ECLI:NL:RBGEL:2025:5214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
05.392372.24 en 05.350903.24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor meervoudige afpersing en diefstal door minderjarige

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 9 december 2024 in Velp een slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van 20 euro door bedreiging met geweld. Daarnaast heeft de verdachte op 8 december 2024 in Arnhem een andere persoon gedwongen tot de afgifte van 115 euro en een jas door hem te omringen met scooters en dreigend op te treden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing en diefstal, en heeft een taakstraf van 120 uur opgelegd, waarvan 80 uur voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen, en heeft besloten tot ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van sommige benadeelden zijn toegewezen en andere zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.392372.24 en 05.350903.24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 17 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
parketnummer 05.392372.24
Raadsman: mr. E. Düsünceli, advocaat in Arnhem.
parketnummer 05.350903.24
Raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, waarnemend voor mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05.392372.24
1.
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Velp, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 20 euro, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer 1] dreigend een schroevendraaier voor te houden en tegen hem te roepen: "ik wil geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en vervolgens die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om via zijn telefoon die 20 euro over te maken en
vervolgens wederom een schroevendraaier voor te houden en die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd: "je moet meer geld overmaken, ik heb ook een mes en ik steek je anders neer" althans woorden van gelijke aard/strekking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Velp, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 20 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] dreigend een schroevendraaier voor te houden en tegen hem te roepen: "ik wil geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en vervolgens die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om via zijn telefoon die 20 euro over te maken en vervolgens wederom een schroevendraaier voor te houden en die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd: "je moet meer geld overmaken, ik heb ook een mes en ik steek je anders neer" althans woorden van gelijke aard/strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 december 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 115 euro en/of een jas (merk Ralph Lauren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer 2] in te sluiten met hun scooters en/of vervolgens hem toe te roepen: 'ik wil je geld, ik wil je jas" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en daarbij vanuit verdachtes jaszak een op een mes gelijkend voorwerp dreigend aan die [slachtoffer 2] te tonen;
3.
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (kenteken [kenteken 1] type Killerbee), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair:
hij op of omstreeks periode van 8 december 2024 tot en met 9 december 2024 te Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (kenteken [kenteken 1] , type Killerbee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2024 tot en met 9 december 2024 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (type La Souris City kenteken [kenteken 2] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2024 tot en met 9 december 2024 te Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets ( type La Souris City kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] dan wel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 05.350903.24
1.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Houd je kankerbek" en/of "Kankerlijer" en/of "Kankeridioot", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2024 te Arnhem een bromscooter (Sym, [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 november 2024 te Arnhem opzettelijk een bromscooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 05.392372.24
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair.
parketnummer 05.350903.24
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 05.392372.24
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft ten aanzien van alle feiten openheid van zaken gegeven. Over feit 1 heeft verdachte verklaard dat aangever het geld uit eigen beweging aan hem heeft gegeven zonder dat er eerst is bedreigd met geweld. De verklaring van aangever dat hij verdachte spontaan heeft ontmoet is twijfelachtig. De medeverdachte probeert bij het verhoor in maart 2024 alle schuld in de schoenen te schuiven van verdachte. Voor de overige feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 05.350903.24
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
parketnummer 05.392372.24 [1]
feit 1
Aangever [slachtoffer 1] is op 9 december 2024 in Velp door twee jongens met scooters aangesproken. Een van de jongens haalde een schroevendraaier uit zijn linker jaszak en hield de schroevendraaier voor zich alsof hij aangever met de schroevendraaier zou gaan steken. De jongen zei dat aangever geld moest geven. Aangever heeft gezegd dat hij wel wilde betalen. De andere jongen heeft toen zijn bankrekeningnummer gegeven. Aangever heeft een bedrag van € 20,00 overgemaakt naar dat bankrekeningnummer. Vervolgens wilden de jongens een bedrag van € 30,00 hebben. Aangever heeft gezegd dat hij niet meer geld over wilde maken. De jongens zijn toen met de schroevendraaier dreigend op hem afgelopen en hebben gezegd dat ze meer geld wilden en dat ze aangever lek zouden steken. Een van de jongens heeft toen gezegd dat hij nog een mes had en aangever neer zou steken. [2]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte op 9 december 2024 een man hebben bedreigd met een schroevendraaier, zodat de man geld zou overmaken. De man heeft € 20,00 overgemaakt naar de rekening van verdachte. Vervolgens wilde verdachte meer geld hebben. Verdachte zei tegen de man dat hij een mes bij zich had en dat hij, als er geen geld werd overgemaakt, de man zou neersteken. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat een man die avond € 20,00 naar zijn bankrekening heeft overgemaakt. [4] Hij zou dat bedrag zonder dwang en dreiging hebben overgemaakt. De dreiging begon pas daarna toen de medeverdachte meer geld wilde hebben.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachte op 9 december 2024 aangever hebben ontmoet in Velp en dat aangever vervolgens een geldbedrag van € 20,00 heeft overgemaakt naar het bankrekeningnummer van verdachte. Bij de beantwoording van de vraag of aangever dit geldbedrag onder dreiging (of uit eigen beweging) heeft overgemaakt ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever, inhoudende dat hij het geldbedrag ná bedreiging met geweld heeft overgemaakt. De verklaring van aangever wordt bevestigd door de verklaring van de medeverdachte. Dat de medeverdachte met zijn verklaring alle schuld in de schoenen van verdachte wil schuiven is niet het geval, omdat de medeverdachte in zijn verklaring ook zichzelf belast. Dat zowel verdachte als de medeverdachte hebben verklaard dat zij aangever eerder die avond al hadden ontmoet en dat aangever interesse toonde in de scooter waarop verdachte reed, doet aan het vorengaande niet af.
conclusie
De rechtbank vindt het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing.
feit 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 9 t/m 12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.
feit 3 subsidiair
Verdachte heeft het medeplegen van diefstal van deze scooter bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 29 en 30;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde medeplegen van opzetheling.
feit 4 subsidiair
Verdachte heeft het medeplegen van diefstal van deze scooter bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 31 t/m 33;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde medeplegen van opzetheling.
parketnummer 05.350903.24 [5]
feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 15 en 16;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.
feit 2 primair
Verdachte heeft de diefstal van de scooter bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 9 t/m/ 11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
parketnummer 05.392372.24onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair tenlastegelegde en het onder
parketnummer 05.350903.24onder feit 1 en onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05.392372.24
1.
primair
hij op
of omstreeks9 december 2024 te Velp, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 20 euro,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 1]
en/of een derdetoebehoorde
(n
)door die [slachtoffer 1] dreigend een schroevendraaier voor te houden en tegen hem te roepen: "ik wil geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en vervolgens die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedwongen om via zijn telefoon die 20 euro over te maken en
vervolgens wederom een schroevendraaier voor te houden en die [slachtoffer 1]
heeft/hebben toegevoegd: "je moet meer geld overmaken, ik heb ook een mes en ik steek je anders neer" althans woorden van gelijke aard/strekking;
2.
hij op
of omstreeks8 december 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 115 euro en
/ofeen jas (merk Ralph Lauren),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 2]
en/of een derdetoebehoorde
(n
)door die [slachtoffer 2] in te sluiten met hun scooters en
/ofvervolgens hem toe te roepen: 'ik wil je geld, ik wil je jas" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en daarbij vanuit verdachtes jaszak een op een mes gelijkend voorwerp dreigend aan die [slachtoffer 2] te tonen;
3.
subsidiair
hij op
of omstreeks periode van8 december 2024
tot en met 9 december 2024te Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een bromfiets (kenteken [kenteken 1] , type Killerbee),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk gevalaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)
toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 7 december 2024 tot en met 9 december 2024 te Arnhem,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een bromfiets (type La Souris City, kenteken [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4]
dan wel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 05.350903.24
1.
hij op
of omstreeks1 november 2024 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: "Houd je kankerbek" en/of "Kankerlijer" en/of "Kankeridioot", althans
(telkens
)woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
primair
hij op
of omstreeks1 november 2024 te Arnhem een bromscooter (Sym, [kenteken 3] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05.392372.24
feit 1 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 3 subsidiair:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 4 subsidiair:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
parketnummer 05.350903.24
feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
feit 2 primair:
diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt opgelegd onder de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft met betrekking tot de hoogte van het onvoorwaardelijke deel gewezen op het gevaar van overbelasting en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De raadsvouw heeft zich hierbij aangesloten. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de raadsvrouw van mening dat de hoogte van de op te leggen taakstraf moet worden gematigd. De raadsvrouw heeft daartoe ook nog aangevoerd dat verdachte weliswaar de agent heeft beledigd toen hij hem aanhield, maar dat verdachte toen ook hardhandig in de boeien is geslagen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder die is begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2025 (het strafblad),
  • het Pro Justitia (PJ) rapport van 1 mei 2025,
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 mei 2025.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De ernst van de feiten
Op 1 november 2024 heeft verdachte een scooter gestolen. Toen hij vervolgens werd aangehouden heeft hij een politieagent beledigd. Een ruime maand later heeft verdachte zich samen met een ander in korte tijd opnieuw schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Op 8 december 2024 hebben verdachte en de medeverdachte twee scooters gestolen. Met die gestolen scooters hebben zij op straat een pas veertienjarige jongen ingesloten en hem gedwongen geld (€ 115,00) en een jas af te geven. Enkele uren later hebben zij een man gedwongen om € 20,00 over te maken naar de rekening van verdachte. De medeverdachte heeft daarbij dreigend een schroevendraaier in de richting van het slachtoffer gehouden.
Straatroof vindt de rechtbank een heel ernstig feit. De ervaring leert dat slachtoffers van zulke heftige feiten nog lange tijd last kunnen hebben van wat hen is overkomen. Daarnaast veroorzaken deze feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. In de oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt voor één straatroof door een minderjarige een taakstraf van 60 uren, dan wel 30 dagen jeugddetentie.
Het stelen van verschillende scooters getuigt van weinig respect voor de eigendommen van een ander. Diefstallen veroorzaken veel ongemak bij de slachtoffers. Voor de diefstal van één scooter door een minderjarige geldt als uitgangspunt een taakstraf van 40 uren.
Door een politieagent te beledigen heeft verdachte zich respectloos gedragen. De rechtbank vindt het belangrijk dat personen met een publieke taak, zoals een politieagent, hun werk met respect en zonder problemen kunnen uitvoeren. Als uitgangspunt voor een belediging van een agent in functie door een minderjarige geldt in de oriëntatiepunten een taakstraf van 25 uren.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de gang van zaken omtrent de aanhouding zoals gerelateerd door de agent. Er is dan ook op dit punt geen aanleiding voor strafvermindering.
Rapportages
Uit het PJ-rapport volgt dat bij verdachte in diagnostische zin onder meer een persisterende depressieve stoornis, een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis zijn vastgesteld, waardoor psychologische functies onvoldoende zijn ontwikkeld of onder druk staan. De verstoorde psychische functies hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde in die zin dat de feiten 2, 3 en 4 van parketnummer 05.392372.24 verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend. Het risico op een toekomstig geweldsdelict wordt ingeschat als matig. Het risico op diefstal (zoals diefstal van scooters) wordt hoger ingeschat.
Primair advies in het PJ rapport is om verdachte op te nemen in de Yes We Can clinics. In verband met een lange wachtlijst bij Yes We Can clinics, is het subsidiaire advies om verdachte ambulant te laten begeleiden door bijvoorbeeld JeugdFact.
Uit het rapport van de Raad volgt dat verdachte niet geheel openstaat voor een klinische behandeling. Geadviseerd wordt om te starten met een ambulante behandeling, bijvoorbeeld door de inzet van JeugdFact, gericht op middelengebruik, vaardigheden, depressie en traumaverwerking. Naast de ambulante behandeling worden een verblijf bij [instelling] (of soortgelijke instelling) en een adequate vorm van dagbesteding als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De jeugdreclasseerder heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij zich kan vinden in het rapport van de Raad. Zij heeft benadrukt dat, gelet op de zwaarte van het programma van JeugdFact en het gevaar van overbelasting, een voorwaardelijke werkstraf voor verdachte het meest passend zou zijn.
De straf
De rechtbank neemt het advies van verminderde toerekenbaarheid voor de feiten 2, 3 en 4
van parketnummer 05.392372.24 over. Gelet op de (min of meer gelijke) aard van de
feiten, de korte periode (van 1 november 2024 tot en met 9 december 2024) waarin alle
feiten zijn gepleegd en de aard en omvang van de vastgestelde stoornissen en problematiek,
zal de rechtbank het advies van verminderde toerekenbaarheid niet alleen voor de hiervoor
genoemde feiten, maar ook voor de overige feiten overnemen. Bij de oplegging van de straf
houdt de rechtbank sterk rekening met de diagnostiek van verdachte en met zijn bereidheid
om aan zichzelf te werken. Afgaande op onder andere de informatie van de reeds betrokken
jeugdreclasseerder, is er een reële kans van slagen dat door ambulante behandeling de kans
op herhaling zal afnemen. Daarnaast is het ook belangrijk dat behandeling snel start.
De rechtbank volgt daarom de Raad in haar advies om te starten met ambulante
hulpverlening. De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met de
belastbaarheid van verdachte. Echter, gezien de ernst van de feiten en de hiervoor genoemde
oriëntatiepunten vindt de rechtbank dat een geheel voorwaardelijke werkstraf niet volstaat.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 120 uur waarvan
80 uur voorwaardelijk onder de voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in het rapport van
de Raad. De straf is conform de eis van de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

parketnummer 05.392372.24
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 902,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
parketnummer 05.350903.24
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 450,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
parketnummer 05.392372.24
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] kan worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde schade voor het kettingslot. Verder heeft hij om toekenning van de wettelijke rente verzocht en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De vordering moet hoofdelijk worden toegewezen.
parketnummer 05.392372.24
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege onvoldoende onderbouwing.
parketnummer 05.392372.24
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Alleen de gevorderde schade voor de helm en de voorkap is eventueel toewijsbaar, maar de reparatie- en arbeidskosten zijn niet nader onderbouwd. Het dossier bevat slechts een offerte. Foto’s ontbreken. Verdachte ontkent de aanwezigheid van een kettingslot en ook uit het dossier volgt niet dat sprake was van een kettingslot.
parketnummer 05.350903.24
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het dossier bevat geen factuur. Bovendien is de scooter al vaker gestolen en het is onduidelijk welke schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Overweging van de rechtbank
parketnummer 05.392372.24
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft schadevergoeding gevorderd voor een kettingslot (€ 69,00), een helm (€ 69,00) en een reparatie aan de scooter (€ 764,00).
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt niet dat de benadeelde partij schade heeft geleden aan een kettingslot. De rechtbank zal de vergoeding voor deze schadepost dan ook afwijzen. Ten aanzien van de overige schadeposten (helm en reparatie aan de scooter) is
voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de helm en de reparatie aan de scooter (tot een hoogte van € 833,00) kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 8 december 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en de medeverdachte met betrekking tot de materiële schade ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover de medeverdachte de schade heeft vergoed.
parketnummer 05.392372.24
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft schadevergoeding gevorderd voor schade aan de bromfiets/scooter (€ 450,00).
Er is niet of onvoldoende gebleken dat de materiële schade rechtstreeks is toegebracht door het handelen van verdachte zoals ten laste gelegd onder feit 4. Uit de toelichting op de vordering volgt immers dat de scooter eerder is gestolen en toen beschadigd is geraakt. Vervolgens is de scooter opnieuw gestolen, ditmaal door verdachte. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de schade aan de scooter heeft veroorzaakt. Nadere onderbouwing bij de vordering van de materiële schade ontbreekt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van vergoeding voor materiële schade verklaren.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft smartengeld gevorderd ter hoogte van € 1.250,00, vanwege gevoelens van onveiligheid nadat hij voor de vierde keer slachtoffer is geworden van diefstal.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of als op grond van de aard en de ernst van de normschending kan worden aangenomen dat sprake is van een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
De rechtbank concludeert dat, gelet op de summiere onderbouwing voor toewijzing van het gevorderde smartengeld, geen wettelijke basis bestaat.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van smartengeld.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 266, 267, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het inzake
parketnummer 05.392372.24onder feit 3 primair en feit 4 primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 120 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte verblijft bij [instelling] of een soortgelijke instelling en zich houdt aan de aanwijzingen, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte een adequate vorm van dagbesteding zoekt en aangaat;
- verdachte meewerkt aan de noodzakelijke behandeling/hulpverlening gericht op onder andere middelengebruik, vaardigheden, depressie en traumaverwerking, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland Arnhem tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 3 inzake
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 833,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter en kinderrechter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. E.M. van Poecke, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2025.
mr. Cremers is buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024577207, gesloten op 11 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 14.
3.Proces-verbaal van het verhoor van [medeverdachte] d.d. 4 maart 2025, aanvullend op het doorgenummerde procesdossier, p. 3.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024516532, gesloten op 6 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.