In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 januari 2025 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de ouders over een minderjarige, die al geruime tijd onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij pleegouders en heeft een sterke weerstand tegen contact met haar ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de onveilige thuissituatie en het verleden van de ouders, waaronder middelenmisbruik en huiselijk geweld. De rechtbank oordeelt dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige is verstreken en dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd over de minderjarige, om zo de nodige duidelijkheid en stabiliteit te bieden voor haar ontwikkeling. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige en de ouders, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De rechtbank heeft ook de relevante wetgeving, zoals artikel 1:266 en 1:267 van het Burgerlijk Wetboek, in haar overwegingen betrokken. De ouders blijven een belangrijke rol spelen in het leven van de minderjarige, ook na de beëindiging van het gezag, en er wordt gestreefd naar contactherstel waar mogelijk.