In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van de aanwijsbeschikking voor de bedrijfsbrandweer van een inrichting beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Dijk, is van mening dat het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid onterecht heeft besloten dat de inrichting niet langer brandweerplichtig is. Het dagelijks bestuur heeft dit besluit genomen op basis van investeringen die de inrichting heeft gedaan in Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen (VBB-systemen). De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen, aangezien er voldoende onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van de VBB-systemen en deze systemen in staat zijn om incidenten adequaat te bestrijden.
De rechtbank behandelt verschillende beroepsgronden van eiseres, waaronder de stelling dat het intrekkingsbesluit is genomen terwijl de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was. De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur in dit geval bijzondere omstandigheden heeft kunnen aanvoeren die rechtvaardigen dat het besluit is genomen, ondanks het feit dat de omgevingsvergunning nog in hoger beroep was. De rechtbank stelt vast dat de VBB-systemen adequaat zijn en dat de bedrijfsbrandweer niet langer noodzakelijk is voor de veiligheid van de inrichting.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de aanwijsbeschikking in stand blijft. Eiseres wordt wel in de proceskosten vergoed, en het dagelijks bestuur moet het griffierecht aan eiseres betalen. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte die het dagelijks bestuur heeft bij het aanwijzen van een inrichting als brandweerplichtig en de noodzaak om de veiligheid van de omgeving te waarborgen.