Uitspraak
verwerende partij in reconventie,
eisende partij in reconventie,
1.De procedure
- de brief van mr. Kooijmans van 10 juni 2025, met daarbij een eis in reconventie
- de e-mail van mr. Kooijmans van 12 juni 2025, met een productie
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
“(…)Artikel 1: het gehuurde, bestemming1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder een chalet op[kavelnummer] liggende op het terrein van Recreatiepark de Eikenberg B.V., Klein Paradijs 14 te Beekbergen.
“(…) conform het verzoek van het Recreatiepark De Eikenberg meld ik u het volgende. Het huurcontract wordt beëindigd per 31 mei 2025, conform het gestelde in artikel 2.1 en 2.2. van dat contract. (…)”.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
- [gedaagde] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de levering van elektriciteit en water te hervatten, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- [gedaagde] zal verbieden om na betekening van het vonnis de energie- en watertoevoer van het chalet te staken, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
primair: [eiser] zal veroordelen het chalet te ontruimen op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair: [eiser] zal veroordelen tot verwijdering en verwijderd houden van de hond op straffe van verbeurte van een dwangsom,
een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten, met rente.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
30 april 2025 mist dan ook het door hem beoogde effect en de primaire (tegen)vordering van [gedaagde] is niet toewijsbaar. De huurovereenkomst loopt vooralsnog door en is niet op de wettelijk juiste manier en met juiste gronden opgezegd, zodat het bij deze stand van zaken niet waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Dan is een ontruiming in kort geding niet aan de orde.
In een bodemprocedure zou [eiser] zonodig in de gelegenheid kunnen worden gesteld tot bewijslevering en zou een en ander verder uitgezocht kunnen worden. Op dit moment lijkt een (impliciete) toestemming niet aannemelijk, gelet op het beleid van de parkbeheerder en de opname van een huisdierverbod in de huurovereenkomst (en in het parkreglement). Het lijkt er dan ook op dat [gedaagde] zich terecht op het standpunt stelt dat [eiser] in strijd handelt met de huurovereenkomst door een huisdier te houden waarvoor geen toestemming is gevraagd of verkregen.
Voor wat betreft mogelijk te vrezen geur- en ongedierteschade kan [gedaagde] als verhuurder van een huurder als [eiser] verlangen dat hij zorgt voor het voorkomen van schade, danwel voor een grondige schoonmaak bij het einde van de huurovereenkomst. Een spoedeisend belang is dat op dit moment niet.