ECLI:NL:RBGEL:2025:501

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
AWB 23 _ 1720
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer door dagelijks bestuur Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van de aanwijsbeschikking voor de bedrijfsbrandweer van een inrichting beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Dijk, is van mening dat het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid onterecht heeft besloten dat de inrichting niet langer brandweerplichtig is. Het dagelijks bestuur heeft dit besluit genomen op basis van investeringen die de inrichting heeft gedaan in Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen (VBB-systemen). De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen, aangezien er voldoende onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van de VBB-systemen en deze systemen in staat zijn om incidenten adequaat te bestrijden.

De rechtbank behandelt verschillende beroepsgronden van eiseres, waaronder de stelling dat het intrekkingsbesluit is genomen terwijl de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was. De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur in dit geval bijzondere omstandigheden heeft kunnen aanvoeren die rechtvaardigen dat het besluit is genomen, ondanks het feit dat de omgevingsvergunning nog in hoger beroep was. De rechtbank stelt vast dat de VBB-systemen adequaat zijn en dat de bedrijfsbrandweer niet langer noodzakelijk is voor de veiligheid van de inrichting.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de aanwijsbeschikking in stand blijft. Eiseres wordt wel in de proceskosten vergoed, en het dagelijks bestuur moet het griffierecht aan eiseres betalen. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte die het dagelijks bestuur heeft bij het aanwijzen van een inrichting als brandweerplichtig en de noodzaak om de veiligheid van de omgeving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),
en

het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

(gemachtigden: mr. M.J.O. Copier en mr. F.E. Jurgens).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats]
(gemachtigde: mr. E. Verbeet).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van de aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer voor de inrichting van [derde-partij].
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is het dagelijks bestuur bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres, [eiseres], [eiseres], [eiseres] en de gemachtigde van eiseres. Namens het dagelijks bestuur is verschenen J.M.F. Mutsaerts, M. Wind en de gemachtigde van het dagelijks bestuur mr. M.J.O. Copier. Namens [derde-partij] is verschenen [derde-partij], [derde-partij] en de gemachtigde van [derde-partij].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het dagelijks bestuur niet ten onrechte de aanwijzing van [derde-partij] als brandweerplichtige inrichting heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur niet ten onrechte de aanwijzing van [derde-partij] als brandweerplichtige inrichting ingetrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. [derde-partij] is een bedrijf dat organische verbindingen produceert die als grondstof worden gebruikt voor onder meer de productie van papier, kunststoffen en cosmetische en
farmaceutische producten. Het bedrijf is een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van het Besluit risico's zware ongevallen 2015. Het dagelijks bestuur kan een inrichting aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig als de inrichting in het geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid.
3.1.
Op grond van het Bedrijfsbrandweerrapport 2018 heeft het dagelijks bestuur [derde-partij] op 20 mei 2020 aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig (de aanwijsbeschikking). [derde-partij] was daarvoor ook al bedrijfsbrandweerplichtig op grond van de geldende aanwijsbeschikking van 8 februari 2005
.
3.2.
Na de aanwijsbeschikking heeft [derde-partij] verschillende investeringen gedaan om
specifieke locaties te beveiligen met Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen (VBB-systemen). Op 27 december 2021 heeft [derde-partij] een addendum op de bedrijfsbrandweerrapportage ingediend. Naar aanleiding van het addendum heeft het dagelijks bestuur beoordeeld of er aanleiding is tot het wijzigen of intrekken van de
aanwijsbeschikking.
3.3.
Op 15 september 2022 heeft het dagelijks bestuur op grond van artikel 7.4, derde lid, van het Besluit veiligheidsregio’s (het Besluit) besloten dat de aanwijsbeschikking wordt ingetrokken. Het besluit trad in werking op 3 oktober 2022. Het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat de bestrijding van de geloofwaardige scenario’s door middel van de gecertificeerde VBB-systemen plaatsvindt. Volgens het dagelijks bestuur heeft de bedrijfsbrandweer geen taken meer in het kader van de bestrijding van de geloofwaardige scenario's. De inzet van de bedrijfsbrandweer, een repressieve organisatorische maatregel, wordt namelijk vervangen door een repressieve technische maatregel, de VBB-systemen. Deze repressieve technische maatregel zorgt ervoor dat bij incidenten sneller en adequater wordt ingegrepen. Dit is in het belang van de (brand)veiligheid binnen de inrichting en de bescherming van de omgeving en het milieu.
3.4.
Het dagelijks bestuur kan op grond van artikel 7.3, vijfde lid, van het Besluit bij de aanwijzing van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig alleen eisen stellen aan personeel en middelen. Daarom heeft het dagelijks bestuur met het oog op intrekking van de aanwijsbeschikking de Omgevingsdienst Regio Nijmegen op 16 mei 2022 gevraagd om de voorschriften voor de VBB-systemen in de omgevingsvergunning milieu ambtshalve te wijzigen. Op 17 augustus 2022 heeft de Omgevingsdienst Regio Nijmegen het besluit gepubliceerd waarin het ontwerp, de aanwezigheid en het onderhoud van de VBB-systemen is vastgelegd in de omgevingsvergunning. Het beroep tegen dit besluit is op 10 november 2023 door de meervoudige kamer van deze rechtbank gegrond verklaard, maar ook is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. [1] Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft nog geen uitspraak gedaan.
3.5.
Eiseres heeft tegen het besluit van 15 september 2022 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit genomen.
Juridisch kader
4. Het dagelijks bestuur heeft op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s de bevoegdheid om een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig aan te merken. Deze bevoegdheid is nader uitgewerkt in hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s.
4.1.
De bevoegdheid om bedrijven te verplichten een bedrijfsbrandweer te hebben is aan het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio toegekend, omdat de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de kwaliteit en capaciteit van de brandweerzorg. De veiligheidsregio beschikt voorts over de specialistische kennis en de deskundigheid ten aanzien van risicovolle bedrijven. Op grond van deze overwegingen kan het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio het best beoordelen of aanwijzing nodig is.
Het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio maakt bij zijn bevoegdheid een brede afweging over de kwaliteit en capaciteit van de repressieve brandweerzorg in de regio. Op basis van deze afweging beoordeelt het dagelijks bestuur of bepaalde risico’s afgedekt moeten worden door bedrijfsbrandweren, als er in geval van een brand of een ongeval sprake is van een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid. [2]
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het dagelijks bestuur bij het uitoefenen van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Bij het uitoefenen van de aanwijzingsbevoegdheid maakt het dagelijks bestuur gebruik van het Aanwijsbeleid bedrijfsbrandweren – Veiligheidsregio Gelderland-Zuid van 11 maart 2019 (het Aanwijsbeleid). Ook maakt het dagelijks bestuur gebruik van de Werkwijzer bedrijfsbrandweren 2019 (de Werkwijzer). De Werkwijzer heeft tot doel een handreiking te bieden aan veiligheidsregio’s en bedrijven bij het opstellen van een bedrijfsbrandweerrapport en bedrijfsbrandweeraanwijzing.
4.3.
Het dagelijks bestuur moet voor een aanwijsbeschikking (of het intrekken daarvan) beoordelen of een inrichting een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid kan opleveren. Onder een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid wordt verstaan een situatie waarbij er naar het oordeel van het bestuur van de veiligheidsregio als
gevolg van geloofwaardige incidentscenario's binnen de inrichting, een schade in de omgeving van die inrichting kan ontstaan die duidelijk groter is dan de schade die
optreedt door mogelijke ongevallen in de betrokken omgeving zelf en waarop de
overheidsbrandweer is berekend. De situatie die een bijzonder gevaar voor de openbare
veiligheid vormt, veroorzaakt een risico dat uitstijgt boven het risico waarop normaal
gesproken de overheidsbrandweer is voorbereid. [3]
4.4.
Artikel 7.2, eerste lid, onder c, van het Besluit definieert een geloofwaardig incidentscenario als volgt:
c. een beschrijving van de aard, de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de
beheersing van een brand of een ongeval op het terrein van de inrichting:
1. die gegeven de aard van een installatie of de inrichting, rekening houdend met de
daarin aangebrachte preventieve voorzieningen, als reëel en typerend wordt geacht,
2. waarbij schade aan gebouwen of personen in de omgeving van de inrichting kan
ontstaan, en
3. waarbij van preventieve of repressieve maatregelen duidelijk effect verwacht mag
worden, waardoor escalatie daarvan wordt voorkomen.
4.5.
Of er sprake is van een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid beoordeelt het dagelijks bestuur aan de hand van een bedrijfsbrandweerrapport dat de inrichting moet
indienen. Op grond van artikel 7.4, derde lid, van het Besluit kan het dagelijks bestuur de aanwijzing intrekken, als het gewijzigde rapport daartoe aanleiding geeft.
Het intrekkingsbesluit is genomen terwijl de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is
5. Eiseres voert aan dat het intrekkingsbesluit is genomen, terwijl de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is en dat dit in strijd is met het Aanwijsbeleid onder 3.2.1. Hierin staat opgenomen dat voorzieningen die van invloed zijn op geloofwaardige incidentscenario’s moeten worden vastgelegd in een omgevingsvergunning milieu. Deze moet onherroepelijk zijn voordat van de voorzieningen kan worden uitgegaan in een bedrijfsbrandweeraanwijzing. Of in dit geval een intrekking daarvan. Op dit moment is de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk, het hoger beroep bij de Afdeling loopt nog. Omdat het beleid betreft kan het dagelijks bestuur alleen hiervan afwijken als zich bijzondere omstandigheden voordoen. Niet is gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
5.1.
In het verweerschrift heeft het dagelijks bestuur enkel gesteld dat de omgevingsvergunning in werking is getreden op 17 augustus 2022. Tijdens de zitting heeft het dagelijks bestuur erkend dat hij, in strijd met het Aanwijsbeleid, het intrekkingsbesluit heeft genomen. Het dagelijks bestuur stelt dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden. Het Aanwijsbeleid is afkomstig van het landelijk beleid. Dit landelijke beleid is geënt op situaties dat er meer bedrijven brandweerplichtig zijn, zoals het geval is in regio’s in het westen van het land. Het doel van het beleid en dit specifieke artikel is het opvangen van de geloofwaardige incidentscenario’s en het bestrijden van de veiligheidsrisico’s. De geloofwaardig incidentscenario’s zijn afgedekt met de VBB-systemen. Aan de hand van uitgangspuntdocumenten wordt bepaald waaraan de VBB-systemen moeten voldoen en deze zijn geborgd in de omgevingsvergunning. Strikte toepassing van het beleid zou betekenen dat het dagelijks bestuur met de intrekking van de aanwijsbeschikking had moeten wachten totdat de omgevingsvergunning onherroepelijk zou zijn geworden, maar dit zou onredelijk uitpakken voor [derde-partij]. Toepassing van het beleid zou betekenen dat [derde-partij] twee systemen in werking moeten hebben en houden. Namelijk de VBB-systemen en de bedrijfsbrandweer. Het aanwezig hebben van genoeg medewerkers die inzetbaar zijn als bedrijfsbrandweer is moeilijk te realiseren en vraagt een grote inzet, omdat bij [derde-partij] sprake is van een continu rooster. Ook wil [derde-partij] niet langer eigen werknemers fysiek een eventuele brand in sturen. [derde-partij] is al vanaf 2018 bezig met het realiseren van de VBB-systemen en dit gebeurt met grote zorgvuldigheid en in nauw overleg met het dagelijks bestuur om de veiligheid te waarborgen. Het beleid is niet opgesteld voor deze situatie. De voorgaande situatie heeft er ook toe geleid dat het dagelijks bestuur voornemens is om het Aanwijsbeleid op dit punt te herzien. Ten slotte is relevant dat er weliswaar hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 november 2023, maar dat de gronden alleen zien op het aspect stikstof.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt het dagelijks bestuur niet ten onrechte dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat hij in strijd met zijn eigen beleid het besluit heeft genomen. Wachten met het nemen van het intrekkingsbesluit omdat de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, zou voor [derde-partij] onredelijk uitpakken. Het beleid en dit specifieke artikel heeft als doel het borgen van de veiligheid, het dagelijks bestuur en [derde-partij] hebben dit ook voorop staan. Van [derde-partij] kan dan niet worden verwacht dat zij twee systemen in de lucht houden. Wel stelt de rechtbank vast dat er in het bestreden besluit sprake is van een motiveringsgebrek. Pas tijdens de zitting heeft het dagelijks bestuur gemotiveerd waarom het dagelijks bestuur in strijd met zijn eigen beleid het bestreden besluit heeft genomen. Vanwege de aanvullende motivering zal de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het gebrek passeren.
Koude BLEVE
6. Eiseres voert aan dat het dagelijks bestuur niet kon overgaan tot intrekking, omdat het onderzoek naar geloofwaardige incidentscenario’s onvolledig is. Zo heeft het dagelijks bestuur ten onrechte een koude BLEVE niet betrokken bij de geloofwaardige incidentscenario’s. De inzet van de bedrijfsbrandweer kan wel betekenis hebben in dit geval. Een koude BLEVE kan voor een kortdurende vlammenzee zorgen, maar kan ook leiden tot een gaswolkexplosie. Deze explosie kan weer tot andere explosies leiden. Ook kan een gaswolkexplosie zorgen voor een ontploffing. Het VBB-systeem kan een koude BLEVE niet voorkomen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het dagelijks bestuur een koude BLEVE niet bij de beoordeling van de geloofwaardige incidentscenario’s heeft hoeven te betrekken. Hij stelt terechte dat een koude BLEVE geen geloofwaardig incidentscenario betreft als bedoeld in artikel 7.2., eerste lid, onder c, van het Besluit. De duur van een dergelijk incident is namelijk dusdanig kort dat de inzet van een bedrijfsbrandweer geen duidelijk effect zal hebben. Aanwijzing van een bedrijfsbrandweer is alleen mogelijk als van de inzet een duidelijk effect mag worden verwacht. Dit volgt ook uit de Werkwijzer. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardige incidentscenario’s zijn niet geborgd in de omgevingsvergunning
7. Verder voert eiseres aan dat bepaalde scenario’s niet geborgd zijn in de omgevingsvergunning. Niet duidelijk is welke maatregelen zijn genomen. Daarom had het dagelijks bestuur de aanwijzing van de bedrijfsbrandweer in redelijkheid niet mogen intrekken. Ook het lekdetectiesysteem met betrekking tot epichloorhydrine had moeten worden opgenomen in de omgevingsvergunning. Nu dit niet gebeurd is, had er in het besluit niet vanuit mogen worden gegaan dat de maatregel van het lekdetectiesysteem daadwerkelijk is genomen. Er heeft eerder een incident plaatsgevonden waarbij methylchloride ongewenst is vrijgekomen. Naar aanleiding van dit incident zouden aanvullende preventieve maatregelen zijn genomen om dit een volgende keer te voorkomen. Het is niet duidelijk geworden welke maatregelen dit zijn. Ook is onduidelijk of deze maatregelen voldoende zijn geborgd in de omgevingsvergunning. In dit geval had er dan ook niet vanuit mogen worden gegaan dat de maatregelen daadwerkelijk zijn genomen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het dagelijks bestuur terecht stelt dat de genoemde geloofwaardige incidentscenario’s voldoende zijn geborgd in de omgevingsvergunning. Zo is de opslaglocatie van epichloorhydrine beveiligd met een VBB-systeem, namelijk een water- en blusschuiminstallatie. Dit VBB-systeem is terug te vinden in de uitgangspuntdocumenten. Dit zijn ontwerpdocumenten die zijn opgesteld voor de VBB-systemen voor de locaties waar geloofwaardige incidentscenario’s kunnen plaatsvinden. De omgevingsvergunning schrijft voor dat de installatie moet zijn ontworpen volgens de uitgangspuntdocumenten. Niet valt in te zien dat het lekdetectiesysteem opgenomen dient te worden in de omgevingsvergunning. Het lekdetectiesysteem is volgens het dagelijks bestuur een aanvullende maatregel die geen (direct) onderdeel uitmaakt van het (brand)beveiligingsconcept waarvoor het uitgangspuntdocument is opgesteld. Het onderhoud en het testen van het lekdetectiesysteem is volgens het dagelijks bestuur wel opgenomen in het veiligheidsbeheerssysteem van [derde-partij].
Ten aanzien van de methylchloride stelt het dagelijks bestuur dat in het bedrijfsbrandweerrapport het geloofwaardige incidentscenario ‘lekkage losslang’ met als type effect ‘toxische wolk’ is opgenomen en uitgewerkt. De effecten van het ongewenst vrijkomen van methylchloride worden beheerst door een VBB-systeem. Ook dit VBB-systeem is terug te vinden in de uitgangspuntdocumenten. De omgevingsvergunning schrijft voor dat de installatie moet zijn ontworpen volgens het goedgekeurde uitgangspuntdocument. Het dagelijks bestuur heeft verder toegelicht dat in 2020 en 2021 de bedrijfsbrandweer inderdaad is ingezet bij de bestrijding of beheersing van lekkages binnen de inrichting. De inzet wordt gemeld bij de veiligheidsregio en geëvalueerd. De informatie van deze incidenten is ook betrokken bij de beoordeling van het addendum en bij de beoordeling van de uitgangspuntdocumenten. Het dagelijks bestuur stelt dat de incidenten die hebben plaatsgevonden niet afwijken van de in het bedrijfsbrandweerrapport geïdentificeerde en uitgewerkte geloofwaardige scenario’s. Het dagelijks bestuur heeft geen aanleiding gezien om de geloofwaardige scenario’s of het beveiligingsconcept van de VBB-systemen daarom aan te passen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geloofwaardige incidentscenario’s voldoende gewaarborgd zijn in de omgevingsvergunning. De beroepsgrond slaagt niet.
Chemicaliënopslag en productiehallen
8. Eiseres voert aan dat er ten onrechte in de omgevingsvergunning geen voorschriften zijn opgenomen over het realiseren van VBB-systemen in de chemicaliënopslag. Terwijl een lekkage in het chemicaliënmagazijn een calamiteit is met de grootse effecten. Ook voert eiseres aan dat in de omgevingsvergunning de aanwezigheid van gas- en vloeistofdetectie niet in de productiehallen wordt voorgeschreven. De voorschriften zijn dan ook ontoereikend om een voldoende veiligheidsniveau voor de omgeving te realiseren.
8.1.
Ten aanzien van de chemicaliënopslag heeft het dagelijks bestuur deugdelijk gemotiveerd dat de aanwijsbeschikking, en dus ook het intrekkingsbesluit, geen betrekking heeft op het aanwijzen van een bedrijfsbrandweer voor de chemicaliënopslag. Voor de chemicaliënopslag was namelijk al een VBB-systeem aanwezig. Als dat VBB-systeem zou falen is er geen sprake meer van een geloofwaardig incidentscenario, maar van een rampscenario. Dit rampscenario is uitgewerkt in een ander generiek rampbestrijdingsplan. Daarom hoeven voorschriften hierover niet in de omgevingsvergunning te worden opgenomen. Verder is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de productiehallen het dagelijks bestuur terecht heeft gesteld dat de gas- en vloeistofdetectie niet zijn voorgeschreven in de omgevingsvergunning, omdat het bevoegd gezag geen grondslag heeft om dit te eisen. Een gas- en vloeistoflek in de productiehallen is geen scenario op basis waarvan detectie noodzakelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
Incidenten buiten [derde-partij]
9. Verder voert eiseres aan dat eventuele incidenten buiten de inrichting van [derde-partij] ten onrechte in de afweging van belangen in het bestreden besluit achterwege zijn gebleven. [derde-partij] heeft geen geïsoleerde ligging. Het is denkbaar dat een ongeluk op de rijksweg of op het spoor met een vrachtauto of trein met gevaarlijke stoffen kan leiden tot explosies en branden op het terrein. Deze externe factoren zijn niet meegenomen.
9.1.
Het dagelijks bestuur stelt naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte dat de scenario’s die eiseres beschrijft geen geloofwaardige incidentscenario’s zijn. Daarom zijn deze niet meegenomen in het bestreden besluit. Bovendien heeft de systematiek voor het selecteren van bedrijfsbrandweerscenario’s betrekking op scenario’s die binnen de inrichting kunnen plaatsvinden. Het spoortraject of de rijksweg naast [derde-partij] hoeven daarom niet te worden betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om benoeming deskundige
10. Eiseres heeft op de zitting verzocht om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding voor. Aan het besluit ligt een bedrijfsbrandweerrapport ten grondslag. Ook beschikt de veiligheidsregio over de specialistische kennis en de deskundigheid ten aanzien van risicovolle bedrijven. Op grond van deze overwegingen kan de veiligheidsregio het best beoordelen of aanwijzing nodig is. Eiseres heeft niet gemotiveerd uiteengezet waarom het bedrijfsbrandweerrapport dat het dagelijks bestuur aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd onjuist of onvolledig is.
Belang bedrijfsbrandweer
11. Ten slotte voert eiseres aan dat het dagelijks bestuur de bedrijfsbrandweer in stand had moeten laten naast het vastleggen van de VBB-systemen. Het dagelijks bestuur heeft de voordelen van de bedrijfsbrandweer niet erkend.
11.1.
Het dagelijks bestuur stelt dat het VBB-systeem, een repressieve technische maatregel, de voorkeur heeft boven een organisatorische maatregel als de bedrijfsbrandweer. Dit volgt ook uit het Aanwijsbeleid. Volgens het Aanwijsbeleid hebben stationaire voorzieningen, zoals het VBB-systeem, daar waar mogelijk, de voorkeur boven de inzet van een bedrijfsbrandweer voor de bestrijding en/of beheersing van incidenten. Stationaire voorzieningen hebben als belangrijk voordeel dat ze betrouwbaar werken en direct inzetbar zijn. De bedrijfsbrandweer hoeft niet eerst ter plaatse te gaan en mobiele middelen op te bouwen voordat de bestrijding van het incident kan plaatsvinden. Bovendien hoeft het bedrijfsbrandweerpersoneel zich op deze manier niet in een gevaarlijke omgeving te begeven om het incident te bestrijden. Het doel van de bedrijfsbrandweer is om in een vroegtijdig stadium in te grijpen bij geloofwaardige scenario’s zodat een incident beheersbaar blijft totdat de overheidsbrandweer arriveert en kan aansluiten op de inzet van de bedrijfsbrandweer. Aan een bedrijfsbrandweer worden veel eisen gesteld. Er moet voldoende personeel zijn, het personeel moet worden opgeleid en het materiaal moet geschikt zijn en worden onderhouden. Dit vergt een blijvende investering van de inrichting. Ook de VBB-systemen vragen een aanzienlijke investering maar deze zijn minimaal gelijkwaardig aan de inzet van de bedrijfsbrandweer bij de geloofwaardige scenario’s. Wel hebben de stationaire voorzieningen belangrijke voordelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur in redelijkheid het intrekkingsbesluit kunnen nemen. Op basis van de (ambtelijke) beoordeling van het addendum op het bedrijfsbrandweerrapport, de beoordeling van incidenten die hebben plaatsgevonden en de gerealiseerde en in de omgevingsvergunning geborgde VBB-systemen kan worden geconcludeerd dat de aanwijsbeschikking kan worden ingetrokken. Het dagelijks bestuur heeft niet de bedrijfsbrandweer in stand moeten laten.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb moet het dagelijks bestuur wel de proceskosten en het griffierecht aan eiseres vergoeden. De proceskostenvergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de aanwezigheid op de zitting) met een waarde van € 907 per punt). De vergoeding van de proceskosten bedraagt € 1.814, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het dagelijks bestuur het griffierecht van € 365 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Kamerstukken II, 2006/07, 31117, nr. 3.
3.Dit volgt uit de toelichting op artikel 7.2, eerste lid van het Besluit veiligheidsregio’s, Stb. 2010, 255.