voor de reparatie van de auto omdat partijen een richtprijs van € 1.300,00 zijn overeengekomen en die richtprijs met meer dan 10% is overschreden. [eiser in conv] heeft daarom een bedrag van in totaal € 318,00 teveel in rekening gebracht, aldus [gedaagde in conv] .
4.12.
[eiser in conv] heeft betwist dat partijen voor de reparatie van de auto een richtprijs van € 1.300,00 hebben afgesproken. Gelet op deze betwisting had het op de weg van [gedaagde in conv] gelegen het bestaan van de door hem gestelde overeengekomen richtprijs nader te onderbouwen. Hij heeft dat echter nagelaten. Het enkel stellen dat [eiser in conv] zou hebben toegezegd dat de reparatie niet meer dan € 1.300,00 zou kosten, is daarvoor in elk geval onvoldoende. Aldus staat niet vast dat partijen een richtprijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 2 BW zijn overeengekomen. Het verweer van [gedaagde in conv] op dit punt slaagt daarom niet.
4.13.
Niet gesteld of gebleken is dat de door [eiser in conv] in rekening gebrachte kosten voor de reparatie van de auto afwijken van de gewoonlijk bedongen prijzen of niet redelijk zijn. Aangenomen wordt dan ook dat [eiser in conv] voor de reparatie van de auto een redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW aan [eiser in conv] in rekening heeft gebracht. [gedaagde in conv] dient die kosten en de kosten voor de uitgevoerde Apk-keuring te betalen. De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.14.
[eiser in conv] maakt aanspraak op betaling van de wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is echter dat sprake is van een handelsovereenkomst tussen partijen in de zin van artikel 6:119a BW. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom worden afgewezen. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen. Deze wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 24 april 2024 omdat niet gebleken is dat [gedaagde in conv] op een eerdere datum in verzuim is komen te verkeren.
4.15.
[eiser in conv] vordert verder vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde in conv] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser in conv] heeft aan [gedaagde in conv] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 263,18 worden toegewezen.
4.16.
[gedaagde in conv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in conv] worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
385,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.015,78
in voorwaardelijke reconventie
4.17.
In reconventie vordert [gedaagde in conv] onder meer betaling van een bedrag van € 318,00 indien en voor zover de vorderingen in conventie geheel worden afgewezen. Daarmee is sprake van een voorwaardelijke eis in reconventie. Aan de voorwaarde die [gedaagde in conv] aan de beoordeling van zijn vordering in reconventie heeft gesteld, is echter niet voldaan aangezien de vordering van [eiser in conv] in conventie is toegewezen. Gelet hierop wordt aan een beoordeling van de reconventie niet toegekomen.
4.18.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat ook wanneer wel aan een beoordeling van de reconventie zou worden toegekomen, de vordering van [gedaagde in conv] niet voor toewijzing in aanmerking was gekomen gelet op hetgeen hiervoor in de beoordeling in conventie is overwogen. Daaruit blijkt dat niet is gebleken dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen en dat [gedaagde in conv] teveel kosten in rekening heeft gebracht voor de reparatie van de auto, alsmede dat [gedaagde in conv] zich niet met succes op verrekening kan beroepen.
4.19.
[gedaagde in conv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Aan gemachtigdensalaris zal één punt worden toegekend gezien de samenhang van de vorderingen in conventie en voorwaardelijke reconventie. De proceskosten van [eiser in conv] worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
40,00
(1 punt × € 40,00)
Totaal
40,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conv] om aan [eiser in conv] te betalen een bedrag van € 1.754,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van 24 april 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conv] om aan [eiser in conv] te betalen een bedrag van € 263,18 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conv] in de proceskosten van € 1.015,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde in conv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conv] in de proceskosten van € 40,00,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
lt