ECLI:NL:RBGEL:2025:5674

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
16.312391.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaken wegens onvoldoende bewijs in zedenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van verkrachting. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen met een minderjarige, waarbij de verdachte zou hebben geweten dat het slachtoffer niet instemde. De rechtbank heeft de zaak behandeld achter gesloten deuren, waarbij de officier van justitie en de verdediging zich op het standpunt stelden dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat in zedenzaken vaak alleen de verdachte en het vermeende slachtoffer aanwezig zijn geweest, waardoor het bewijs afhankelijk is van hun verklaringen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende gedetailleerd en concreet was. Er was geen ander ondersteunend bewijs dat de aangifte kon bevestigen. Gezien het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, met mr. I.D. Jacobs als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16/312391-24
Datum uitspraak : 15 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] (Eritrea),
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment verblijvende bij [verblijfplaats] in [plaats] .
Raadsvrouw: mr. N. Wijkman, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 in de gemeente Dronten
met een persoon, te weten [slachtoffer] ,
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak,
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd
door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- het vasthouden van de handen van die [slachtoffer] door hem, verdachte,
en/of
- het uittrekken van de broek en of onderbroek van die [slachtoffer] door
hem, verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 in de gemeente Dronten
met een persoon, te weten [slachtoffer] ,
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer]
[slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken bij de beoordeling van het bewijs het vaak zo is dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste seksuele handelingen. Als de verdachte ontkent, is het het woord van de één (aangeefster [slachtoffer] ) tegen het woord van de ander (verdachte). Dat is ook in deze zaak het geval. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
De eerste stap die de rechtbank in dit soort zaken moet nemen, is de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster beoordelen. Vervolgens moet de rechtbank, wanneer sprake is van een betrouwbare aangifte, beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen (of aan het bewijsminimum wordt voldaan). De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, kan, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de verkrachting als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De betrouwbaarheid
De rechtbank overweegt het volgende. Aangeefster heeft op meerdere momenten verklaringen afgelegd over wat in de nacht van 1 augustus 2025 gebeurd zou zijn, waaronder tijdens een informatief gesprek bij de politie en later in haar aangifte. In de kern komen haar verklaringen erop neer dat zij in de bewuste nacht op enig moment door verdachte gedwongen is om seks te hebben met hem. Haar verhaal staat haaks op de verklaring van verdachte, die er kort gezegd op neer komt dat er in het geheel geen seks heeft plaatsgevonden tussen hem en aangeefster, laat staan onder dwang.
Aangeefster heeft in haar verklaringen op onderdelen consistent, maar weinig gedetailleerd verklaard over de vermeende seksuele handelingen. Ook heeft zij weinig details gegeven over de wijze waarop verdachte haar gedwongen zou hebben. Door de politie is bovendien onvoldoende doorgevraagd over wat precies gebeurd zou zijn, wie daarbij al dan niet aanwezig waren en naar de details van de seksuele handelingen en de vormen van dwang die verdachte zou hebben gepleegd. Nu de verklaringen van aangeefster onvoldoende gedetailleerd en concreet zijn, kan de aangifte niet dienen als betrouwbaar bewijsmiddel. Het overige dossier bevat evenmin (ondersteunend) bewijs dat sprake zou zijn geweest van seks onder dwang
.Dat betekent dat geen wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde feit. De rechtbank merkt daarbij op dat dit niet betekent dat hetgeen door aangeefster is verklaard niet gebeurd zou kunnen zijn. De rechtbank is echter gebonden aan de regels over het bewijs(minimum) in zedenzaken en komt gelet daarop niet tot een bewezenverklaring. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.

4.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het tenlastegelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter en kinderrechter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. E.M. van Poecke, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2025.
mrs. Tomassen en Van Poecke zijn buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.