In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag en poging tot moord. De zaak was eerder in 2004 geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nieuwe getuigenverklaringen zijn gekomen die na de sepotbeslissing zijn afgelegd. Deze verklaringen zijn gedaan door getuigen die de verdachte en zijn medeverdachte hebben gehoord over hun betrokkenheid bij de overval en het schieten op de slachtoffers. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat deze getuigenverklaringen, die als 'de auditu'-verklaringen worden gekarakteriseerd, met voorzichtigheid moeten worden behandeld vanwege het grote tijdsverloop en de aard van de verklaringen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verdachte daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zestien jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steunbewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen.