In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 januari 2025 een beschikking gegeven over de vaststelling van het vaderschap van de verzoeker, die zijn biologische vader wilde laten erkennen. De verzoeker, een man die niet erkend was door zijn vader, heeft een verzoek ingediend om het vaderschap vast te stellen op basis van DNA-onderzoek. De vader van de verzoeker was overleden, en de moeder van de verzoeker heeft verklaard wie de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, geboren op [geboortedatum 1], de zoon is van de heer [naam vader], die op [geboortedatum 2] is geboren en op [overlijdensdatum] is overleden.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 augustus 2024 bij de griffie is ingekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2024 zijn zowel de verzoeker als zijn moeder gehoord, waarbij de moeder bevestigde dat de heer [naam vader] de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het DNA-onderzoek, uitgevoerd door Leijs & Partners, bevestigt dat de heer [naam vader] de vader is van de verzoeker. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verzoeker in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat er geen vervaltermijn aan verbonden is en aan alle formele vereisten is voldaan.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek van de man om het vaderschap vast te stellen, gegrond is. De beschikking houdt in dat het vaderschap van de heer [naam vader] over de verzoeker wordt vastgesteld. De griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de gemeente Amsterdam, niet eerder dan drie maanden na de beschikking, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. B. Krijnen, rechter, in aanwezigheid van S.C. Dijksterhuis als griffier.