ECLI:NL:RBGEL:2025:5606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
AWB-24_5596
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhavingsbesluit en invorderingsbesluit in verband met overschrijding geluidsnormen tijdens festival

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een handhavingsbesluit en een invorderingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst. De zaak betreft de overschrijding van geluidsnormen tijdens het muziekfestival Ground Zero, dat jaarlijks plaatsvindt op het recreatiegebied van eiseres. Eiseres is het niet eens met de opgelegde last onder dwangsom en het invorderingsbesluit, en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank heeft de besluiten van het college beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd en de verbeurde dwangsom heeft ingevorderd. Eiseres heeft geen gelijk gekregen en het beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen, met inachtneming van de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de metingen van de geluidsnormen en de verantwoordelijkheden van eiseres als eigenaar van het terrein.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/5596

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.W. Horstman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, het college

(gemachtigden: [gemachtigde] en mr. C. Huizinga).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde last onder dwangsom en het invorderingsbesluit in verband met de overschrijding van de geluidsnormen uit haar milieuvergunning. Eiseres is het niet eens met deze besluiten. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de besluiten.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd en de verbeurde dwangsom heeft ingevorderd. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

1. Met het besluit van 21 maart 2024 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres. Met de beslissing op bezwaar van 2 augustus 2024 heeft het college de last onder dwangsom in stand gelaten. Met het besluit van 5 maart 2025 heeft het college de volgens hem verbeurde dwangsom ingevorderd.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar en het invorderingsbesluit.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [persoon A] , de gemachtigde en [persoon B] als deskundige. Namens het college de gemachtigden en [persoon C] als toezichthouder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is eigenaar van een aantal recreatiegebieden, waaronder het recreatiegebied [naam gebied] (het recreatiegebied). Op [naam gebied] vindt jaarlijks het evenement Ground Zero plaats. Ground Zero is een hardstyle muziekfestival dat wordt georganiseerd door UDC Events (de organisator). Eiseres verhuurt het recreatiegebied voor dit festival aan een B.V. die onderdeel is van de organisator.
2.1.
Aan eiseres is op 30 mei 2012 een milieuvergunning verleend, waarin voorschriften zijn gesteld met betrekking tot de maximale geluidsnormen (de milieuvergunning). Tijdens de edities van Ground Zero, die plaatsvonden op 27 en 28 augustus 2022 (editie 2022) en 26 en 27 augustus 2023 (editie 2023), hebben toezichthouders van het college gecontroleerd of aan deze geluidsnormen werd voldaan. De betreffende toezichthouders hebben vastgesteld dat tijdens beide edities de maximale geluidsnormen werden overtreden. Dit leidde tot voornemens tot het opleggen van een last onder dwangsom van 3 november 2022 (voornemen 1) en 5 december 2023 (voornemen 2), en uiteindelijk tot het opleggen daarvan op 21 maart 2024 (het primaire besluit). De last houdt in dat eiseres zich tijdens luidruchtige evenementen moet houden aan de vergunningsvoorschriften waarin het maximale geluidsniveau op geluidsgevoelige bestemmingen is vastgelegd, onder dreiging van een dwangsom van € 25.000.- ineens. In de beslissing op bezwaar van 2 augustus 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van 21 maart 2024 in stand gelaten (de beslissing op bezwaar).
2.2.
Op 27 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. [1]
2.3.
Tijdens de editie van Ground Zero die plaatsvond op 31 augustus en 1 september 2024 (editie 2024), hebben toezichthouders van het college gecontroleerd of aan de geluidsnormen werd voldaan. De toezichthouders stelden tijdens deze editie vast dat wederom de maximale geluidsnormen werden overschreden. Dit heeft geleid tot de invordering van de verbeurde dwangsom van € 25.000,- op 5 februari 2025 (het invorderingsbesluit). [2]

Leeswijzer

3. De rechtbank gaat eerst in op de beroepsgronden die zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar. In het beroepschrift betoogt eiseres dat:
  • de voorschriften uit de milieuvergunning niet zijn overtreden tijdens editie 2023;
  • eiseres niet aan is te merken als overtreder;
  • het handhavingsbeleid van de gemeente Voorst onjuist is toegepast;
  • de opgelegde dwangsom te hoog is.
3.1.
Na de beoordeling van deze beroepsgronden gaat de rechtbank in op de beroepsgrond die is gericht is tegen het invorderingsbesluit. In deze beroepsgrond betoogt eiseres dat het college de verbeurde dwangsommen niet mocht invorderen, omdat de opgelegde last niet was overtreden tijdens de editie van 2024.

Beroepsgronden

Heeft het college terecht besloten dat sprake was van een overtreding tijdens editie 2023?
4. In de milieuvergunning zijn verschillende voorschriften en tabellen opgenomen. In hoofdstuk 3 zijn de volgende voorschriften (voor zover relevant) opgenomen over het geluid:
3.2:
‘Bepaling/beoordeling en controle van langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus en rapportages van metingen en/of berekeningen dienen te geschieden volgens de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai”, uitgave 1999.’
3.3: ‘
De in de tabellen 2 en 3 genoemde meetpunten corresponderen met de in tabel 1 opgenomen adressen en coördinaten. Bepaling/beoordeling en controle van langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus en rapportages van metingen en/of berekeningen worden bepaald op basis van deze gegevens.’
3.11: ‘
Het maximale geluidsniveau (Lmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, mag op de gevel van woningen van derden of andere geluidgevoelige bestemmingen tijdens een luidruchtig evenement, niet meer bedragen dan 75 dB(A). Onverminderd het bepaalde in dit voorschrift zijn de in tabel 3 genoemde waarden overeenkomstig van toepassing.’
4.1.
In tabel 1 zijn vijfentwintig meetpunten opgenomen met bijbehorende adressen en coördinaten. In tabel 3 is per meetpunt het maximale geluidsniveau bepaald. De maximale geluidsnorm (Lamax) op meetpunt 14 is 66 dB(A) en op meetpunt 25 geldt 75 dB(A).
4.2.
Tijdens de editie van 2023 zijn geluidsmetingen verricht door twee toezichthouders van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (omgevingsdienst) in opdracht van de gemeente Voorst. Deze metingen zijn vastgelegd in het rapport ‘Geluidmeetrapport Ground Zero 2023’ (het geluidmeetrapport). [3] In paragraaf 3.3 is opgenomen dat de gemeten Lamax wordt gecorrigeerd met de meteocorrectieterm (Cₘ) en met een nauwkeurigheidsmarge van 2 dB. [4] In paragraaf 3.4 zijn de meetresultaten opgenomen (zie onderstaande afbeelding). Uit deze resultaten blijkt dat op de meetpunten 14 en 25 overschrijdingen van het maximale geluidsniveau zijn gemeten.
4.3.
In opdracht van de organisator heeft ook het adviesbureau dB Controll (dB Controll) tijdens de editie van 2023 geluidmetingen verricht en een geluidmeetrapport opgesteld. dB Controll heeft dit rapport opgesteld door middel van het continue monitoren van 2 buitenmeetpunten, het bewaken van de geluidsnormen bij de belangrijkste podia en het verrichten van handmatige metingen langs de Kneuterstraat waarbij de Lmax wordt gecontroleerd. [6] Verder is bij de grootste podia een meetcomputer geplaatst en zijn de overige podia door regelmatige inspectie bewaakt. [7]
4.4.
Eiseres voert aan dat het college ten onrechte heeft besloten dat tijdens de editie van 2023 de geluidsnormen zijn overtreden. Zij stelt zich op het standpunt dat het college niet op basis van de rapportage van de toezichthouders heeft kunnen vaststellen dat sprake was van een overtreding. Eiseres betoogt dat de metingen op de meetpunten 14 en 25 niet op de voorgeschreven coördinaten en op de gevel hebben plaatsgevonden. Verder stelt eiseres, onder verwijzing naar het rapport van dB Controll, dat in de geluidmeting van de toezichthouders geen meteocorrectie is toegepast en daarmee de meting niet conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (Handleiding industrielawaai) is verricht.
4.5.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat het op de weg van het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan ligt om feiten en omstandigheden te verzamelen om vast te stellen of sprake is van een overtreding. Het is vervolgens aan de aangeschrevene, in dit geval eiseres, om de veronderstelde feiten en of omstandigheden, indien daartoe aanleiding bestaat, te weerleggen of nader te verklaren, bij gebreke waarvan de bestuursrechter in beginsel van de door het college veronderstelde feiten en omstandigheden dient uit te gaan. [8]
4.6.
Verder is het vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan, onverminderd ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. [9]
4.7.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de toezichthouders tijdens editie 2023 voor meetpunt 25 niet hebben gemeten op de coördinaten die in de vergunning zijn aangegeven, omdat dat meetpunt niet bereikbaar was. Daarom heeft het college niet onder verwijzing naar het geluidsmeetrapport kunnen concluderen dat op meetpunt 25 sprake was van een overtreding van de Lamax-norm tijdens editie 2023. De omstandigheid dat de toezichthouders het betreffende meetpunt niet konden bereiken en daarom besloten om in de nabijheid van het meetpunt te meten, maakt dat niet anders, nu de vergunning normen stelt op specifieke coördinaten en dus ook op die specifieke coördinaten gemeten moest worden. Daarentegen heeft het college wel kunnen concluderen dat de Lamax-norm op meetpunt 14 is overtreden tijdens editie 2023. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat de geluidsmeting op de voorgeschreven coördinaten heeft plaatsgevonden. Dit is ter zitting bevestigd door de toezichthouder en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de toezichthouders niet hebben gemeten op de voorgeschreven coördinaten van meetpunt 14. Met de enkele stelling dat de toezichthouders dit niet hebben gedaan, heeft eiseres de verklaring van de toezichthouder niet weerlegd. Verder hoeft, anders dan eiseres betoogt, voor meetpunt 14 niet op de gevel van de in de nabijheid gelegen woning gemeten te worden, maar op de coördinaten die in de milieuvergunning zijn genoemd. In voorschrift 3.3 van de milieuvergunning is namelijk opgenomen dat op de in tabel 1 opgenomen coördinaten moet worden gemeten.
4.8.
Met het ingebrachte meetrapport van dB controll heeft eiseres de meetresultaten van de toezichthouders niet weerlegd. De rechtbank maakt namelijk uit het meetrapport van dB Controll niet op dat dB Controll een geluidsmeting heeft verricht op de coördinaten van meetpunt 14 ten tijde van de meting van de toezichthouders. Tot slot stelt de rechtbank vast dat, anders dan eiseres veronderstelt, in het geluidsmeetrapport wel een meteocorrectie toegepast is.
4.9.
Gelet op het feit dat het college niet onder verwijzing naar het geluidmeetrapport heeft kunnen concluderen dat op meetpunt 25 sprake was van een overtreding van de Lamax-norm, is sprake van een gebrek in het besluit. De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is niet aannemelijk dat eiseres door dit gebrek is benadeeld. Zoals de rechtbank onder 4.7 heeft overwogen, kon het college immers wel concluderen dat de Lamax-norm op meetpunt 14 was overtreden ten tijde van editie 2023, waardoor is gehandeld in strijd met de milieuvergunning. Dit brengt mee dat het college, ondanks het geconstateerde gebrek, de last kon opleggen. De geconstateerde overschrijding op meetpunt 14 was en is voldoende voor de conclusie dat sprake was van een overtreding. Daarom passeert de rechtbank het gebrek.
Is eiseres terecht als overtreder aangemerkt?
5. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte is aangemerkt als overtreder van de overtreding van het voorschrift uit de milieuvergunning. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overtreding niet aan haar kan worden toegerekend, omdat de verboden gedraging niet is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
5.1.
Gelet op artikel 5:1, tweede lid, van de Awb wordt onder overtreder verstaan degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is de overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Voor beantwoording van de vraag of een ander als functionele pleger van de overtreding kan worden aangemerkt, is de Afdeling aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap, zoals die zijn geformuleerd door de strafkamer van de Hoge Raad. [10]
5.2.
Zoals de Afdeling tevens heeft overwogen houdt de rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad in dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging.
Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
e rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. [11]
5.3.
De Afdeling heeft tot slot overwogen dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet vereist is dat alle of meerdere van de onder a tot en met d vermelde omstandigheden zich voordoen. Het bestuursorgaan moet bewijzen dat aan de criteria voor functioneel daderschap is voldaan. [12]
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure de omstandigheden zoals genoemd onder a tot en met c niet aan eiseres worden tegengeworpen door het college. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om op basis van één van die omstandigheden de overtreding aan eiseres toe te rekenen. In deze zaak gaat het alleen om de omstandigheid zoals deze is genoemd onder d.
5.5.
Partijen zijn het er verder over eens dat eiseres als eigenaresse van het evenemententerrein kon beschikken over de wijze waarop het evenemententerrein kon worden gebruikt. De vraag die daarom aan de rechtbank voorligt is of eiseres de overtreding heeft aanvaard. Eiseres meent dat hier geen sprake van is omdat zij alle maatregelen heeft getroffen om de overtreding te voorkomen die in redelijkheid van haar als eigenaresse mochten worden verwacht.
5.6.
De rechtbank stelt vast dat eiseres vooraf aan de editie van 2023 wel een aantal maatregelen heeft genomen om de overtreding te voorkomen. Eiseres heeft onder meer in de huurovereenkomst met de organisator de overschrijding van de geluidsnormen verboden, is daarin overeengekomen dat de gevolgen van een overschrijding van de geluidsnormen voor rekening en risico voor de organisator komen, heeft een geluidsplan van de organisator verlangd en dat plan vervolgens kritisch laten bekijken en toetsen door de omgevingsdienst. De rechtbank is desondanks van oordeel dat het college eiseres terecht als overtreder van de hierboven genoemde overtreding heeft aangemerkt. Hiertoe acht de rechtbank van doorslaggevende betekenis dat eiseres tijdens het evenement niet afdoende zorg heeft betracht om de overtreding te voorkomen.
5.7.
Ter zitting en in het verweerschrift heeft het college onweersproken toegelicht dat er tijdens meerdere eerdere edities van het evenement overschrijdingen van de geluidsnormen waren en deze overschrijdingen jaarlijks hoger werden. Verder is toegelicht dat tot de editie van 2022 (voor de coronaperiode) deze overschrijdingen door de omgevingsdienst tijdens het festival werden doorgegeven aan de organisator, zodat de organisator het geluid kon verminderen. Vanaf de editie van 2022 is eiseres in kennis gesteld van de overtredingen middels de vooraankondigingen tot handhavend optreden. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank eiseres dan wel de organisator al meerdere malen in kennis gesteld dat tijdens edities van het evenement de geluidsnormen werden overtreden. Gelet hierop kon en mocht eiseres niet zonder meer vertrouwen op de professionaliteit van de organisator en vooraf gemaakte afspraken, maar had eiseres zelf handelingen moeten (laten) verrichten tijdens het evenement om overtreding van de geluidsnormen voorkomen.
5.8.
Het college heeft er terecht op gewezen dat eiseres zelf een professionele partij had kunnen inschakelen, die onder meer geluidsmetingen tijdens de editie van 2023 had kunnen verrichten zodat tijdig kon worden ingegrepen bij dreigende overschrijdingen van de geluidsnormen. Door wederom op de professionaliteit van de organisator te vertrouwen en zelf geen handelingen te verrichten tijdens het evenement, heeft eiseres niet alle maatregelen getroffen die in redelijkheid van haar konden worden verwacht om de overtreding te voorkomen en daarmee heeft eiseres de overtreding aanvaard.
5.9.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Beginselplicht tot handhaving
6. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat het uitgangspunt is dat een bestuursorgaan in de regel gebruik moet maken van een bevoegdheid om handhavend op te treden, omdat het algemeen belang gediend is met handhaving. Bij de vraag of van handhavend optreden mocht worden afgezien, moet worden beoordeeld of handhavend optreden onevenredig is. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. [13]
Is het beleid van de gemeente Voorst onjuist toegepast?
7.Eiseres voert aan dat het college ten onrechte het evenementenbeleid van de gemeente Voorst niet heeft toegepast. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college de voorgeschreven stappen uit het evenementenbeleid moest doorlopen voordat het tot
handhavend optreden mocht overgegaan. De toezichthouders van het college hebben de organisator namelijk niet gewaarschuwd en hebben ook geen toelichting gegeven hoe handhavend optreden kon worden voorkomen.
7.1.
De rechtbank overweegt dat de Lamax-normen van evenementen op het recreatiegebied zijn neergelegd in de milieuvergunning. De normen vallen daarom buiten de evenementenvergunning die aan de organisator is verleend voor de editie van 2023 van het evenement. Nu het niet gaat om overtredingen van voorschriften uit de evenementenvergunning is het evenementenbeleid en daarmee ook het daarin neergelegde stappenplan bij overtredingen niet van toepassing.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Hoogte dwangsom
8. Eiseres voert aan dat het bedrag van de opgelegde dwangsom te hoog is. Eiseres betoogt dat zij geen financieel voordeel heeft genoten van de overtreding en de Lamax-normen zeer gemakkelijk zijn te overschrijden. Verder stelt eiseres dat het college de hoogte van de dwangsom zonder toelichting heeft vervijfvoudigd ten opzichte van het voornemen tot handhavend optreden van 2022.
8.1.
Artikel 5:32b, derde lid, van de Awb luidt: ‘
De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.’
8.2.
De rechtbank overweegt dat het vaste rechtspraak is van de Afdeling dat het opleggen van een last onder dwangsom ten doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Van de dwangsom moet een zodanige prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. [14]
8.3.
De rechtbank oordeelt dat de dwangsom niet zodanig hoog is dat geen sprake meer is van een redelijke verhouding tussen de dwangsom en de zwaarte van de geschonden belangen. Daarbij neemt de rechtbank in acht dat de Lamax-normen uit de milieuvergunning zien op onder meer de nachtperiode en dat deze normen al ruim zijn. Verder kan wat betreft de gestelde verhoging van de dwangsom ten opzichte van het voornemen uit 2022 worden opgemerkt dat dit voornemen en de dwangsom van € 5.000,- eiseres niet heeft bewogen tot naleving van de voorschriften uit de milieuvergunning. Verder heeft het college ook gemotiveerd waarom het bedrag van € 5.000,- eiseres niet zal bewegen om de overtreding te beëindigen. De stelling dat de Lamax-normen vrij makkelijk te overschrijden zijn, wat daar ook van zij, maakt niet dat daarom een lagere dwangsom opgelegd had moeten worden. De maatstaf betreft namelijk dat er een redelijke verhouding dient te bestaan tussen de dwangsom en de zwaarte van de geschonden belangen. Hieronder valt niet de omstandigheid of een norm wel of niet gemakkelijk te overschrijden is. De beroepsgrond slaagt niet.
Invorderingsbesluit
9. Volgens vaste rechtspraak van Afdeling moet aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen. Dit brengt onder meer met zich dat de waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom moet worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag en dat bevindingen op schrift worden gesteld. Het geschrift dient in beginsel ten minste te bevatten de plaats, het tijdstip en de datum van de waarneming, een inzichtelijke beschrijving van de gehanteerde werkwijze en een inzichtelijke beschrijving van wat is waargenomen. [15]
9.1.
Tijdens de editie van 2024 zijn geluidsmetingen verricht door twee toezichthouders van de omgevingsdienst in opdracht van de gemeente Voorst. Deze metingen zijn vastgelegd in het rapport ‘Geluidmeetrapport Ground Zero 2024’. In paragraaf 3.4 zijn de meetresultaten opgenomen (zie onderstaande afbeelding). Blijkens deze resultaten is op meetpunt 25 verschillende keren een overschrijding van de Lamax-norm gemeten. [16]
9.2.
Eiseres voert aan dat het college niet kon overgaan tot invordering van de dwangsom. Eiseres stelt dat de geluidsmeting van de toezichthouders gebrekkig is omdat deze meting in strijd is met de voorschriften uit de Handleiding industrielawaai. Deze stelling onderbouwt eiseres met een verklaring van de deskundige van dB Controll. In deze verklaring is onder meer opgenomen dat in de geluidsmeting van de toezichthouders ten onrechte geen gevel- en meteocorrectie is toegepast.
9.3.
De rechtbank oordeelt dat het college heeft kunnen besluiten dat de dwangsom is verbeurd nadat de toezichthouders tijdens de editie van 2024 hebben geconstateerd dat de Lamax-normen zijn overschreden. Uit het hierboven genoemde geluidmeetrapport blijkt namelijk dat op meetpunt 25 meerdere overschrijdingen zijn gemeten. Zo is op twee momenten een overschrijding van 10 dB(A) gemeten. Gelet op deze grote overschrijding bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat de Lamax-normen tijdens de editie van 2024 zijn overtreden en daarmee de last is overtreden. Wat betreft de stelling van eiseres dat de metingen niet conform de Handleiding industrielawaai hebben plaatsgevonden, merkt de rechtbank op dat ook in dit geluidmeetrapport een meteocorrectie is toegepast. Ten aanzien van het wel of niet toepassen van de gevelcorrectie merkt de rechtbank op dat, ook als het betoog van eiseres juist zou zijn, het meetresultaat ten hoogste met 3 dB verminderd kan worden en daarmee de gemeten waarde alsnog ruimschoots boven de Lamax-norm uitkomt. [17] De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het college heeft terecht in bezwaar de last onder dwangsom in stand gelaten. De meting ten aanzien van meetpunt 25 is ten onrechte aan de last ten grondslag gelegd, omdat niet op de juiste coördinaten is gemeten. De rechtbank zal dit gebrek echter passeren nu ten aanzien van meetpunt 14 wel terecht een overtreding is vastgesteld. Die overtreding kan aan eiseres worden toegerekend. Ook de gronden over het evenementenbeleid en de hoogte van de dwangsom treffen geen doel. Ook het invorderingsbesluit is terecht genomen. Het beroep van eiseres is ongegrond.
10.1.
Vanwege het onder 4.7 gepasseerde gebrek bestaat er aanleiding het college in de proceskosten van eiseres te veroordelen. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
12. De rechtbank bepaalt dat het college het door de eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres van € 1.814,-;
  • gelast dat het college het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. M. Duifhuizen en mr. I.S. Termaat, leden, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 augustus 2024 van de rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2024:5822.
2.Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dit invorderingsbesluit ook onderdeel van deze procedure.
3.Geluidmeetrapport Ground Zero 2023, p. 1.
4.Geluidmeetrapport Ground Zero 2023, p. 5.
5.Geluidmeetrapport Ground Zero 2023, p. 5.
6.Meetrapport geluid ‘Ground Zero 2023’, dBControll, p. 4.
7.Meetrapport geluid ‘Ground Zero 2023’, dBControll, p. 5.
8.Uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2834, r.o. 5.1.
9.Uitspraak van het College Beroep voor het Bedrijfsleven van 13 mei 2025, ECLI:NL:CBB:2025:299.
10.Uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1287, r.o. 8.
11.Uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1287, r.o. 8.
12.Uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1287, r.o. 8.
13.Uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, r.o. 6.1.
14.Uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3860, r.o. 9.2 & uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4041, r.o. 7.2.
15.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:334, r.o. 6.1
16.Geluidrapport Ground Zero 2024, p. 5.
17.Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999, par. 7.3.1.