ECLI:NL:RBGEL:2025:5134

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
05.051406.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor afpersing en poging tot afpersing met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die werd beschuldigd van afpersing en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een conflict waarbij de verdachte de aangever, [slachtoffer], onder druk zette om een geldbedrag van € 10.000,- te betalen, met de dreiging dat hij anders problemen zou krijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing in vereniging, aangezien hij samen met anderen handelde en de aangever met geweld en bedreiging onder druk zette. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever betrouwbaar en vond voldoende bewijs voor de beschuldigingen. De verdachte had eerder al een groot bedrag van de aangever ontvangen en was betrokken bij het innen van een nog openstaand bedrag van € 40.000,-. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de aangever en een locatieverbod voor het bedrijf van de aangever. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de aangever, die zich in een angstige situatie bevond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.051406.24
Datum uitspraak : 2 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2023 tot en met 5 februari 2024 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 euro, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde, door meermaals
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er nog een geldbedrag open stond en/of dat die [slachtoffer] het geld moest betalen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en/of er mensen bij hem thuis zouden komen en/of er mensen hem zouden opzoeken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] in persoon en/of via de telefoon te benaderen en/of zich hierbij dreigend en/of dwingend en/of intimiderend en/of agressief op te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2023 tot en met 13 februari 2024 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 40.000 euro, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er nog een geldbedrag open stond en/of dat die [slachtoffer] het geld moest betalen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en/of er mensen bij hem thuis zouden komen en/of er mensen hem zouden opzoeken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] in persoon en/of via de telefoon te benaderen en/of zich hierbij dreigend en/of dwingend en/of intimiderend en/of agressief op te stellen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 en 2
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 samen behandelen, gelet op de onderlinge samenhang van de feiten. Feit 1 ziet op een voltooide afpersing van aangever en feit 2 ziet op een poging tot afpersing van aangever.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging (feit 1) en poging tot afpersing in vereniging (feit 2).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 en feit 2. De raadsman heeft aangevoerd dat, naast de verklaring van aangever, het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot een veroordeling van afpersing te komen. Zo zijn er volgens de raadsman de nodige contra-indicaties voor afpersing en heeft de raadsman vraagtekens gezet bij de lezing van aangever. Er is volgens de raadsman geen goede reden om de lezing van aangever te laten prevaleren boven de lezing van verdachte. Verdachte was in de veronderstelling dat het om een openstaande schuld ging. Er is geen sprake van (bedreiging met) geweld jegens aangever en het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling ontbreekt bij verdachte. Verder bevat het dossier onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat sprake is van medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Inleidend
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in juli 2023 is benaderd om een hal, behorend bij zijn schadeherstelbedrijf in [plaats 1] , te verhuren aan twee mannen. Later bleken dit [naam 1] en [naam 2] te zijn. Nadat [slachtoffer] een aantal keer contact met hen had gehad, heeft hij ervan afgezien om de hal aan hen te verhuren, omdat hij de indruk kreeg dat de hal mogelijk gebruikt zou worden voor de productie van XTC. [slachtoffer] heeft uiteindelijk € 25.000,- aan [naam 2] moeten betalen, omdat ‘ze’ volgens [naam 2] nu niet konden draaien en er al ketels en andere spullen waren aangeschaft.
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat er ongeveer twee maanden later, rond eind september/begin oktober 2023, een onbekende man langs kwam bij zijn bedrijf in [plaats 1] . Deze man zei tegen [slachtoffer] : “Bij die jongens staat er nog geld open, hoe gaan wij dat oplossen?”. [slachtoffer] zei tegen de man dat hij bij [naam 2] moest zijn, omdat hij aan hem al geld had betaald. De man vroeg aan [slachtoffer] of [naam 2] degene was met de zwarte Polo. [slachtoffer] bevestigde dit. Ongeveer anderhalve week later, kwam dezelfde man naar de zaak van [slachtoffer] . Hij zei tegen [slachtoffer] : “Het zal betaald moeten worden, anders heb je een probleem. Ze komen je anders opzoeken.”. Het zou volgens de man om een bedrag van € 50.000,- gaan. [slachtoffer] kreeg van de man een papiertje met daarop zijn naam ‘ [verdachte] ’ en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Later kreeg hij van [verdachte] ook een telefoonnummer waarnaar hij WhatsApp berichten kon sturen: [telefoonnummer 2] . Een aantal dagen later kreeg [slachtoffer] verschillende berichten of werd hij gebeld door [verdachte] met de vraag of hij al wat geregeld had. Dit deed hij twee keer per dag. [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] van een heel ander kaliber was dan [naam 2] . Dit kwam vooral door zijn manier van spreken; hij was veel directer en hij zei dingen zoals: “Ik zou maar gaan betalen, het zijn geen normale privé personen, dan komen ze jou opzoeken, en dat wil je echt niet.”. Op 12 december 2023 kreeg [slachtoffer] een bericht van [verdachte] dat hij in persoon wilde afspreken. Uiteindelijk hebben ze bij de McDonalds in [plaats 2] afgesproken. [verdachte] zei: “Je moet gaan betalen, anders krijg je ze op bezoek.”. [verdachte] maakte [slachtoffer] duidelijk dat hij moest uitkijken en moest betalen. Als hij in termijnen wilde betalen, zou het bedrag juist hoger worden. Op 22 januari (2024) werd [slachtoffer] gebeld door [verdachte] met de vraag of hij al iets geregeld had. Hij zei: “Die mensen worden vervelend.”. Op 5 februari (2024) had aangever een afspraak met [verdachte] bij de McDonalds in [plaats 2] . [slachtoffer] heeft toen € 10.000,- aan [verdachte] gegeven. [verdachte] zei: “Het is goed zo, nu zijn ze weer even rustig”. Op 9 februari (2024) werd [slachtoffer] opnieuw gebeld door [verdachte] . Hij zei dat er nu echt geld moest komen, omdat [slachtoffer] anders grote problemen had. Volgens [verdachte] moest [slachtoffer] op 12 of 13 februari (2024) nog € 40.000,- betalen. Als [slachtoffer] dit niet zou doen, zouden ‘zij’ [slachtoffer] opzoeken. [slachtoffer] was bang dat ze dan ook snel op de stoep zouden staan. [2]
In samenwerking met de politie heeft [slachtoffer] een afspraak gemaakt met [verdachte] op 13 februari 2024 bij de McDonalds in [plaats 2] . Vervolgens werd verdachte [verdachte] op heterdaad aangehouden door de politie. [3]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij heeft opgetreden als bemiddelaar, omdat een maat van hem nog geld tegoed had van die man. Die man heette [slachtoffer] (
De rechtbank begrijpt: [slachtoffer] , aangever).
Verdachte heeft tegen hem gezegd dat mensen nog geld van hem kregen. Verdachte heeft gezegd dat er andere mensen langs zouden komen, als hij niet zou betalen. [4] Verdachte wist niet waarom [slachtoffer] geld moest betalen en ook niet precies om welk bedrag het ging. Verdachte wist dat [slachtoffer] al een groot gedeelte had betaald. Een andere jongen zou het regelen, maar die had het niet goed opgelost. [5] Er was iemand anders voor verdachte aan wie [slachtoffer] ook al een groot gedeelte betaald had. Aan verdachte was gevraagd om aan [slachtoffer] te vragen om de rest ook te betalen. [6] Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij in totaal een bedrag van € 10.000,- van [slachtoffer] heeft gekregen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij bij de McDonalds in [plaats 2] geld van [slachtoffer] heeft gekregen. [7]
De Samsung Galaxy S20 van verdachte is door de politie onderzocht. Verbalisant zag dat er tussen 7 december 2023 en 13 februari 2024 31 belcontacten, of een poging daartoe hebben plaatsgevonden tussen de telefoon van verdachte [verdachte] en de telefoon van aangever [slachtoffer] . [8]
Getuige [getuige] , een medewerker en zwager van [slachtoffer] , heeft verklaard dat [slachtoffer] hen op 8 september 2023 had verteld dat de afpersing voorbij was. Het was [getuige] opgevallen dat [slachtoffer] sinds het gedoe rondom de afpersing heel zenuwachtig en bang was. [getuige] dacht daarom dat dit verhaal nog niet afgelopen was. [9]
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . Niet alleen heeft [slachtoffer] bij de politie gedetailleerd en consistent verklaard, ook vindt zijn verklaring op wezenlijke onderdelen steun in overige bewijsmiddelen, zoals hiervoor opgesomd.
Bedreiging met geweld
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, nu verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd. Voor bedreiging met geweld in de zin van artikel 317 Sr is voldoende dat een dreigende sfeer wordt opgeroepen.
De rechtbank acht de ten laste gelegde uitlatingen en gedragingen van de verdachte, bezien in de context waarin deze zijn gedaan en hebben plaatsgevonden, te weten: de manier waarop door verdachte op een directe manier onder andere werd gezegd dat [slachtoffer] moest betalen, omdat ze hem anders kwamen opzoeken, dat het geen normale privépersonen zijn én het feit dat er eerder al andere personen langs waren geweest om geld te eisen van [slachtoffer] , zeker dreigend. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake was van een dermate dreigende sfeer dat sprake is van bedreiging met geweld. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de verklaring van verdachte, die hij overigens pas op de terechtzitting heeft afgelegd, dat hij met ‘andere mensen’ de deurwaarder bedoelde terzijde.
Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Van dit oogmerk is sprake indien verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelswijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke ver overschreed.
Verdachte heeft verklaard dat hij voor een maat van hem, van wie hij de naam niet wil noemen, geld moest innen bij [slachtoffer] , omdat hij dat nog tegoed had. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist waarom en hoeveel geld hij moest innen bij [slachtoffer] voor zijn ‘maat’. Daarnaast was verdachte ervan op de hoogte dat er ook al een ander persoon langs was geweest bij [slachtoffer] om geld te innen. Verder ging het om contante geldbedragen. Gelet op het voorgaande had verdachte moeten beseffen dat hij door zijn handelswijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke ver overschreed.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat sprake is geweest van afpersing van [slachtoffer] voor een bedrag van € 10.000,- en poging tot afpersing van [slachtoffer] voor een bedrag van
€ 40.000,-.
Medeplegen
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gehandeld.
Verdachte heeft in opdracht van een ‘maat’ van hem geld geïnd en geprobeerd te innen bij [slachtoffer] . Daarnaast was verdachte ervan op de hoogte dat voordat hij geld kwam innen bij [slachtoffer] , ook al iemand anders een groot deel van het bedrag had geïnd bij [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd door het geld te innen en is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde afpersing in vereniging en de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer
deretijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 september 2023 tot en met 5 februari 2024 te [plaats 1]
en/of te [plaats 2]
, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 euro
, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde, door meermaals
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er nog een geldbedrag open stond en
/ofdat die [slachtoffer] het geld moest betalen
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en
/ofer mensen bij hem thuis zouden komen en/of er mensen hem zouden opzoeken
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- die [slachtoffer] in persoon en
/ofvia de telefoon te benaderen en
/ofzich hierbij dreigend en/of dwingend en/of intimiderend
en/of agressiefop te stellen;
2.
hij op
een ofmeer
deretijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 september 2023 tot en met 13 februari 2024 te [plaats 1]
en/of te [plaats 2]
, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 40.000 euro
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde,
door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat er nog een geldbedrag open stond en
/ofdat die [slachtoffer] het geld moest betalen
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en/of er mensen bij hem thuis zouden komen en/of er mensen hem zouden opzoeken
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- die [slachtoffer] in persoon en/of via de telefoon te benaderen en/of zich hierbij dreigend en/of dwingend en/of intimiderend
en/of agressiefop te stellen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een (voorwaardelijke) taakstraf wordt opgelegd en geen gevangenisstraf zoals de officier van justitie heeft voorgesteld. Verdachte heeft immers in de voorfase helemaal geen rol gespeeld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich ruim vier maanden lang schuldig gemaakt aan (poging tot) afpersing van aangever [slachtoffer] . Dit moet voor aangever en zijn familie een angstige tijd zijn geweest. Aangever was bang dat er iets met zijn familie zou gebeuren als hij niet zou betalen. Verdachte heeft aangever bovendien zodanig onder druk gezet dat hij hem een groot geldbedrag overhandigde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op deze manier een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en zijn gevoel van veiligheid. Dit weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 17 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensfeiten.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van 3 april 2025. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met aangever en een locatieverbod. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat indien er bijzondere voorwaarden aan hem worden opgelegd, hij zich daar met tegenzin aan zou houden. Gelet op deze houding van verdachte zal de rechtbank enkel het contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden opleggen en ziet de rechtbank af van het opleggen van reclasseringstoezicht.
Gelet op de ernst van de feiten, acht de rechtbank enkel een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend. Een deels voorwaardelijke taakstraf doet geen recht aan de ernst van de feiten. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opleggen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor het bedrijf van aangever verbinden.
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 is beslag gelegd op het volgende voorwerp:
- 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] ).
De officier van justitie heeft verzocht om het inbeslaggenomen goed, zoals hiervoor weergegeven, verbeurd te verklaren, nu de strafbare feiten daarmee zijn begaan.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, het inbeslaggenomen telefoontoestel moet worden teruggeven aan verdachte.
De rechtbank zal het inbeslaggenomen telefoontoestel, met betrekking tot welke feit 1 en feit 2 zijn begaan, verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1965, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte zich niet zal bevinden op de [adres 2] in [plaats 1] (
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
 verklaart verbeurd het voorwerp: 1 STK Telefoontoestel ( [nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Gooijer (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2025.
mr. A.P. Sno is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202410040924.DOS/ON3R024014 (Onderzoek Archimedes), gesloten op 10 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 150-156.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 185-186.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 108-109.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 112-114.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 121.
7.Verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 18 april 2025.
8.Proces-verbaal van bevindingen (Onderzoek Samung Galaxy S20), p. 295-296.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 205.