Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
2.Het geschil en de beoordeling
25 juli 2024 ten bedrage van € 17.594,85 inclusief btw onbetaald te laten. Hierdoor is Bovemij in verzuim en is zij eveneens wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Subsidiair vordert Brookhaven voorwaardelijk om de tenaamstelling van de onderhavige factuur te wijzigen dan wel om wijziging van de gedaagde partij en Bovemij te verplichten tot mediation.
“de vordering van Brookhaven materieel stand houdt”. Brookhaven gaat er hierbij aan voorbij dat de kantonrechter niet aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Brookhaven toekomt nu is gebleken dat de verkeerde partij is gedagvaard. Los daarvan, komt een dergelijke vordering niet voor toewijzing in aanmerking. Het is Brookhaven zelf geweest die de factuur op naam van Bovemij N.V. heeft gesteld en er willens en wetens voor heeft gekozen een andere partij te dagvaarden. De kantonrechter ziet voorts geen aanleiding om Brookhaven de mogelijkheid te bieden een herstelexploot uit te brengen. Hieruit volgt dat de subsidiaire vordering onder a wordt afgewezen.
“de achterliggende letselschadekwestie bij de behandeling van deze zaak wil betrekken”. Brookhaven miskent bij het stellen van deze voorwaarde dat partijen de omvang van het debat in een procedure bepalen. De kantonrechter beoordeelt vervolgens of de aangevoerde feiten kunnen leiden tot een toewijzing van het gevorderde. Het debat tussen partijen strekte zich, blijkens de dagvaarding, enkel uit tot de vraag of Bovemij gehouden is de factuur van Brookhaven te voldoen. Het staat Brookhaven, zolang de kantonrechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, vrij om haar vordering te wijzigen c.q. te vermeerderen (artikel 130 Rv). Dit heeft zij bij repliek ook gedaan. Evenwel maakt de door Brookhaven gestelde voorwaarde dat aan de inhoudelijke beoordeling van de subsidiaire vordering onder b niet wordt toegekomen. Deze vordering wordt daarom afgewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat ook, indien hij toe zou komen aan de inhoudelijke beoordeling, deze vordering niet toewijsbaar is. Er is geen (wettelijke) grondslag gesteld op grond waarvan Bovemij, in deze zaak, verplicht kan worden om haar medewerking aan mediation te verlenen.