ECLI:NL:RBGEL:2025:5058

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11452688
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en gebreken aan tegelvloer

In deze zaak vorderen eisers, [eisers], een schadevergoeding van Doddendaal, de gedaagde partij, wegens gebreken aan de door Doddendaal gelegde tegelvloer. De aannemingsovereenkomst werd in januari 2021 gesloten voor het aanbrengen van vloerverwarming en het leggen van een tegelvloer in de woning van eisers. Na de oplevering in maart 2021 hebben eisers klachten geuit over de kwaliteit van de tegelvloer, waaronder losliggende tegels en scheurvorming in de voegen. Doddendaal heeft niet gereageerd op de ingebrekestelling van eisers en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Doddendaal zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst niet is nagekomen en dat eisers recht hebben op vervangende schadevergoeding. De vordering van eisers tot betaling van € 4.830,86, bestaande uit herstelkosten, deskundigenkosten en buitengerechtelijke kosten, is toegewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen en Doddendaal in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11452688 \ CV EXPL 24-3865
Vonnis van 4 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[eiser 2]
wonende te [woonplaats]
eisende partijen
hierna samen te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. M.H.M. Muyrers (Stichting Achmea Rechtsbijstand)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tegelshop Doddendaal B.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
hierna te noemen: Doddendaal
vertegenwoordigd door: [naam 1]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 11;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2025. [eisers] en [eiser 2] zijn verschenen met mr. M.H.M. Muyrers. Namens Doddendaal is, ondanks behoorlijke oproeping, niemand verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.2.
Vervolgens is de datum van het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is in januari 2021 een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen voor het aanbrengen van vloerverwarming en het leggen van een tegelvloer op de gehele benedenverdieping van de woning van [eisers] tegen een door [eisers] te betalen koop-/aanneemsom van € 7.500.
2.2.
Doddendaal heeft op 14 januari 2021 een factuur van € 7.500 aan [eisers] verzonden, waarin de volgende betaalafspraken staan opgenomen:
50% bij opdracht (€ 3.750), 40% bij start werkzaamheden (€ 3.000) en 10% bij oplevering (€ 750).
[eisers] heeft de factuur volledig en conform de betaalafspraken voldaan.
2.3.
Doddendaal heeft in maart 2021 de laatste werkzaamheden in de woning van [eisers] afgerond.
2.4.
Vanaf 2 april 2021 heeft [eisers] klachten over de gelegde tegelvloer bij Doddendaal geuit en filmpjes via Whatsapp gestuurd. Doddendaal is op enig moment bij [eisers] langs geweest en heeft (in ieder geval) een loszittende tegel opnieuw gelegd.
2.5.
Bij brief van 24 februari 2022 heeft [eisers] Doddendaal ingebreke gesteld en gesommeerd binnen veertien dagen tot herstel over te gaan van de volgende zaken:
  • diverse los liggende tegels in de vloer door de gehele woning
  • herstelde tegel, daarvan is de voeg losgelaten
  • beoordelen wat te doen met overige hol klinkende tegels, welke nog niet los liggen.
2.6.
Doddendaal is niet tot herstel overgegaan. [eisers] heeft zich vervolgens tot zijn gemachtigde gewend. Laatstgenoemde heeft bij brief van 9 februari 2023 Doddendaal gesommeerd binnen drie weken tot herstel van de onder r.o. 2.5 genoemde zaken over te gaan.
2.7.
Doddendaal heeft hierop gereageerd bij e-mail van 11 maart 2023, met daarin onder meer:
‘(..)
Er is inderdaad begin 2021 een opdracht gegeven door uw cliënt om de door uw omschreven werkzaamheden te verrichten, en inderdaad zijn er filmpjes gestuurd. Tot onze verbazing komt er nu een jaar of twee na dato een reactie van uw zijde, waarbij echter een paar zaken worden vergeten of achtergehouden.
Ten tijde van de uitvoering is er te vroeg op de gelegde tegels gelopen, in tegenstelling dat door onze tegelzetters destijds aangegeven is dat er minimaal 48uur niet op de vloer gelopen mocht worden, maar meteen nadat onze tegelzetters klaar waren maar nog wel ter plekke waren kwamen er schilders en verhuizers en hebben de vloer tegen onze instructies in belopen.
Daarnaast is er onzes inziens veel te snel de vloerverwarming gebruikt (aangegeven is destijds dat deze pas na 4 weken rustig en minimaal gebruikt kon worden) waarbij waarschijnlijk een te hoge temperatuur op de vloer is gekomen waardoor er voegen e.d. los kunnen komen.
Wij zijn van mening dat wij niet in gebreke zijn gebleven maar natuurlijk bereid om e.e.a. met uw cliënt te bespreken en te zoeken naar een voor beide partijen bevredigende oplossing. (..)’
2.8.
[eisers] heeft vervolgens [bedrijf 1] (hierna te noemen [bedrijf 1] ) de opdracht gegeven een deskundigenonderzoek uit te voeren. Het onderzoek heeft, nadat dit een eerste keer is verschoven omdat Doddendaal niet aanwezig kon zijn, plaatsgevonden op 30 juni 2023. Doddendaal was niet bij het onderzoek aanwezig, doordat hij zich kort voor de afspraak afmeldde wegens ziekte.
2.9.
[bedrijf 1] heeft in haar rapport geconcludeerd dat er technische problemen aan de tegelvloer kleven en heeft de herstelkosten geraamd op € 3.085,50.
In het rapport heeft [bedrijf 1] , onder meer, het volgende over het geconstateerde gebrek opgenomen:
‘(..)
Het gebrek in kwestie bestaat uit holle klankkleuren en scheurvorming in de voegen. Echter zijn enkele vloertegels opnieuw aangebracht maar heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd, daarbij is bij herstel een tegel beschadigd. Het gebrek is te wijten aan slechte inbedding door de tegels niet nat in nat te verwerken. Tevens heeft men tegellijm op open sleuven aangebracht men had de tegellijm op een verdichte vloer moeten aanbrengen hetgeen niet het geval is. De holle klankkleuren mogen niet voorkomen bij een tegelvloer (..)’
2.10.
Bij brief van 27 mei 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] Doddendaal gesommeerd binnen vier weken tot herstel over te gaan. Daarnaast is Doddendaal gesommeerd binnen twee weken € 1.089 te betalen ter vergoeding van het deskundigenonderzoek door [bedrijf 1] . Doddendaal is niet tot herstel of betaling overgegaan.
2.11.
Bij brief van 31 juli 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] een omzettingsverklaring aan Doddendaal gezonden en hem gesommeerd binnen tien dagen
€ 4.174,50 aan vervangende schadevergoeding te betalen.
Doddendaal heeft niet aan de sommatie voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - dat Doddendaal wordt veroordeeld aan hem te betalen € 4.830,86 (bestaande uit € 3.085,50 aan hoofdsom, € 1.089 aan deskundigenkosten en € 656,36 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van Doddendaal in de proceskosten, waaronder de nakosten, en de rente daarover.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Doddendaal is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, omdat er gebreken kleven aan de door hem gelegde tegelvloer. Ondanks dat Doddendaal meerdere malen in de gelegenheid is gesteld tot herstel over te gaan, heeft Doddendaal dit nagelaten. Hij is daardoor in verzuim geraakt. [eisers] heeft zijn vordering tot nakoming omgezet in een overeenkomst tot vervangende schadevergoeding. Omdat Doddendaal tot op heden niet tot betaling van de vervangende schadevergoeding en expertisekosten is overgegaan, is hij ook de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
Doddendaal voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eisers] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen speelt de vraag of Doddendaal zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst (artikel 7:750 BW) deugdelijk is nagekomen en of [eisers] recht heeft op vervangende schadevergoeding.
4.2.
Doddendaal meent dat hij zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst is nagekomen en voert allereerst aan dat het werk is opgeleverd, hetgeen ook blijkt uit de betaling van de eindtermijn van € 750 door [eisers] . Voor zover Doddendaal daarmee meent te stellen dat hij ontslagen is van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:750 lid 3 BW), kan dit niet slagen. [eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd betwist dat het werk formeel is opgeleverd. Daartoe heeft [eisers] aangevoerd dat partijen het werk niet samen hebben beoordeeld en er is ook geen proces-verbaal van oplevering opgesteld, onder vermelding van eventuele herstelpunten. Dat [eisers] de eindtermijn van € 750 heeft betaald is weliswaar juist, maar [eisers] heeft dat gedaan omdat Doddendaal op betaling aandrong en hem werd voorgehouden dat de gebreken zouden worden opgelost. Volgens [eisers] kan (enkel) op grond van de betaling daarom niet geconcludeerd worden dat het werk als opgeleverd werd beschouwd. Daarbij heeft [eisers] aangevoerd dat hij de klachten redelijkerwijs niet had kunnen ontdekken op het moment van ingebruikneming, nu de klachten zich (pas) later hebben openbaard. Doddendaal heeft dit, door niet te verschijnen bij de mondelinge behandeling, niet weersproken, zodat van de juistheid ervan moet worden uitgegaan. Als gevolg daarvan oordeelt de kantonrechter dat Doddendaal niet met succes een beroep kan doen op verval van aansprakelijkheid zoals bepaald in artikel 7:750 lid 3 BW.
4.3.
Doddendaal beroept zich vervolgens op eigen schuld en voert aan dat [eisers] de vloer te snel in gebruik heeft genomen of heeft laten betreden door de verhuizers. Daarbij heeft [eisers] het opstookprotocol niet (correct) gevolgd, aldus Doddendaal. [eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat de verhuizers op de laatste werkdag van Doddendaal spullen voor de bovenverdieping kwamen brengen en de benedenverdieping niet (te snel) hebben betreden. Daarbij heeft [eisers] aangegeven dat hij de vloerverwarming conform het opstookprotocol heeft opgestookt. De stellingen van Doddendaal vinden ook geen steun in het rapport van [bedrijf 1] , nu daarin het te snel in gebruik nemen en het opstoken van de vloer niet als (mogelijke) oorzaken van het gebrek zijn genoemd. Aangezien Doddendaal zijn stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd, kan het beroep op eigen schuld niet slagen.
4.4.
Als laatste heeft Doddendaal ten aanzien van punten 17 en 18 van de dagvaarding (dat niet conform de geldende norm is gelegd en de verwarmingsslangen niet zijn afgesmeerd of dichtgezet) aangevoerd dat die zaken vooraf met [eisers] zijn besproken maar dat [eisers] de extra kosten te hoog vond en die werkzaamheden daarom niet zo zijn uitgevoerd. [eisers] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling betwist door aan te voeren dat bij de opdrachtbespreking met Doddendaal niet is gesproken over speciale wensen van [eisers] of verschillende opties en kostenbesparingen. Aangezien Doddendaal dit ook verder onweersproken heeft gelaten moet van de juistheid ervan worden uitgegaan en wordt het verweer op dit punt van Doddendaal, nu ook niet van een waarschuwing als bedoeld in artikel 7:754 BW blijkt, gepasseerd.
4.5.
Doddendaal heeft de door [bedrijf 1] geconstateerde gebreken aan de vloer niet (gemotiveerd) betwist. De kantonrechter constateert dat [eisers] Doddendaal meerdere malen heeft gesommeerd om tot herstel over te gaan en hem daarvoor redelijke termijnen heeft geboden. Doordat Doddendaal niet tot herstel is overgegaan, is hij in verzuim komen te verkeren. [eisers] kon zijn vordering tot nakoming bij de brief van 31 juli 2024 dan ook omzetten in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW).
4.6.
[eisers] vordert een bedrag van € 3.085,50 aan vervangende schadevergoeding, gebaseerd op de raming van [bedrijf 1] . Omdat Doddendaal de juistheid van dit bedrag niet (gemotiveerd) heeft betwist, wordt de vordering van [eisers] toegewezen.
4.7.
De wettelijke rente over dat bedrag wordt toegewezen vanaf 11 augustus 2024, aangezien Doddendaal pas eerst bij de brief van 31 juli 2024 tot betaling van de vervangende schadevergoeding is gesommeerd en hij niet binnen de daarin gestelde termijn van 10 dagen heeft betaald.
4.8.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Het was in het onderhavige geval redelijk dat [eisers] [bedrijf 1] heeft ingeschakeld om de omvang van de gebreken vast te stellen en onderzoek te doen naar de wijze waarop deze kunnen worden hersteld. De door [bedrijf 1] in rekening gebrachte kosten acht de kantonrechter redelijk. De vordering tot betaling van € 1.089 wordt daarom toegewezen. De wettelijke rente daarover wordt toegewezen vanaf 25 juni 2024, zoals door [eisers] is gevorderd.
4.9.
[eisers] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van haar buitengerechtelijke incassokosten van € 656,36. Aangezien Doddendaal de verschuldigdheid ervan niet (gemotiveerd) heeft betwist en het gevorderde bedrag in overeenstemming is met de staffel zoals opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt dit bedrag toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, omdat [eisers] niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden.
4.10.
Doddendaal is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.064,42
4.11.
[eisers] vordert de wettelijke handelsrente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald. Slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW is toewijsbaar over de proceskosten, omdat de artikelen 6:119a en 6:119b BW (wettelijke handelsrente) alleen zien op vorderingen tot betaling van het op grond van de overeenkomst verschuldigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.12.
Deze uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat [eisers] dat vordert en Doddendaal daar geen (kenbaar) verweer tegen heeft gevoerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Doddendaal om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 3.085,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 augustus 2024 tot de dag dat alles is betaald;
5.2.
veroordeelt Doddendaal om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.089 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2024 tot de dag dat alles is betaald;
5.3.
veroordeelt Doddendaal om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 656,36 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2024 tot de dag dat alles is betaald;
5.4.
veroordeelt Doddendaal in de proceskosten van € 1.064,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de kosten van betekening als Doddendaal niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025.
40140 \ 560