Entrea Lindenhout vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I indien SDA in de Inkoopprocedure op de datum van het vonnis is overgegaan tot definitieve gunning:
I de op grond van de definitieve gunning tot stand gekomen overeenkomsten te vernietigen op grond van artikel 4.15 lid 1 aanhef en onder b Aw dan wel op grond van 3:40 BW omdat definitief is gegund in strijd met de Inkoopprocedure;
II indien de vordering sub I zou worden afgewezen, een verbod voor SDA om uitvoering te geven aan de op grond van de definitieve gunning tot stand gekomen overeenkomsten, en een gebod om deze overeenkomsten op te schorten en tegen de eerst mogelijke datum te beëindigen;
III een gebod voor SDA om de opdracht tot het uitvoeren van de ambulante jeugdhulp uit de Inkoopprocedure opnieuw aan te besteden dan wel de Inkoopprocedure te heropenen, met inachtneming van de vorderingen sub V tot en met VIII;
IV indien de vorderingen onder I, II en III door de definitieve gunning niet meer toewijsbaar zouden zijn, een voorschot op schadevergoeding voor schade geleden door Entrea Lindenhout omdat aan haar op onrechtmatige wijze een procesbelang is ontnomen en de kans op het doen van een inschrijving tegen reële tarieven, begroot op € 2.000.000,00;
V SDA te gebieden de berekening van de tarieven uit de Inkoopprocedure te publiceren;
VI SDA te gebieden de producten en tarieven uit de Inkoopprocedure te wijzigen en opnieuw vast te stellen met inachtneming van dit vonnis;
VII SDA te gebieden de eisen van gegevensaanlevering aan SDA op clientniveau bij no-show uit de Inkoopprocedure te schrappen;
VIII SDA te gebieden de eis dat no-show maximaal tweemaal declarabel is per client per kalenderjaar uit de Inkoopprocedure te schrappen, dan wel deze eis te handhaven en een gewijzigd tarief vast te stellen dat voldoende rekening houdt met de gevolgen van deze eis;
IX SDA te gebieden dat als geen nieuwe inkoopprocedure wordt gestart, maar de huidige Inkoopprocedure wordt hervat, bij hervatting ten minste één vragenronde te houden met een termijn van ten minste zeven dagen voor het stellen van vragen, en na beantwoording van die vragen een nieuwe inschrijftermijn te bieden van minimaal tien dagen voor alle percelen van de Inkoopprocedure;
II indien SDA in de Inkoopprocedure op de datum van het vonnis alleen voorlopig heeft gegund:
X SDA te gebieden de Inkoopprocedure te staken en gestaakt te houden totdat is voldaan aan het toegewezen deel van eisen XI tot en met XIV hierna;
XI SDA te gebieden de berekening van de tarieven uit de Inkoopprocedure te publiceren;
XII SDA te gebieden de producten en tarieven uit de Inkoopprocedure te wijzigen en opnieuw vast te stellen met inachtneming van dit vonnis;
XIII SDA te gebieden de eisen voor gegevensaanlevering aan SDA op clientniveau bij no-show uit de Inkoopprocedure te schrappen;
XIV SDA te gebieden de eis dat no-show maximaal tweemaal declarabel is per client per kalenderjaar uit de Inkoopprocedure te schrappen, dan wel deze eis te handhaven en een gewijzigd tarief vast te stellen dat voldoende rekening houdt met de gevolgen van deze eis;
XV SDA te gebieden bij hervatting van de Inkoopprocedure ten minste één vragenronde te houden met een termijn van ten minste zeven dagen voor het stellen van vragen, en na beantwoording van die vragen een nieuwe inschrijftermijn te bieden van minimaal tien dagen voor alle percelen van de Inkoopprocedure;
XVI SDA te verbieden te gunnen in de Inkoopprocedure totdat volledig uitvoering is gegeven aan dit vonnis;
III in alle gevallen:
XVII het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor elke dag, of een gedeelte daarvan, indien SDA hieraan geen uitvoering geeft;
XVIII die maatregelen te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
XIX SDA te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.