ECLI:NL:RBGEL:2025:5132

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
05.014191.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in strafvervolging wegens onvermogen van verdachte om effectief deel te nemen aan het proces

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juni 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, vanwege een ziekelijke stoornis die niet van voorbijgaande aard is, niet in staat is om effectief deel te nemen aan het strafproces. De verdachte, geboren in 1955, heeft een schizoaffectieve stoornis en een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis, wat haar vermogen om de inhoud van de zaak te begrijpen en zich te verdedigen ernstig belemmert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in staat is om de processtukken te begrijpen of de gevolgen van het proces te doorzien, en dat er onvoldoende compensatie mogelijk is voor haar beperkingen. De officier van justitie en de raadsman hebben beiden gepleit voor niet-ontvankelijkheid, en de rechtbank heeft dit standpunt gevolgd. De rechtbank concludeert dat voortzetting van de vervolging een schending van het recht op een eerlijk proces zou opleveren, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarom is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.014191.23
Datum uitspraak : 27 juni 2025
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1955 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
Raadsman: mr. M.P.T. Peters, advocaat in Zutphen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 januari 2024 en13 juni 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nedereindsestraat,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden door
terwijl haar, verdachte, op die weg (de Nedereindsestraat) twee fietsers dicht waren genaderd en/of
terwijl zich op die weg (de Nedereindsestraat) een snelheid beperkende maatregel bevond,
bestaande uit een wegversmalling gevormd door een betonnen verkeersremmer met aan elk uiteinde één paal met drie reflecterende banden, die, vanuit de rijrichting van verdachte bezien aan de rechterkant was geplaatst, waardoor zij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig naar links moest uitwijken om die Nedereindsestraat te kunnen vervolgen en/of waarbij een conflictvrije passage met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig en die
twee tegemoetkomende fietsers, niet of nauwelijks mogelijk was en/of terwijl op die wegversmalling van die weg (de Nedereindsestraat) zich een geleidebaak bevond,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Nedereindsestraat) en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte die weg (de Nedereindsestraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) naar links heeft gestuurd, waarbij zij met dat motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Nedereindsestraat) is terechtgekomen en/of
- (vervolgens) tegen een fiets en/of bestuurder van die fiets aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid Wegenverkeerswet 1994
zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorvoertuigen, waartoe dat motorvoertuig behoorde,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nedereindsestraat,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Nedereindsestraat) en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte, die weg (de Nedereindsestraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) naar links heeft gestuurd, waarbij zij met dat motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Nedereindsestraat) is terechtgekomen en/of
- (vervolgens) tegen een fiets en/of bestuurder van die fiets aan te rijden/botsen, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Kesteren, op/aan de Nedereindsestraat,
op of omstreeks 5 februari 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
zij op of omstreeks 5 februari 2022 te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Nedereindsestraat, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging omdat het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 EVRM, is geschonden. De raadsman heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld.
Oordeel van de rechtbank
In artikel 167, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (SV) is het zogenoemde opportuniteitsbeginsel neergelegd. De beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Alleen in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde en/of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over het in artikel 6 EVRM verzekerde recht op een eerlijk proces houdt in dat de verdachte effectief moet kunnen deelnemen aan de strafprocedure (effective participation). Uit dit recht vloeit voort dat de strafprocedure niet kan worden voortgezet als de verdachte vanwege (bijvoorbeeld) een psychiatrische aandoening niet in staat is tot effectieve deelname aan die procedure.
Op 23 januari 2024 heeft de zaak tegen verdachte voor het eerst op zitting gestaan. Verdachte is toen niet verschenen. Voorafgaand aan die zitting heeft de ex-partner en tevens mantelzorger van verdachte laten weten dat hij vanwege de psychische omstandigheden van verdachte, er niet in is geslaagd om de inhoud van de brief over haar vervolging aan haar over te brengen. Uit de medische verklaring van 22 november 2023 van de psychiater van verdachte volgt onder meer dat verdachte sinds 1986 bekend is met psychiatrische problematiek en gediagnosticeerd is met een schizoaffectieve stoornis en een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis van complexe aard. De rechtbank heeft die zitting geoordeeld dat verdachte niet in staat wordt geacht zelf haar belangen in het strafproces behoorlijk te behartigen als gevolg van een vermoeden van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis bij verdachte. Er zijn maatregelen getroffen om verdachte voor deze omstandigheid te compenseren op grond van de artikelen 509a jo. 509c Sv. Zo is mr. Peters als raadsman aan verdachte toegevoegd. Ook is opdracht gegeven aan het NIFP om een onderzoek naar de psyche van verdachte in te stellen.
Verdachte is op 1 maart 2024 in het kader van een NIFP-consult bezocht door een GZ-psycholoog. Zij trof een vrouw met wie nauwelijks contact was te krijgen. Het was onduidelijk in hoeverre de aangeboden informatie binnen kwam, laat staan beklijfde. Verdachte gaf nauwelijks respons en kon informatie niet herproduceren. Er werden voornamelijk symptomen van dissociatie gezien, wat de rest van het beeld op dat moment volledig overschaduwde.
Verdachte is vervolgens onderzocht door dr. Kaiser, psychiater. In het Pro Justitia-rapport van 23 april 2025 bevestigt de psychiater de eerder vastgestelde diagnose van een schizo affectieve stoornis met vooral depressies. Verdachte is gedurende haar leven driemaal langdurig psychotisch geweest met achtervolgingswanen. Mogelijk heeft ze daarbij vanuit haar psychose of vanuit dissociatie een dubbele persoonlijkheid.
Uit het rapport volgt dat het moeilijk was om contact met verdachte te krijgen en dat het niet mogelijk was om echt over het tenlastegelegde te praten. Verdachte zweeg met name bij beladen gespreksonderdelen en zat veelal zonder te reageren en zonder expressie voor zich uit te kijken. Dat gebeurde ook toen het verkeersongeval ter sprake kwam. Ze liet het allemaal maar gebeuren, in plaats van zich te verdedigen. Cognitief is verdachte in staat om te begrijpen wat een rechtszaak en rechter en advocaat inhoudt en waarschijnlijk ook waar het over gaat. Zij is waarschijnlijk niet voldoende in staat om te begrijpen waarvan ze beschuldigd wordt. Als onderzoeker er met haar over begon te praten, was ze stil en staarde strak voor zich uit en was er geen communicatie meer. Het zou als katatone reactie kunnen worden geduid. Uit indirecte signalen kan worden geconcludeerd dat de strekking van de inhoud van de vervolging verdachte ontgaat. Vanuit haar verstoorde emotionele reactie op confrontatie met het tenlastegelegde is zij niet in staat om adequaat erover te vertellen of antwoord te geven op vragen of om zichzelf te verdedigen. Door de zeer forse emotionele belasting die een rechtszitting voor haar is, zal zij decompenseren en vervallen in zich afsluiten van hetgeen er gezegd wordt (voor zich uitstaren en niets zeggen of niet reageren) en vervallen in deze katatone reactie. Dat gebeurde langdurig telkens bij het onderzoeksgesprek bij belastende onderwerpen. Mogelijk is het een dissociatieve toestand omdat ze de spanning en de emoties niet aankan.
De conclusie van de psychiater is dat het niet te peilen is of ze het ten laste gelegde begrijpt maar dat ze niet in staat is om er over te praten, om zich te verdedigen, of om adequaat antwoord te geven. Het is niet te verwachten dat verdachte in de nabije toekomst en ook niet op termijn in een andere toestand zal geraken dan hiervoor beschreven. Zij zal ook op lange termijn vanuit haar verstoorde emotionele reactie op confrontatie niet in staat zijn om adequaat antwoord te geven of zichzelf te verdedigen. De psychische stoornis zoals beschreven is niet van voorbijgaande aard. De verwachting is dat er verdere deterioratie zal optreden vanuit de schizo affectieve stoornis, zoals ook de laatste twee jaar is gebeurd, voor zover na te gaan en volgens de informatie van de behandelend psychiater. Naast de psychische stoornis heeft verdachte letsel in beide knieën. Zij kan daardoor motorisch weinig en gaat ook daardoor psychisch achteruit: veel vergeten, veel zitten staren en niets meer doen. De verwachting is dat het steeds slechter met haar zal gaan.
Ter terechtzitting heeft de raadsman laten weten dat hij recent verdachte bij haar thuis heeft opgezocht, maar dat er nauwelijks contact met haar was te krijgen. Verdachte staarde vooral voor zich uit. Het was in het geheel niet mogelijk om de zaak met haar te bespreken.
Op grond van de voornoemde deskundigenrapportages, de overige stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en dat verdachte vanwege die ziekelijke stoornis niet in staat is het strafproces te volgen, processtukken te begrijpen, dan wel in voldoende mate de eventuele gevolgen van dit proces te doorzien. Door haar beperking is verdachte ook niet in staat de zaak met haar raadsman te bespreken. Er valt immers niet met verdachte over het tenlastegelegde te communiceren. Verdachte kan dus niet effectief deelnemen aan het strafproces. De rechtbank stelt verder vast dat de belemmeringen van verdachte om effectief aan de strafprocedure deel te nemen onvoldoende kunnen worden gecompenseerd. Verder blijkt uit de deskundige rapportage van psychiater Kaiser dat de toestand van verdachte niet meer zal verbeteren, maar naar verwachting enkel nog verslechteren.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het voor verdachte onmogelijk is om op een effectieve wijze in het strafproces te participeren. Voortzetting van de vervolging onder deze omstandigheden levert naar het oordeel van de rechtbank een schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM op.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte dient te worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Vries (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Dams, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2025.