ECLI:NL:RBGEL:2025:507

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23_2022
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor bedrijfswoning wegens strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een bedrijfswoning aan de [locatie] te [plaats]. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland heeft deze aanvraag op 22 februari 2023 afgewezen, waarbij de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing was. Eiser heeft op 4 april 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 4 november 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat het bouwplan in strijd is met de planregels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Berkelland 2020’. De inhoud van de nieuw te realiseren bedrijfswoning bedraagt 1.219,93 m³, terwijl de planregels een maximum van 1.000 m³ stellen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van deze strijdigheid, maar de rechtbank oordeelt dat het college hem op verschillende momenten in de procedure op deze strijdigheid heeft gewezen. Eiser had de mogelijkheid om zijn aanvraag aan te passen, maar heeft dit niet gedaan.

De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om schadevergoeding af, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De uitspraak van de rechtbank is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier mr. B.C.M. van Riel. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank concludeert dat het college de vergunning terecht heeft geweigerd op grond van strijd met het bestemmingsplan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2022

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een bedrijfswoning aan de [locatie] te [plaats].
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 februari 2023 afgewezen. Op de besluitvorming is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat tegen dit besluit beroep openstaat bij de rechtbank. Eiser heeft op 4 april 2023 tegen het weigeringsbesluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Namens het college is de gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor het realiseren van een bedrijfswoning aan de [locatie] te [plaats]. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten. Eiser exploiteert met een vennoot een vleeskuikenhouderij en een akkerbouwbedrijf aan de [locatie] te [plaats]. Het college dient bij de voorbereiding van zijn besluit ten aanzien van de onderwerpen ‘ruimtelijke ordening’ en ‘welstand’ advies te vragen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland (hierna: het college van B&W). [1]
5. Op 26 maart 2020 heeft eiser, nadat twee eerdere aanvragen zijn afgewezen, een nieuwe aanvraag ingediend voor het bouwen van een bedrijfswoning aan de [locatie] te [plaats]. Het betreft een aanvraag voor de activiteit bouwen van een bouwwerk. [2] Op 20 juli 2020 heeft eiser aanvullend een aanvraag voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting [3] en het handelen in strijd met het bestemmingsplan [4] ingediend ten behoeve van het aanpassen van de functie van de huidige bedrijfswoning. Met andere woorden: de functie van de huidige bedrijfswoning komt te vervallen ten faveure van een nieuw te realiseren bedrijfswoning op een andere locatie op het perceel van eiser.
6. Op 11 februari 2022 heeft het college eiser verzocht om de aanvraag aan te passen, waarbij onder andere is aangegeven dat de aanvraag in strijd is met een eerder verstrekt welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van 31 juli 2019. In navolging hierop heeft [persoon A], de adviseur van eiser, op 26 april 2022 een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de buitenplanse afwijking [5] ingediend. Op 5 mei 2022 heeft [persoon A] aanvullend nog een schriftelijke toelichting gegeven op het bouwplan.
7. Op 22 juni 2022 heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een negatief welstandsadvies uitgebracht. Op 11 juli 2022 heeft ook het college van B&W een negatief advies gegeven naar aanleiding van de aanvraag. Volgens het college van B&W is de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Berkelland 2020’ (hierna: de planregels). Op grond van de planregels mag de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, niet meer bedragen dan 1000m³. Volgens het college van B&W bedraagt de inhoud van de nieuw te realiseren bedrijfswoning 1.219,93 m³.
8. Op 2 september 2022 heeft het college haar voornemen kenbaar gemaakt om de aanvraag voor een omgevingsvergunning te weigeren. Eiser heeft naar aanleiding van dit ontwerpbesluit op 17 oktober 2022 een zienswijze ingediend. Deze zienswijze is voor advies voorgelegd aan het college van B&W. Op 22 februari 2023 besluit het college, de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning en het milieuneutraal veranderen van de inrichting te weigeren.
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
9. Eiser voert aan dat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan omdat het niet zijn bedoeling is om een bedrijfswoning aan te vragen die groter is dan de toegestane 1000m³. Daarnaast voert eiser aan dat te laat aan hem is kenbaar gemaakt dat het bouwplan groter is dan de toegestane hoeveelheid m³, waardoor hij geen wijzigingen meer heeft kunnen aanbrengen aan het ingediende bouwplan.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan in strijd is met de planregels. In artikel 3.2.3 onder b van de planregels staat dat voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende voorwaarde geldt:
De inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 1.000m3, met dien verstande dat de bedrijfswoning niet in de richting mag uitbreiden van:
1. een veehouderij, als de bedrijfswoning aan de zijde de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning is,
2. een weg, tenzij de afstand tot de as van deze weg groter blijft dan 250m.
In artikel 2.10 van de planregels is bepaald dat de inhoud van een bouwwerk wordt berekend tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappelen.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de aanvraag van eiser volgt dat de inhoud van de nieuw te realiseren bedrijfswoning 1000m³ bedraagt. Op basis van de door eiser ingediende bouwkundige tekeningen blijkt echter dat op grond van de meetvoorschriften van artikel 2.10 van de planregels de bedrijfswoning een inhoud van 1.219,93 m³ heeft. Daarmee staat vast dat het bouwplan in strijd is met de planregels. De beroepsgrond slaagt niet.
9.3.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van eiser dat dit gegeven te laat aan hem is gecommuniceerd. Het college heeft op zitting toegelicht dat hij op verschillende momenten in de procedure eiser op deze strijdigheid heeft gewezen, onder andere per e-mail van 15 juli 2022 welke e-mail is verzonden aan [persoon A]. [persoon A] heeft in reactie op deze e-mail op 20 juli 2022 aangegeven dat bij het bepalen van de inhoud de zolder niet moet worden meegerekend, omdat deze niet voor bewoning geschikt is. Los van het feit dat deze stelling gezien het bepaalde in artikel 2.10 van de planregels niet juist is, volgt hieruit dat inderdaad eerder aan eiser kenbaar is gemaakt dat de inhoud van het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast volgt de strijdigheid met de planregels ook uit het ontwerpbesluit. Ook toen had eiser nog de mogelijkheid om via zijn zienswijze het bouwplan aan te passen. Dit heeft hij niet gedaan. De consequenties daarvan dienen daarom voor zijn eigen rekening te blijven.
Tussenconclusie
10. Het vorenstaande betekent dat de aanvraag in strijd is met de planregels.. Vaststaat dat geen omgevingsvergunning kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 1º en sub 2º van de Wabo. [6] Dit betekent dat enkel een omgevingsvergunning kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a sub 3º van de Wabo. [7] Het college heeft hieraan geen planologische medewerking willen verlenen en de aanvraag voor een omgevingsvergunning geweigerd. Hier heeft eiser geen gronden tegen gericht.
Is het bouwplan in strijd met de redelijke eisen van welstand?
11. Nu vaststaat dat het college de vergunning vanwege strijd met het bestemmingsplan mocht weigeren, hoeft het betoog van eiser over de redelijke eisen van welstand niet meer te worden besproken.
Verzoek om schadevergoeding
12. Eiser verzoekt om volledige schadeloosstelling van alle door hem gemaakte kosten, begroot op € 36.758,66, als het college niet alsnog positief op zijn aanvraag beslist.
12.1
Omdat uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd volgt dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit, bestaat er ook geen recht op schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

13. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. B.C.M. van Riel , griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht
2.Op grond van art. 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
3.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo.
4.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo.
5.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 3º van de Wabo.
6.Het betreft hier de binnenplanse vrijstelling, respectievelijk de zogenaamde ‘kruimelgevallenregeling’.
7.Hierin staat dat de aanvraag slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.