ECLI:NL:RBGEL:2025:503

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
AWB – 23 _ 6563
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten wegens gebrek aan ruimtelijke onderbouwing

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van 96 arbeidsmigranten beoordeeld. De rechtbank heeft op 20 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal aanwezig waren. De omgevingsvergunning was verleend op 21 februari 2023, maar eiser betwistte deze op basis van onzorgvuldige voorbereiding en onvoldoende motivering van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat het huisvesten van 96 arbeidsmigranten op de betreffende locatie ruimtelijk aanvaardbaar is. De vergunninghouder had eerder een tijdelijke omgevingsvergunning voor 50 arbeidsmigranten, maar de uitbreiding naar 96 personen is niet adequaat onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de ruimtelijke onderbouwing die bij de eerdere vergunning is gebruikt, niet is toegevoegd aan het dossier van het bestreden besluit. Dit gebrek aan onderbouwing leidt tot de conclusie dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid.

De rechtbank vernietigt het besluit van 5 september 2023 en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, waarbij de ruimtelijke implicaties van de vergunning opnieuw moeten worden beoordeeld. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen en de noodzaak van een goede ruimtelijke ordening bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/6563

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal

(gemachtigde: mr. H.I.M. Dierkx).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] ,
de vergunninghouder (gemachtigden: [derde-partij] en [derde-partij] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning van 21 februari 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 september 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, als gemachtigde van eiser [eiser], de gemachtigde van het college en de gemachtigden van de vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van 96 arbeidsmigranten op het perceel [locatie] te [woonplaats] . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging aan het besluit vooraf?
4. De vergunninghouder heeft op 22 december 2022 een aanvraag gedaan voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten. [1] De aanvraag is op 21 februari 2023 aangevuld, waarna de vergunning is verleend.
5. Voor het huisvesten van arbeidsmigranten is al eerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend, namelijk op 23 april 2021 tot 23 april 2023, toen ging het om het huisvesten van 50 arbeidsmigranten.
6. Op het perceel is het bestemmingsplan “Gouden Ham/De Schans, randzone” van toepassing. Het perceel heeft de enkelbestemming “Agrarisch – Oeverwal” en heeft de functieaanduiding “Specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie”.
7. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder c, en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), samen met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). De vergunning is verleend voor de duur van 3 jaar tot 1 maart 2026.
Is de ruimtelijke onderbouwing voldoende?
8. Eiser voert aan dat het college het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het college motiveert niet dat het huisvesten van 96 arbeidsmigranten op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar is en uit het dossier blijkt dat het college volledig voorbij is gegaan aan de uitbreiding van 50 naar 96 arbeidsmigranten en het besluit bevat geen ruimtelijke onderbouwing. Het college sluit in het bestreden besluit aan bij het advies van de commissie bezwaarschriften. Daarin wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing bij de vergunning van 23 april 2021. In die onderbouwing is opgenomen:
“Wij vinden dat u mag afwijken van het bestemmingsplan. De reden is dat de groepsaccommodatie momenteel niet gebruikt kan worden in verband met de corona maatregelen. Om de ondernemer tegemoet te komen staat de gemeente welwillend tegenover dit initiatief en wil dan ook, onder de hiervoor genoemde voorwaarden, medewerking verlenen voor een periode van 2 jaar. Het pand is reeds ingericht voor het huisvesten van personen en ook voldoet het pand ruimschoots aan de brandveiligheidseisen gezien het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.”
Aangezien er nu geen coronamaatregelen meer zijn, kan ook om die reden al niet meer met deze onderbouwing worden volstaan. Daarnaast is in het advies van de afdeling Ruimtelijke Ordening opgenomen dat het de vraag is of het verantwoord is om zoveel mensen bij elkaar te huisvesten gelet op de huidige situatie. Die vraag is in het primaire en in het bestreden besluit niet beantwoord.
8.1.
Het college voert aan dat bij de eerdere vergunning in 2021 al getoetst is of het huisvesten van arbeidsmigranten past binnen de goede ruimtelijke ordening. Die omgevingsvergunning en de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening is onherroepelijk, zodat nu alleen de vraag voor ligt of het wenselijk is dat het aantal te huisvesten arbeidsmigranten van 50 naar 96 gaat. Het college heeft op de zitting aangegeven dat de ruimtelijke onderbouwing van de aanvraag uit 2021 ook ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Die ruimtelijke onderbouwing is echter niet aan het primaire en het bestreden besluit toegevoegd en bevindt zich ook niet in het procesdossier.
8.2.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
8.3.
Het beroep is gegrond. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft dat het huisvesten van de arbeidsmigranten niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag van 22 december 2022 is een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning. Dit betekent dat het college ook opnieuw moet beoordelen of het wenselijk is dat op het perceel arbeidsmigranten worden gevestigd in plaats van recreanten, en daarvoor een onderbouwing moet geven. De ruimtelijke onderbouwing die bij de vergunning van 2021 is gebruikt ontbreekt bij het bestreden besluit en kan dus niet daaraan ten grondslag worden gelegd. Het besluit is daarom ook onzorgvuldig voorbereid. Daarnaast moet het college de ruimtelijke aanvaardbaarheid van dit grotere aantal te huisvesten arbeidsmigranten beoordelen. Volgens het bestemmingsplan is op het perceel een groepsvoorziening toegestaan voor maximaal 50 personen. Het verlenen van de omgevingsvergunning betekent dat bijna het dubbele aantal personen wordt gehuisvest op het perceel. Daarom dient het college te motiveren wat de ruimtelijke uitstraling daarvan is en of het past binnen de omgeving. In het bestreden besluit ontbreekt iedere onderbouwing. De enkele verwijzing van het college dat zij het huisvesten wenselijk achten in verband met het regionaal beleid is onvoldoende onderbouwing.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd waarom het niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
10. Omdat het college de ruimtelijke implicaties van het plan (nader) moet beoordelen en het college daarbij beleidsruimte toekomt, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om (zelf) in de zaak te voorzien. Daarom bepaalt de rechtbank dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. [2]
11. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 5 september 2023;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Gerwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder c van de Wabo.
2.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.