ECLI:NL:RBGEL:2025:5834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
05.183990.24 en 02.154010.22 (tul) vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het maken en verspreiden van software voor betaalfraude, phishing en tikkiepanels

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het maken en verspreiden van software voor betaalfraude, phishing en tikkiepanels. De verdachte, geboren in 1996, heeft in de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 september 2024 in Nederland, samen met anderen, een technisch hulpmiddel vervaardigd dat hoofdzakelijk geschikt was voor het plegen van misdrijven zoals bedoeld in de artikelen 138ab, 138b en 139c van het Wetboek van Strafrecht. Dit hulpmiddel werd gebruikt om gegevens van gebruikers van de Belastingdienst en verschillende banken te verwerken, met als doel phishing en bankfraude te plegen.

Daarnaast heeft de verdachte in dezelfde periode ook 10.000 regels met gebruikersnamen en wachtwoorden van Netflix- en VPN-diensten vervaardigd en verspreid, met de wetenschap dat deze gegevens bestemd waren voor identiteitsfraude en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met procesafspraken, waarbij hij afstand deed van zijn verdedigingsrechten en geen verweer voerde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een verbeurdverklaring uitgesproken van in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en een gokstoornis. De rechtbank heeft de procesafspraken als een effectieve manier van afdoening van de zaak beschouwd, waarbij de belangen van de maatschappij ook zijn gediend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.183990.24 en 02.154010.22 (tul)
Datum uitspraak : 15 juli 2025
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.S.F. ten Kortenaar, advocaat in Apeldoorn.
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 september 2024 te Apeldoorn en/of Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich verschaft, overgedragen, verkocht, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, een betaalfraudepanel/phishingpanel/ tikkiepanel software ontworpen en/of vervaardigd en/of beheerd en/of te koop en/of te huur aangeboden, althans voorhanden gehad,
welke panels werden ontworpen met het oog op het verwerken van gegevens van gebruikers van de Belastingdienst(webpagina) en/of Deutsche bank en/of Verbund Bank en werd gebruikt althans geschikt gemaakt om phishing en/of bankfraude en/of betaalfraude mee te plegen, waarbij gebruikers en klanten van hierboven genoemde belastingdienst en banken werden bewogen tot het afgeven van (inlog)gegevens, met welke (inlog)gegevens vervolgens wederrechtelijk kan worden ingelogd op de online omgeving van de Belastingdienst en de online bankieren omgevingen van de banken;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 25 september 2024 te Oostvoorne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal, een of meer stoffen, voorwerpen en of gegevens te weten 10.000 regels met gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN diensten, met de bestandsnaam: [bestandsnaam]
heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd, heeft verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van identiteitsfraude danwel oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226 eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.

2.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de raadsman van verdachte hebben de mogelijkheid onderzocht van het maken van procesafspraken over de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie de rechtbank op 12 juni 2025 een ondertekende overeenkomst procesafspraken toegezonden. In deze overeenkomst zijn de door het OM, verdachte en zijn raadsman gemaakte procesafspraken, waaronder een gemeenschappelijk afdoeningsvoorstel, opgenomen. Partijen beogen daarmee de strafzaak op korte termijn tot een einde te laten komen.
In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
De verdediging:
  • De verdachte zal geen nadere onderzoekswensen indienen of (inhoudelijke) verweren voeren. Tevens trekt de verdediging al ingediende onderzoekswensen uiterlijk ter terechtzitting in. Ingeval de rechtbank de procesafspraken niet volgt, staat het de verdediging vrij om de onderzoekswensen te handhaven dan wel aan te passen;
  • De verdachte hoeft geen bekennende verklaring af te leggen. De verdachte zal in ieder geval de feiten niet ontkennen, en er zal namens de verdachte geen verweer worden gevoerd; de verdediging zal ruim voor de eerstvolgende zitting, door ondertekening van deze procesafspraken en door middel van een bericht van de raadsman richting rechtbank en OM schriftelijk aangeven dat de feiten en kwalificaties zoals tussen OM en verdediging vastgesteld in de bijlage A, niet worden ontkend en er zal geen inhoudelijk verweer worden gevoerd;
  • Verdachte doet schriftelijk afstand van de in Bijlage C, de rechtbank begrijpt: Bijlage B,
    benoemde in beslag genomen goederen, conform de bijgevoegde schriftelijke afstandsverklaring;
  • De verdachte beseft dat het niet voeren van verdediging zal leiden tot een veroordeling van één of meer strafbare feiten als omschreven in de tenlasteleggingen;
  • De verdediging zal gedurende het proces in eerste aanleg geen aanhoudings- en/of schorsingsverzoeken indienen, tenzij thans onvoorziene omstandigheden / een acute situatie van persoonlijke aard ontstaat die thans niet wordt voorzien;
  • Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken en zal geen appel instellen;
  • De verdachte en de raadsman zullen in het kader van de inhoudelijke behandeling het bovenstaande herhalen.
Openbaar Ministerie:

Het OM zal ter zitting requireren tot:
  • Bewezenverklaring van beide aan verdachte tenlastegelegde feiten (conform de inhoud van bijlage A);
  • Een strafoplegging als hieronder weergegeven:
  • een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
  • Gedurende de proeftijd zal verdachte onder toezicht staan van de reclassering, met dezelfde voorwaarden zoals deze bij de schorsing op 25 februari 2025 door de rechtbank zijn opgelegd.
-
Oplegging van de navolgende maatregel(en):
  • Verbeurdverklaring van:telefoontoestel Oppo Reno 10computer/desktop zwart (conform beslaglijst zie bijlage B)
  • T.a.v. parketnummer 02-154010-22, vonnis van de politierechter te Middelburg op 13 maart 2024 waarbij aan verdachte een voorwaardelijke geldboete van 750,-- euro werd opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar, en waarvan nu de vordering Ten Uitvoer Legging voorligt:
-
De verlenging van de proeftijd met één jaar.
Overwegingen van de rechtbank over de procesafspraken
De rechtbank overweegt dat de rechter alleen acht kan slaan op door het OM en de verdediging gemaakte procesafspraken als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een dergelijke overeenkomst deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
De rechtbank heeft de hiervoor weergegeven inhoud en strekking van de procesafspraken tijdens de terechtzitting van 15 juli 2025 aan verdachte voorgehouden en met hem besproken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens de terechtzitting desgevraagd heeft bevestigd dat hij zich kan vinden in voornoemde procesafspraken die onder meer inhouden dat geen onderzoekswensen worden ingediend, dat geen verweer wordt gevoerd, dat verdachte kan instemmen met een bewezenverklaring overeenkomstig de overgelegde tenlastelegging, dat afstand wordt gedaan van de inbeslaggenomen goederen en dat geen hoger beroep wordt ingesteld als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform het afdoeningsvoorstel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die gedurende het proces van het maken van procesafspraken en tijdens de terechtzitting is bijgestaan door zijn raadsman, vrijwillig, op basis van voldoende duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling op 15 juli 2025 van vergewist dat verdachte nog steeds achter de gemaakte afspraken staat. Daarnaast heeft de rechtbank getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, stand kunnen houden.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op het voornoemde afdoeningsvoorstel. De rechtbank zal daarom beslissen zoals hieronder weergegeven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2023 tot en met 25 september 2024 te Apeldoorn en
/ofOostvoorne,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleeneen technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht,
heeft vervaardigd, ontvangen,zich heeft verschaft, overgedragen, verkocht, verworven,
vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd,verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd,
immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met anderen,een betaalfraudepanel/phishingpanel/tikkiepanel software
ontworpen en/ofvervaardigd en
/ofbeheerd en
/ofte koop
en/of te huuraangeboden, althans voorhanden gehad,
welke panels werden ontworpen met het oog op het verwerken van gegevens van gebruikers van de Belastingdienst (webpagina) en/of Deutsche Bank en/of Verbund Bank en werd gebruikt althans geschikt gemaakt om phishing en/of bankfraude en/of betaalfraude mee te plegen, waarbij gebruikers en klanten van hierboven genoemde Belastingdienst en banken werden bewogen tot het afgeven van (inlog)gegevens, met welke (inlog)gegevens vervolgens wederrechtelijk kan worden ingelogd op de online omgeving van de Belastingdienst en de online bankieren omgevingen van de banken;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2023 tot en met 25 september 2024 te Oostvoorne,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal, een of meer stoffen, voorwerpen en ofgegevens te weten 10.000 regels met gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN diensten, met de bestandsnaam: [bestandsnaam]
heeft vervaardigd, heeft ontvangen,zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven,
heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd,heeft verspreid, anderszins ter beschikking gesteld en
/ofvoorhanden heeft gehad, waarvan verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens)wist
(en)dat die bestemd waren tot het plegen van identiteitsfraude danwel oplichting, in elk geval een
derin
deartikel
en 226 eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid,231b van het Wetboek van Strafrecht
en 232, eerste lid,omschreven misdrijf
ven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, zich verschaffen, overdragen, verkopen, verwerven, verspreiden, ter beschikking stellen en voorhanden hebben.
feit 2:
Gegevens zich verschaffen, verkopen, overdragen, verwerven, verspreiden, ter beschikking stellen en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarbij moeten als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de eerder door de rechtbank opgelegde schorsingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan begeleid wonen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de procesafspraken over te nemen. Hij stemt in met de aanpassing daarop dat als voorwaarde niet de verplichting tot het meewerken aan begeleid wonen wordt opgelegd, nu de reclassering bezig is een andere woonvorm voor verdachte te zoeken in [plaats 1] .
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het – kort gezegd – maken en verspreiden van software voor betaalfraude-, phishing- en tikkiepanels. Het gaat hier om een geraffineerde vorm van digitale fraude waarbij slachtoffers worden misleid en bestolen, een vorm van criminaliteit die steeds vaker voorkomt en zeer kwalijk is. De afgelopen jaren zijn steeds meer burgers slachtoffer geworden van deze ernstige en hardnekkige vorm van criminaliteit, waarbij burgers (grote) geldbedragen zijn verloren. Deze fraude ondermijnt het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen hebben in het betalingsverkeer, het bankwezen en bedrijven. Wanneer dit vertrouwen verdwijnt, bestaat het risico van ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer. Verdachte heeft aan de verspreiding van deze vorm van criminaliteit een belangrijke bijdrage geleverd. De rechtbank kan geen inschatting te maken van de mate waarin de door verdachte verspreide betaalfraude-, phishing- en tikkie panels zijn gebruikt, maar de potentiële hoeveelheid slachtoffers is hoe dan ook aanzienlijk. De rechtbank rekent het verdachte dan ook aan dat hij deze vorm van criminaliteit heeft gefaciliteerd en geprofessionaliseerd door te handelen zoals is bewezenverklaard.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het – kort gezegd – verwerven en verspreiden van gebruikersnamen en wachtwoorden van gebruikers van Netflix en VPN-diensten. Gelet op het aantal regels (10.000) zijn hiervan vele mensen de dupe geworden.
De rechtbank heeft de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog en gerechtelijk deskundige. Uit de rapportage komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en laagbegaafdheid, en van lichte stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne en tabak. Tevens is sprake van een gokstoornis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Geadviseerd wordt de feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op algemene recidive wordt met behulp van de Forensisch Ambulante Risico evaluatie (FARE) matig geacht vanuit statische risicofactoren. Met betrekking tot dynamische risicofactoren is sprake van disfunctioneren op opleiding en werk, problemen met financieel beleid en een gokstoornis, een zeer beperkte vrijetijdsbesteding, problematisch middelengebruik, een gebrekkige impulsbeheersing en disfunctionele oplossingsvaardigheden. Verdachte kan daarbij niet in staat worden geacht om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen het reclasseringsrapport van 25 juni 2025. De reclassering ziet meerdere risicofactoren voor recidive. Zo zijn het psychosociaal functioneren, het sociaal netwerk en de houding van verdachte zorgelijk. Hoewel de
mogelijkheden beperkt zijn om door interventies gericht op het psychosociale functioneren de
risico’s te verlagen, meent de reclassering dat binnen een vorm van toezicht wel kan worden ingezet op het versterken van beschermende factoren. In tegenstelling tot een eerder advies zet de reclassering echter grote vraagtekens bij de wenselijkheid van een opname in een instelling voor begeleid wonen. Opname in een dergelijke instelling zal naar verwachting leiden tot een verslechtering van het psychosociaal functioneren en mogelijk ook het middelengebruik. Verder zal de werkrelatie met de reclassering waarschijnlijk verslechteren en zal verdachte mogelijk niet meer openstaan voor gedragsverandering. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag.
De rechtbank zal bij de bepaling van de op te leggen straf acht slaan op de procesafspraken, de grondslagen daarvan en het daaruit voortvloeiende afdoeningsvoorstel en overeenkomstig beslissen. Het voorstel staat naar het oordeel van de rechtbank in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Hierbij overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling dient, maar ook een effectieve afdoening van de zaak. Omdat de rechtbank in lijn met de overeenkomst van partijen oordeelt, vloeit daaruit immers in beginsel voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. Partijen hebben tijdens de zitting aangegeven dat zij zich zullen neerleggen bij een vonnis als de strafoplegging overeenkomt met de daarover gemaakte afspraken. De op te leggen straf kan daarmee onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. De overeenkomst doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Wel zal de rechtbank, in afwijking van de schorsingsvoorwaarden en zoals ter terechtzitting aan de orde is geweest, afzien van het opleggen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan begeleid wonen, gelet op het recent uitgebrachte en daartoe strekkende reclasseringsadvies. Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich hier ter terechtzitting mee akkoord verklaard.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal geen beslissing nemen over de in beslag genomen goederen nu verdachte afstand van die goederen heeft gedaan en de schriftelijke afstandsverklaring is gevoegd bij de procesafspraken.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 02.154010.22)

De politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft verdachte op 13 maart 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,-.
Overeenkomstig de procesafspraken zal de rechtbank de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 139d en 234 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak zal verdachte zich melden binnen 5 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Fivoor op het adres [adres 2] ;
  • verdachte zal gedurende de proeftijd meewerken aan controles om het gebruik te leren beheersen van verdovende middelen, genoemd in lijst 1 (harddrugs) en lijst II (softdrugs) in de Opiumwet en alcohol. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
  • verdachte zal gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, meewerken aan (woon)begeleiding door Humanitas of een soortgelijke instelling;
  • verdachte zal meewerken aan het vinden van passende, zinvolle dagbesteding, betaald of onbetaald, waarbij zoveel mogelijk de zorg voor de hond van verdachte wordt betrokken. Dit zal nader worden ingevuld door de reclassering;
  • verdachte zal geen contact hebben – direct of indirect en op welke manier dan ook – met [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1993 in [plaats 2] ;
  • geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voornoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 maart 2024 met één jaar;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2025.
Mr. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.