ECLI:NL:RBGEL:2025:5145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
11429993 \ CV EXPL 24-3731
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst met belangenafweging voor minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 13 september 2024, waarbij Woonfonds Nederland 5B B.V. de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [eiser in verzet] en [naam] had gevorderd. De kantonrechter in Nijmegen heeft op 30 mei 2025 uitspraak gedaan. De procedure begon met een huurachterstand van [eiser in verzet] en [naam], die opliep tot € 13.758,58. [eiser in verzet] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de huurachterstand, maar beroept zich op de 'tenzij-bepaling' van artikel 6:265 lid 1 BW, stellende dat de tekortkoming niet de ontbinding rechtvaardigt. Ze voerde aan dat ze weer inkomen heeft en dat haar zoon ook gaat werken, waardoor de huurachterstand kan worden afgelost. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de tekortkoming van [eiser in verzet] van voldoende gewicht is om de gevorderde ontbinding toe te wijzen. De belangenafweging, waarbij artikel 3 van het IVRK werd betrokken, leidde tot de conclusie dat de belangen van Woonfonds Nederland 5B zwaarder wegen dan die van [eiser in verzet]. Het verzet is ongegrond verklaard en het verstekvonnis is bekrachtigd. [eiser in verzet] is veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11429993 \ CV EXPL 24-3731
Vonnis van 30 mei 2025
in de zaak van
[eiser in verzet],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [eiser in verzet] ,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers,
tegen
WOONFONDS NEDERLAND 5B B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: Woonfonds Nederland 5B,
gemachtigde: mr. E.A.J.M. van de Wijngaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 december 2024
- de e-mail van 3 april 2025 van de kant van Woonfonds Nederland 5B, met een overzicht van de actuele huurachterstand
- de e-mail met bijlage van 10 april 2025 van de kant van [eiser in verzet]
- de mondelinge behandeling van 11 april 2025, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Het verzet richt zich tegen het door de kantonrechter op 13 september 2024 bij verstek uitgesproken vonnis onder zaaknummer 11303358 \ CV EXPL 24-2802, tussen Woonfonds Nederland 5B als eisende partij en [eiser in verzet] en [naam] als gedaagde partijen.

2.De feiten

Woonfonds Nederland 5B heeft met ingang van 27 september 2022 de woning aan het adres [adres] aan [eiser in verzet] en de heer [naam] (hierna: [naam] ) verhuurd. Met ingang van de maand september 2023 bedroeg de huurprijs € 1.160,72 per maand. Sinds september 2024 bedraagt de huurprijs € 1.224,56 per maand.

3.Het geschil

3.1.
Woonfonds Nederland 5B heeft in de oorspronkelijke dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt en dat [eiser in verzet] en [naam] worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis, met machtiging van Woonfonds Nederland 5B om zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van de politie, indien [eiser in verzet] en [naam] niet zelf tot ontruiming overgaan. Verder heeft Woonfonds Nederland 5B gevorderd dat [eiser in verzet] en [naam] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 6.184,95 aan huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de lopende huurtermijnen/gebruiksvergoeding (te verhogen met eventuele indexeringen) tot de dag van ontruiming, alsmede de proceskosten.
3.2.
Woonfonds Nederland 5B heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiser in verzet] en [naam] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, nu zij tot en met augustus 2024 een huurachterstand hebben laten ontstaan van € 5.182,10, zijnde meer dan vier huurtermijnen. Volgens Woonfonds Nederland 5B is de tekortkoming dermate ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Omdat [eiser in verzet] en [naam] ondanks sommatie de huurachterstand niet hebben betaald, zijn zij naast de huurachterstand en de wettelijke rente ook de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus Woonfonds Nederland 5B.
3.3.
De vorderingen van Woonfonds Nederland 5B zijn bij verstekvonnis van 13 september 2024 toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn is bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis en de gevorderde machtiging is afgewezen.
3.4.
[eiser in verzet] concludeert in haar verzetdagvaarding tot vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vordering van Woonfonds Nederland 5B. Zij voert geen verweer tegen de hoogte van de gestelde huurachterstand, maar beroept zich op de zogenoemde ‘tenzij-bepaling’ van artikel 6:265 lid 1 BW, inhoudende dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [eiser in verzet] voert aan dat zij en [naam] sinds augustus 2023 uit elkaar zijn en dat zij in januari 2024 constateerde dat [naam] een huurachterstand van vijf maanden had laten ontstaan. Zij heeft een betalingsregeling getroffen met de deurwaarder, maar deze kon zij door ziekte en ontslag niet nakomen. Nu heeft zij weer inkomen. Ze gaat twee banen nemen en haar 18-jarige zoon gaat ook fulltime werken, zodat de huurachterstand makkelijk kan worden afgelost. In het kader van de belangenafweging voert [eiser in verzet] aan dat zij haar baan niet kan behouden als zij dakloos wordt. Verder doet [eiser in verzet] een beroep op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), nu zij twee kinderen heeft van 11 en 14 jaar.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser in verzet] tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 13 september 2024. Tussen partijen is dit ook niet in geschil.
4.2.
Woonfonds Nederland 5B heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling een overzicht van de actuele huurachterstand in het geding gebracht. Uit dit overzicht, waartegen geen verweer is gevoerd, volgt dat tot en met de maand april 2025 de huurachterstand € 13.758,58 bedraagt. Dit komt neer op een betalingsachterstand van ruim elf maanden. Met dit gegeven staat de tekortkoming van [eiser in verzet] in de nakoming van haar verplichting uit de huurovereenkomst vast.
4.3.
De vraag die voorligt is of de tekortkoming van [eiser in verzet] de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
[eiser in verzet] heeft in haar verzetdagvaarding van 21 november 2024 aangevoerd dat haar inkomen weer op hetzelfde niveau is als voor haar ontslag, zodat zij de lopende huur weer kan betalen. Bovendien zou zij twee banen nemen en zou ook haar 18-jarige zoon fulltime gaan werken, waardoor de huurschuld makkelijk kan worden afgelost.
Ondanks deze toezeggingen is de huurachterstand fors toegenomen. Uit het overzicht van Woonfonds Nederland 5B blijkt dat [eiser in verzet] na de verzetdagvaarding slechts één huurtermijn heeft betaald. In 2025 heeft zij geen enkele betaling verricht. Naar het oordeel van de kantonrechter is de tekortkoming van [eiser in verzet] dan ook van voldoende gewicht om de gevorderde ontbinding toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser in verzet] nog aangevoerd dat zij bewindvoering gaat aanvragen en dat een vriend bij haar wenst te komen wonen, zodat zij samen de huur kunnen betalen. Deze gestelde omstandigheden zijn echter onvoldoende concreet en leiden daarom niet tot een ander oordeel.
4.4.
Tot slot komt de kantonrechter toe aan een belangenafweging.
Op grond van artikel 3 IVRK wegen de belangen van een kind bij het behoud van de woning zwaar. Dit betekent echter niet dat de aanwezigheid van een minderjarig kind in de woning zonder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van die woning in de weg staat. Ouders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de tekortkomingen die tot ontbinding en ontruiming kunnen leiden. Bovendien dienen zij de nadelige gevolgen hiervan zoveel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door hulpverlenende instanties in te schakelen. Indien ontruiming echter leidt tot een acute noodtoestand voor het kind, dan kan dit leiden tot afwijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser in verzet] onvoldoende gesteld en onderbouwd dat ontruiming van de woning leidt tot een acute noodtoestand voor de kinderen. Gelet op de forse huurachterstand, die ondanks toezeggingen van [eiser in verzet] is opgelopen tot bijna een jaar, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Woonfonds Nederland 5B om weer over de woning te beschikken, zwaarder weegt dan het belang van [eiser in verzet] bij behoud van de woning.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzet van [eiser in verzet] ongegrond is. Dit betekent dat het verstekvonnis van 13 september 2024 wordt bekrachtigd.
4.6.
Omdat [eiser in verzet] in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de kosten van de verzetprocedure betalen.
4.7.
Tot slot raadt de kantonrechter [eiser in verzet] aan om (met behulp van een schuldhulpverlener of bewindvoerder) te proberen een betalingsregeling te treffen, om de tenuitvoerlegging van de toegewezen ontbinding en ontruiming proberen te voorkomen. Daarvoor dient zij een reële betalingsregeling te treffen met (de gemachtigde) van Woonfonds Nederland 5B en deze betalingsregeling stipt na te komen en ook de lopende huurtermijnen tijdig en volledig te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bekrachtigt het op 13 september 2024 gewezen verstekvonnis onder zaaknummer 11303358 \ CV EXPL 24-2802,
5.2.
veroordeelt [eiser in verzet] in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de kant van Woonfonds Nederland 5B begroot op € 339,00 aan salaris voor de gemachtigde,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.
858 / 560