ECLI:NL:RBGEL:2025:5568

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/05/452693 / JE RK 25-603
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige met ernstige gedragsproblemen

Op 16 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beschikking gegeven in de zaak van een jeugdige, geboren op [geboortedatum], die onder voogdij stond van Jeugdbescherming Gelderland. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp tot 1 september 2025, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) voor een spoedmachtiging. De jeugdige vertoont ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag en heeft een complexe problematiek, waaronder een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De kinderrechter oordeelt dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de jeugdige te beschermen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De GI heeft eerder al verschillende behandeltrajecten geprobeerd, maar zonder het gewenste resultaat. De kinderrechter houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan, zodat er tijd is om een geschikte vervolgplek voor de jeugdige te vinden. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de mentor, GI en de instelling om de zorg voor de jeugdige te waarborgen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 30 juni 2025, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/452693 / JE RK 25-603
Datum uitspraak: 16 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Nijmegen ,
hierna te noemen de GI, in de hoedanigheid van (voormalig) voogd van [de jeugdige] ,
over
[de jeugdige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de jeugdige] ,
advocaat mr. W. van de Velde te Nijmegen-Lent.
De kinderrechter heeft de heer [naam mentor] , de mentor van [de jeugdige] , als belanghebbende aangemerkt.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 11 juni 2025;
  • het e-mailbericht van de mentor, ontvangen op 16 juni 2025.
1.2.
Op 16 juni 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [de jeugdige] met zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
De (waarnemend) mentor heeft zich per e-mailbericht van 16 juni 2025 afgemeld voor de zitting.

2.De feiten

2.1.
[de jeugdige] is geboren op [geboortedatum] . Dat betekent dat hij sinds [datum] meerderjarig is. De voogdij over [de jeugdige] berustte voor de periode voor zijn meerderjarigheid bij de GI.
2.2.
In 2017 is voor het eerst een spoedmachtiging verleend. Vervolgens heeft [de jeugdige] gedurende drie jaar gewoond binnen een behandelgroep. Aansluitend is hij verhuisd naar [naam instelling] , waar hij verbleef van juni 2023 tot medio mei 2025. [de jeugdige] verblijft sinds 15 mei 2025 in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 mei 2025 is voor [de jeugdige] een spoedmachtiging verleend tot gesloten jeugdhulp. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 juni 2025 is een machtiging verleend om [de jeugdige] te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp tot aan zijn meerderjarigheid, te weten [datum] .
2.4.
De GI heeft op 11 juni 2025 verzocht om een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor bovengenoemde minderjarige te verlenen voor de duur van zes maanden.
2.5.
Bij beschikking van 11 juni 2025 heeft de kinderrechter van deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [de jeugdige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 juli 2025. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.

3.Het voorliggende verzoek

3.1.
Het verzoek van de GI om, aansluitend aan de laatste spoedmachtiging, een machtiging tot uithuisplaatsing van [de jeugdige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, ligt ter beoordeling voor.
3.2.
De GI heeft het verzoek tijdens de zitting gehandhaafd en nader toegelicht. [de jeugdige] vertoont ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. Volgens de regiebehandelaar is [de jeugdige] seksuele ontwikkeling niet passend bij zijn leeftijd en laat hij hierin extreem ongezond gedrag zien. Er is bij [de jeugdige] sprake van forse traumatische ervaringen en problematiek door gebeurtenissen uit het verleden. Vanaf jonge leeftijd is al een vertraagde ontwikkeling te zien op het gebied van motoriek en spraak. Op latere leeftijd zijn aanvullende problemen geconstateerd, waaronder zelfbepalend gedrag, een gebrek aan gevoeligheid voor begeleiding, liegen, stelen en weglopen. [de jeugdige] kan de grenzen van anderen niet inzien en respecteren. Begin 2025 liep er een aangifte tegen [de jeugdige] vanuit een groepsgenoot, omdat hij haar seksueel overschrijdend had aangeraakt. Hij heeft veel contact met meisjes van rond de veertien jaar. In het weekend van 3 en 4 mei 2025 is [de jeugdige] weggelopen om deze jonge meisjes op te zoeken. De GI acht het aannemelijk dat [de jeugdige] een meisje van veertien jaar heeft verkracht. [de jeugdige] liet het niet toe begeleid te worden op zijn telefoongebruik en daarnaast is hij ook bekend met het kijken van dierenporno. Ondanks verschillende therapieën, trainingen en gesprekken blijft [de jeugdige] zijn gedrag ontkennen en verandert er tot op heden niets. [de jeugdige] vertoont verbaal en fysiek agressief gedrag, waarbij hij een begeleider en groepsgenoten heeft mishandeld.
3.3.
[de jeugdige] verblijft sinds 15 mei 2025 bij [naam instelling] op een gesloten groep voor jongeren met een grote nabijheidsbehoefte. De bezetting bedraagt vijf begeleiders op vier jongeren. [de jeugdige] zoekt de grenzen op en vertoont zelfbepalend gedrag, waarbij hij regelmatig de grenzen van anderen overschrijdt. Hij heeft veel baat bij kaders, intensieve begeleiding en structuur. Binnen [naam instelling] volgt [de jeugdige] een behandeltraject waarbij hij gesprekken voert met een seksuoloog, wegens de ernstige zorgen omtrent zijn seksuele ontwikkeling. Mogelijk zal traumatherapie worden ingezet om verdere behandeling te ondersteunen. De GI twijfelt aan de mate waarin [de jeugdige] daadwerkelijk kan profiteren van therapie, mede gezien de toenemende ernst van zijn gedrag sinds februari 2025. Daarom zal opnieuw worden onderzocht op welke wijze [de jeugdige] adequaat kan worden ondersteund. [de jeugdige] heeft meegewerkt aan een diagnostisch onderzoek, waarin kenmerken van autismespectrumproblematiek en trauma naar voren kwamen. Het is de bedoeling om hiernaar nader onderzoek te doen. Hoewel [de jeugdige] bereid was aan dit onderzoek mee te werken, weigert hij tot op heden medewerking aan een psychiatrisch onderzoek. In de komende periode zal een nader onderbouwde aanvraag worden ingediend voor een VG7 indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), omdat de eerdere aanvraag op
10 juni 2025 is afgewezen.
3.4.
Gelet op de aanhoudende zorgen is de GI van mening dat [de jeugdige] bescherming behoeft. Het is van essentieel belang dat zijn behandeling binnen de gesloten jeugdhulp wordt voortgezet. De GI verzoekt dan ook om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van [de jeugdige]
3.5.
[de jeugdige] wil niet langer op de gesloten groep verblijven. Hij geeft aan zich daar niet veilig te voelen. [de jeugdige] stelt dat hij op de groep wordt mishandeld. Hij verblijft alleen op zijn kamer en mag niet naar buiten. [de jeugdige] wil naar een open groep, waar hij meer vrijheden heeft en zich beter op zijn gemak zal voelen. Hij wil toewerken naar zelfstandigheid, bijvoorbeeld door middel van kamertraining en door te gaan werken.
3.6.
Door en namens [de jeugdige] is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Volgens de advocaat wordt niet voldaan aan het vereisten van artikel 6.1.2, vierde lid, van de Jeugdwet. Er is geen sprake van een behandeling die reeds vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is aangevangen. De advocaat stelt dat op dit moment voornamelijk wordt onderzocht welke behandeling aangewezen is, maar dat er geen daadwerkelijke behandeling is gestart. Daarnaast voert de advocaat aan dat er geen hulpverleningsplan aanwezig is. Volgens de advocaat bevindt het traject zich momenteel nog in de verkennende fase en ontbreekt een concreet hulpverleningsplan. Ook stelt hij dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat wordt toegewerkt naar een alternatieve vorm van jeugdhulp. Gelet op voorgaande verzoekt de advocaat primair om het verzoek van de GI af te wijzen. Indien de machtiging toch wordt verleend, moet deze worden beperkt tot één maand. Een langere voortzetting van [de jeugdige] verblijf op een gesloten groep is niet proportioneel.

4.Het standpunt van de mentor

De mentor ondersteunt het door de GI ingediende verzoek. Hij geeft in het e-mailbericht van 16 juni 2025 aan dat er inhoudelijks niets is af te dingen of toe te voegen aan het voorliggende verzoek van de GI. De mentor ziet geen alternatief voor [de jeugdige] dan de verzochte onvrijwillige zorg.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter verleent de machtiging gesloten jeugdhulp tot 1 september 2025 en houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan. Hij legt hieronder uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, vierde lid, van de Jeugdwet kan een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is, bovendien slechts worden verleend indien:
a. sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;
b. voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;
c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan, en
d. de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de jeugdige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de jeugdige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
5.4.
Uit de stukken - waaronder het perspectiefplan van [naam instelling] , de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 10 juni 2025 en een verklaring van de gedragswetenschapper van de behandelgroep waar [de jeugdige] verblijft - blijkt namelijk dat [de jeugdige] cognitief gezien functioneert op zwakbegaafd niveau. Hij ervaart beperkingen met betrekking tot zijn probleemoplossend vermogen en vertoont een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De inschatting is dat [de jeugdige] qua sociale ontwikkeling op een leeftijd van een vierjarige functioneert en qua emotionele ontwikkeling op het niveau van een twaalfjarige, waarbij zijn ontwikkelingsleeftijd op het niveau van een achtjarige wordt ingeschat. [de jeugdige] is onvoldoende in staat om in te schatten wat de risico’s zijn van het niet aangaan en afronden van zijn behandeling en hij heeft onvoldoende inzicht in zijn eigen beperkingen.
5.5.
[de jeugdige] verblijft sinds 15 mei 2025 in de gesloten accommodatie van [naam instelling] in verband met agressief en zeer seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hij krijgt één op één begeleiding. [de jeugdige] kan grenzen van anderen niet inzien en respecteert deze niet. Ook binnen de gesloten groep is hij op zoek naar contact met jongere meisjes (via zijn telefoon). Het verdere contact met vrouwen op de groep is onder toezicht van een begeleider. Er zijn zeer ernstige zorgen over de seksuele ontwikkeling van [de jeugdige] , waarbij hijzelf en anderen beschermd moeten worden. Deze bescherming bestaat onder andere uit beperking van zijn vrijheid (bewegingsvrijheid, gebruik telefoon en internet). [de jeugdige] is niet in staat zijn impulsen te beheersen, vertoont agressief gedrag, overziet oorzaak-gevolg relaties niet en is gericht op directe behoeftebevrediging, waardoor er een groot risico bestaat dat hij anderen iets aan zal doen, zoals eerder al is gebleken. [de jeugdige] stelt zich zelfbepalend en moeilijk begeleidbaar op en er is geen sprake van probleeminzicht bij [de jeugdige] . Hij wil niet langer op de gesloten groep blijven.
5.6.
De kinderrechter stelt op basis van de stukken en de toelichting van de GI ter zitting vast dat [de jeugdige] behandeling vóór het bereiken van de meerderjarigheid is aangevangen. Zo schrijft de gedragswetenschapper die verbonden is aan de behandelgroep waar [de jeugdige] verblijft op 10 juni 2025: “
Op dit moment zijn we bezig met het zoeken van een passende daginvulling, aangezien naar school geen mogelijkheid meer is. Wel is er gestart met een vaktherapeutische observatie, waarbij wordt gekeken waar de aandachtspunten voor behandeling liggen en welke vorm van (vak)therapie het beste zal aansluiten bij [de jeugdige] . [de jeugdige] staat op de wachtlijst voor traumabehandeling. Hij wil zelf graag wandeltherapie, wat niet binnen de instelling wordt aangeboden. Naast traumabehandeling zal er ook ingestoken worden op het vragen van hulpgrenzen aangeven en respecteren en emotieregulatie (bij beperking van eigen wil). De aandachtsfunctionaris Seksualiteit zal betrokken blijven en de behandeling voortzetten m.b.t. de seksuele ontwikkeling en –belevingswereld.” Hieruit volgt dat [de jeugdige] op een gesloten behandelgroep verblijft, de traumabehandeling zal worden gestart en behandeling met betrekking tot seksuele ontwikkeling is gestart en zal worden voortgezet met een seksuoloog. Ook blijkt uit de instemmingsverklaring van de onafhankelijk gedragswetenschapper en het perspectiefplan (behandelplan) van [naam instelling] dat ook vóór mei 2025 verschillende behandeltrajecten zijn geprobeerd die tot op heden weinig resultaat hebben gehad.
5.7.
Het door de GI overgelegde perspectiefplan van [naam instelling] wordt door de kinderrechter aangemerkt als een hulpverleningsplan in de zin van de Jeugdwet. Hierin zijn concrete behandeldoelen geformuleerd en is onderzocht of plaatsing op een andere locatie mogelijk was. Vanwege de complexe problematiek van [de jeugdige] en wachtlijsten bleek dit niet haalbaar. Verder is gebleken dat een aanvraag voor een Wlz-zorgprofiel VG7-indicatie is ingediend. Deze aanvraag is in eerste instantie is afgewezen. De GI heeft ter zitting toegelicht dat een nieuwe aanvraag zeer binnenkort wordt ingediend voorzien van een nadere onderbouwing. De GI heeft er vertrouwen in dat de aanvraag dan alsnog zal worden toegewezen. De kinderrechter leidt hieruit af dat wordt toegewerkt naar een andere vorm van jeugdhulp voor [de jeugdige] . Verder is niet in geschil dat [de jeugdige] nog geen achttien jaar en zes maanden oud is. Anders dan [de jeugdige] is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 6.1.2, vierde lid, van de Jeugdwet om de machtiging gesloten jeugdhulp te kunnen verlenen.
5.8.
Uit de rechtspraak blijkt dat het ontbreken van instemming van de jeugdige die achttien jaar is bij een voortgezet verblijf in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp, in beginsel een onaanvaardbare inbreuk oplevert op het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. [de jeugdige] heeft aangegeven dat hij niet langer op deze gesloten plek wil verblijven, hetgeen betekent dat hij niet instemt met een voortgezet verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. [de jeugdige] wil naar een open groep.
5.9.
De kinderrechter is van oordeel dat voortgezet verblijf en behandeling op de gesloten groep bij [naam instelling] in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [de jeugdige] is en dat er sprake is van zeer uitzonderlijke en zwaarwegende omstandigheden die een voortgezet verblijf van [de jeugdige] bij [naam instelling] rechtvaardigen en noodzakelijk maken.
5.10.
De problematiek van [de jeugdige] is dermate ernstig dat hij structurele begeleiding en toezicht nodig heeft. In een meer open setting bestaat een reëel risico dat [de jeugdige] zich aan de geboden jeugdhulp zal onttrekken, hetgeen gelet op zijn seksueel grensoverschrijdende en agressieve gedrag kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties voor hemzelf en voor anderen. Daarbij is van belang dat de GI een verklaring heeft overgelegd van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [de jeugdige] op 10 juni 2025 heeft onderzocht. Deze gedragswetenschapper stemt ermee in dat de gesloten jeugdhulp ook na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar voor [de jeugdige] noodzakelijk is gelet op de grote veiligheidsrisico’s, met name voor anderen, indien [de jeugdige] buiten de gesloten jeugdhulp zou verblijven. De behandelaar van [de jeugdige] bij [naam instelling] deelt die opvatting. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden van dien aard en ernst zijn dat een voortzetting van de inbreuk op de vrijheid van [de jeugdige] nog altijd gerechtvaardigd is. Voor [de jeugdige] is (besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering noodzakelijk.
5.11.
Dat [de jeugdige] op de gesloten groep door groepsgenoten en begeleiding wordt mishandeld, acht de kinderrechter niet aannemelijk. De kinderrechter overweegt dat de GI navraag heeft gedaan bij [naam instelling] . [naam instelling] bestrijdt dat dergelijke incidenten zich hebben voorgedaan. Wel is het op de gesloten groep éénmaal noodzakelijk geweest om [de jeugdige] te fixeren. Ter zitting heeft de GI desgevraagd toegelicht dat er geen andere gesloten groep voor [de jeugdige] is dan de huidige groep met dezelfde waarborgen en dezelfde zeer intensieve begeleiding. Een alternatieve gesloten groep is dus niet voorhanden.
5.12.
De kinderrechter acht het van groot belang dat de stap naar een geschikte vervolgplek voor [de jeugdige] op een zo kort mogelijke termijn wordt gerealiseerd. Omdat [de jeugdige] inmiddels achttien jaar is, betekent dit dat de GI niet langer zijn voogd is. Het is dus niet langer in eerste instantie de GI maar de mentor die regie moet nemen en zich samen met andere betrokkenen tot het uiterste zal moeten inspannen om een passende vervolgplek voor [de jeugdige] te vinden. Het ligt voor de hand dat de mentor dit doet in samenspraak met de GI (de verzoeker in deze procedure) en [naam instelling] en ook [de jeugdige] en zijn advocaat van de voortgang op de hoogte houdt. Het is om die reden belangrijk dat de mentor zo snel mogelijk contact opneemt met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en navraag doet naar de stand van de lopende Wlz-aanvraag.
5.13.
In de stukken leest de kinderrechter dat de regiebehandelaar van [de jeugdige] het volgende schrijft: “
zal ook na behandeling in de geslotenheid op behandelgroep [naam] een besloten setting nodig blijven hebben. Zoals eerder beschreven, onder andere vanwege zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag richting minderjarige meisjes en agressieve gedrag. Dit maakt dat hij en zijn omgeving beschermd moeten worden. De meest passende locatie voor [de jeugdige] is een locatie waar de wet zorg en dwang (WZD) kan worden ingezet. Zodat de zorg voor [de jeugdige] afhankelijk van veiligheidsrisico’s kan worden op- en afgeschaald. Er is een WLZ VG7 indicatie aangevraagd bij het CIZ, wanneer deze is toegekend kan hij mogelijk terecht op locatie [naam locaties] binnen [naam instelling] . Inhoudelijk worden er mogelijkheden gezien op deze locaties voor [de jeugdige] .De kinderrechter geeft de mentor gelet hierop nadrukkelijk in overweging om in het belang van [de jeugdige] ook te onderzoeken of verplichte zorg voor [de jeugdige] op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) noodzakelijk is. En om ook daarover met GI, [naam instelling] en het CIZ af te stemmen en eventuele vervolgstappen met spoed in gang te zetten. De kinderrechter wijst betrokkenen er in dat verband op dat voor het verlenen van verplichte zorg op grond van de Wzd een rechterlijke machtiging opname en verblijf is vereist. Een Wlz-indicatie alleen is daarvoor niet voldoende.
Tot slot kan het voor de mentor zinvol zijn om ook de gemeente van de woonplaats van [de jeugdige] te betrekken bij het toewerken naar een andere vorm van (jeugd)hulp dan gesloten jeugdhulp voor het geval zou blijken dat de financiering van de hulp tot problemen zou leiden.
5.14.
De kinderrechter zal alles afwegend de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van negen weken, dat wil zeggen tot 1 september 2025, en het resterende deel van het verzoek aanhouden tot een nader te bepalen zitting. Dit geeft de mentor, de GI en [naam instelling] een reële mogelijkheid een geschikte vervolgplek voor [de jeugdige] te realiseren, althans zich daarvoor tot het uiterste in te spannen, en [de jeugdige] de zekerheid dat de kinderrechter vóór 1 september 2025 opnieuw zal beoordelen of een verdere voortzetting van de inbreuk op zijn vrijheid dan nog gerechtvaardigd is. De kinderrechter wijst er wellicht ten overvloede op dat gesloten jeugdhulp volgens de wet in ieder geval niet langer kan duren dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
5.15.
De kinderrechter verzoekt de mentor om uiterlijk twee weken vóór de nader te plannen zittingsdatum schriftelijk geïnformeerd te worden over de actuele stand van zaken, waaronder in ieder geval over:
- de voortgang van [de jeugdige] behandeling bij [naam instelling] ;
- de stand van de Wlz-aanvraag;
- de stand van een eventuele Wzd-aanvraag;
- de stand van het lopende politieonderzoek;
- de inzet van een mogelijk (ander) alternatief hulp- of woontraject voor [de jeugdige] , inclusief motivering waarom en op welke termijn dit al dan niet haalbaar is.
5.16.
De kinderrechter acht het van groot belang dat tijdens de nader te bepalen zitting naast [de jeugdige] , zijn advocaat, de GI en de mentor ook [de jeugdige] (regie)behandelaar van [naam instelling] als informant aanwezig is. Gelet op feit dat [de jeugdige] tegen zijn wil binnen de gesloten jeugdhulp verblijft, verwacht de kinderrechter van belanghebbenden en informanten dat zij ruimte maken in hun agenda’s en bij die (nog te plannen) zitting aanwezig zijn. Als het volgens één van betrokkenen noodzakelijk is dat vertegenwoordigers van andere instanties ook bij de nadere zitting als informant aanwezig zijn dan dienen zij tijdig een daartoe strekkend verzoek aan de kinderechter te doen.
5.17.
Volledigheidshalve wijst de kinderrechter erop dat een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van de Jeugdwet van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om:
[de jeugdige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot
1 september 2025;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het resterende deel aan
tot een nader te bepalen zitting bij mr. R. Raat vóór 1 september 2025;
6.3.
verzoekt de mentor uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zitting de kinderrechter te informeren over de actuele stand van zaken, waaronder in ieder geval over:
- de voortgang van [de behandeling van de jeugdige] bij [naam instelling] ;
- de stand van de Wlz-aanvraag;
- de stand van een eventuele Wzd-aanvraag;
- de stand van het lopende politieonderzoek;
- de inzet van een mogelijk (ander) alternatief hulp- of woontraject voor [de jeugdige] , inclusief motivering waarom en op welke termijn dit al dan niet haalbaar is;
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Raat, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025, in aanwezigheid van mr. L. Koopman als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.