ECLI:NL:RBGEL:2025:5

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
434281
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en verzuim in de nakoming van afspraken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen eisers en gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een vakantiewoning. De partijen hebben in medio 2020 een overeenkomst gesloten waarbij gedaagde de woning voor eisers zou bouwen. De aanneemsom bedroeg € 335.049, inclusief btw. Eisers stellen dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de afspraken, wat heeft geleid tot een vordering van vervangende schadevergoeding van € 47.609,45. Gedaagde betwist dat er sprake is van verzuim, omdat zij nooit in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief een deskundigenbericht dat gebreken aan de woning constateerde en herstelkosten begrootte op € 32.033.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet in verzuim is geraakt, omdat eisers niet voldoende onderbouwd hebben dat gedaagde in gebreke is gesteld. De rechtbank concludeert dat er geen verzuim is en wijst de vordering van eisers af. Daarnaast wordt eisers veroordeeld in de proceskosten van € 5.495. Dit vonnis is uitgesproken op 15 januari 2025 door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/434281 / HA ZA 24-177
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. B.A.L.H. Robijns,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.C. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 juli 2024
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Medio 2020 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] voor [eisers] een vakantiewoning heeft gebouwd in [plaats] . De aanneemsom bedroeg € 335.049 (inclusief btw). [eisers] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken. Op zijn verzoek heeft de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht gelast. De deskundige heeft een aantal gebreken geconstateerd en de kosten van de herstelwerkzaamheden indicatief begroot op € 32.033. [eisers] vordert in deze procedure vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 47.609,45 (het bedrag van € 32.033 vermeerderd met deskundigen-, advocaat- en incassokosten en griffierecht van de verzoekschriftprocedure).
2.2.
[gedaagde] voert aan dat de gebreken die tijdens de oplevering zijn aangewezen zijn hersteld. Wat betreft de destijds kenbare, maar niet aangewezen gebreken is zij niet aansprakelijk. Omdat zij nooit in gebreke is gesteld om eventuele (voortdurende of verborgen) gebreken te herstellen, is geen sprake van verzuim en is zij dus niet schadeplichtig, aldus [gedaagde] .
2.3.
De rechtbank zal de vordering van [eisers] afwijzen. Zij zal hieronder (onder 4) uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt. Eerst zal zij (onder 3) de feiten weergeven.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft de vakantiewoning van [eisers] casco opgeleverd. [eisers] , een elektricien, heeft de woning vervolgens zelf afgebouwd.
3.2.
Bij e-mail van 22 juni 2021 heeft [gedaagde] aan [eisers] aangekondigd dat op 12 juli de vooroplevering plaatsvindt en op 22 juli de eindoplevering. [eisers] heeft die opleverdata bij e-mail van 5 juli 2021 bevestigd. Partijen hebben zowel op 12 als op 22 juli 2021 met [naam 1] (door [gedaagde] ingeschakeld voor de bouwbegeleiding en oplevering) gezamenlijk de woning geïnspecteerd. Bij de eindoplevering op 22 juli 2021 heeft [naam 1] op het opleverformulier gebreken genoteerd. Die lijst heeft [gedaagde] aan [eisers] doen toekomen. [naam 1] heeft bij de eindoplevering de sleutels van de woning overhandigd en [eisers] is gestart met de afbouw van de woning. Op 23 juli 2021 (de dag na de eindoplevering) heeft [eisers] een lijst met gebreken aan [gedaagde] gemaild. [eisers] heeft daarin dezelfde gebreken opgenomen als die op het opleverformulier waren vermeld en heeft daaraan toegevoegd het bestaan van scheuren in de cementdekvoer en het niet juist monteren van de afvoeren van de badkuipen. De afvoeren van de badkuipen zijn vervolgens alsnog goed gemonteerd. De cementdekvloer heeft [eisers] zelf gerepareerd.
3.3.
Vervolgens heeft [naam 1] op 16 november 2021 aan [eisers] gemaild dat volgens [gedaagde] alle opleverpunten waren opgelost. Omdat [eisers] het daarmee niet eens was, hebben partijen op 25 november 2021 weer gezamenlijk de woning geïnspecteerd. Daarbij was, ten behoeve van de vertaling in het Duits, ook de verkoopmakelaar [naam 2] aanwezig. [gedaagde] heeft naar aanleiding van die opname een lijst gemaakt met nog openstaande punten. [gedaagde] is vervolgens met die punten aan de slag gegaan.
3.4.
Op 15 december 2021 heeft [naam 2] de volgende e-mail aan [eisers] gestuurd:
Am Donnerstag, 25, November, haben [naam 1] , [naam 3] und ich Sie besucht, um die noch offenen Punkte Ihre Villa zu besprechen. Diese Punkte wurden vom [gedaagde] in der folgenden Woche gelöst und es sind keine Punkte mehr ausstehend. Am Donnerstag, 25. November, wurde vereinbart, dass Die in der folgenden Woche eine Berechnung mache von Sachen die Sie selbst und nicht [gedaagde] gelöst haben am Ihre Villa. Auβerdem wurde vereinbart, dass Sie bei Klärung der besprochenen Punkte einen Betrag von 10.000 Euro überweisen nach [gedaagde] . (…) Ich bitte Sie daher herzlich, aber dringend, die Kostenabrechnung zu erstellen und die uns zustehenden 10.000 Euro vereinbarungsgemäβ zu überweisen.
[eisers] heeft vervolgens € 10.000 van het in depot gehouden bedrag van € 20.000 vrijgegeven.
3.5.
Op 14 januari 2022 heeft [eisers] een e-mail aan [gedaagde] gestuurd, waarin hij een aantal gebreken noemt, deels al door hemzelf hersteld. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat de bij het herstel van de gebreken horende kosten € 12.666,32 (inclusief btw) bedragen en dat hij om die reden het restantbedrag van € 10.000 zal inhouden. Hij maakt in die brief aanspraak op een waardevermindering.
3.6.
Op 13 april 2022 heeft de advocaat van [eisers] aan [gedaagde] geschreven:
(…)
Ingebrekestelling en herstelmogelijkheid
Cliënten hebben reeds aan u de gebreken kenbaar gemaakt en een ingebrekestelling gezonden met de sommatie om de gebreken deugdelijk te herstellen. Dit heeft u ondanks verzoek daartoe niet gedaan. U heeft weliswaar herstelwerkzaamheden uitgevoerd maar deze zijn evenmin deugdelijk uitgevoerd. Cliënten hebben er dan ook geen vertrouwen meer in dat u zult zorgen voor een deugdelijk herstel van de woning en een oplevering die behoort bij de kwaliteit van de woning zoals aan hen toegezgd en verkocht.
Sommatie, aansprakelijkheidsstelling en aankondiging deskundigenonderzoek
Teneinde de uitgevoerde werkzaamheden onafhankelijk te laten beoordelen en de schade te laten vaststellen, zullen cliënten uiterlijk binnen 14 dagen na heden een procedure bij de rechtbank starten voor benoeming van een gerechtelijk deskundige (…) Om de deskundige goed onderzoek te kunnen laten doen zijn
alletekeningen relevant voor de deskundige om deze in zijn onderzoek te betrekken. (…) Cliënten verzoeken u en zo nodig sommeren u om, zoals eerder door haar verzocht,
alletekeningen aan mij toe te sturen
binnen 14 dagen na dagtekening.
(…)
3.7.
Bij e-mail van 26 april 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] geantwoord:
(…)
Overigens stelt u dat mijn cliënte in gebreke is gesteld. Dat is niet juist. Uw cliënten hebben op 14 januari 2022 een lijst met punten aan mijn cliënte gestuurd; dus na de oplevering en nadat mijn cliënte voor eventuele aansprakelijkheid daarvoor was ontslagen door uw cliënten. Bij die lijst werd geen verzoek gedaan tot herstel. (…) Dat is dus geen ingebrekestelling waarin een termijn voor nakoming wordt gegund; dan kan mijn cliënte (ook) niet in verzuim komen te verkeren. (…)
Aanbod: hoewel mijn cliënte niet in verzuim verkeert en ontslagen is van aansprakelijkheid, wil zij voorkomen dat zij geen herstel aanbiedt van onzichtbare gebreken. Indien en voor zover uw cliënten menen dat daar sprake van zou zijn – uw cliënten motiveerden dat tot op heden niet – verneem ik dat graag
uiterlijk 11 mei 2022 15.00 uuronder gespecificeerde onderbouwing om welke onzichtbare gebreken dat zou gaan. Mijn cliënte wil namelijk niet weglopen voor herstel waartoe zij gehouden is en waarvoor uw cliënten mijn cliënte de gelegenheid moeten geven.
(…)
3.8.
Na het deskundigenbericht van 8 september 2023 waarin ir. M.A.A. van den Eijnden van Arcadis een aantal gebreken (deels al hersteld door [eisers] ) heeft geconstateerd en de herstelkosten indicatief heeft geraamd op € 32.033 (incl. btw), heeft de advocaat van [gedaagde] bij e-mail van 25 september 2023 geschreven dat als er nog punten te herstellen zouden zijn, [eisers] in schuldeisersverzuim verkeert omdat hij [gedaagde] niet heeft toegelaten tot herstel. In die e-mail staat verder dat [gedaagde] , om discussies te vermijden, (onverplicht) herstel aanbiedt van de door deskundige benoemde punten. Dat aanbod geldt niet voor het gebrek dat bepaalde wanden niet loodrecht staan, omdat dat zichtbare gebreken zijn waarvan bij de oplevering geen melding is gemaakt (en omdat [eisers] de wanden al heeft betegeld, waardoor herstel door toedoen van [eisers] niet meer mogelijk is). Verder geldt dat aanbod niet voor de door [eisers] uitgevoerde extra werkzaamheden vanwege scheefstand vloer constructie, aldus de advocaat van [gedaagde] .
[eisers] is niet op voormeld aanbod ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De rechtbank stelt ambtshalve voorop dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft [1] . [gedaagde] , gedaagde, is immers in Nederland gevestigd. De rechtbank Gelderland is vanwege die vestigingsplaats de relatief bevoegde rechter.
4.2.
Omdat [gedaagde] , als dienstverrichter en meest kenmerkende prestant, in Nederland is gevestigd, is Nederlands recht van toepassing op de onderhavige overeenkomst. [2] Dat is door [gedaagde] ook gesteld en door [eisers] niet betwist.
Geen verzuim
4.3.
Niet in geschil is dat voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding in ieder geval nodig is dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren.
4.4.
[eisers] heeft bij dagvaarding gesteld dat hij [gedaagde] meerdere keren in gebreke heeft gesteld, maar dat [gedaagde] ondanks de herhaalde kansen daartoe, de gebreken niet (deugdelijk) heeft hersteld. Daarom is [gedaagde] volgens [eisers] in verzuim komen te verkeren. Ter zitting heeft [eisers] daaraan toegevoegd dat hij [gedaagde] niet in gebreke hoefde te stellen omdat [eisers] geen vertrouwen meer had in deugdelijk herstel en hij uit verklaringen van [gedaagde] mocht begrijpen dat niet meer werd nagekomen. De rechtbank begrijpt daaruit dat [eisers] subsidiair een beroep doet op artikel 6:82 lid 2 BW en/of artikel 6:83 sub c BW en/of de bepaling in artikel 7:759 lid 1 BW dat aan de aannemer geen gelegenheid hoeft te worden gegeven om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen als dat in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever kan worden gevergd.
4.5.
[gedaagde] betwist dat zij in gebreke is gesteld. Zij voert aan dat haar nooit een termijn voor nakoming is geboden. Verder betwist zij dat sprake zou zijn van een situatie waarin zij niet in gebreke gesteld hoefde te worden. [gedaagde] heeft de bij oplevering geconstateerde gebreken hersteld. Ten aanzien van de daarna aangevoerde, eerder niet genoemde gebreken, heeft zij nooit gezegd dat zij deze niet zou herstellen. Integendeel, zij heeft telkens, ook onverplicht, herstel aangeboden. Bovendien heeft [eisers] op 3 december 2021 aan haar uitvoerder mondeling bevestigd dat alle punten inmiddels verholpen waren, aldus [gedaagde] .
4.6.
De rechtbank overweegt dat [eisers] in de dagvaarding heeft gesteld dat zij [gedaagde] op meerdere momenten in gebreke heeft gesteld, maar dat, zoals [gedaagde] terecht opmerkt, in de overgelegde correspondentie nooit een termijn voor nakoming is gesteld (zoals bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW en artikel 7:759 lid 1 BW). Ter zitting daarnaar gevraagd, kon (de advocaat van) [eisers] geen concrete e-mail of brief aanwijzen waarin aan [gedaagde] een termijn voor herstel is gegeven. Daarmee heeft [eisers] zijn stelling dat hij [gedaagde] in gebreke heeft gesteld, gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat [gedaagde] niet in gebreke is gesteld. Op die grond is dus geen verzuim ingetreden.
4.7.
[eisers] heeft ook niet gesteld uit welke mededeling van [gedaagde] hij heeft afgeleid dat [gedaagde] in de nakoming van haar verbintenis zou tekortschieten. Een dergelijke mededeling is niet terug te vinden in de overgelegde producties. Integendeel, [gedaagde] heeft telkens aangeboden om gebreken te herstellen, ook punten die bij de oplevering wel zichtbaar waren, maar waarover destijds (ook in de e-mail van 23 juli 2021 van [eisers] ) niet is geklaagd (zie 3.3, 3.7 en 3.8), terwijl uit artikel 7:758 lid 1 en lid 3 BW volgt dat [gedaagde] voor die gebreken niet aansprakelijk was. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat dat laatste niet anders wordt doordat [eisers] op het opleverformulier naast zijn handtekening “U.V.” heeft geschreven, wat “Unter Vorbehalt” betekent. De dag erna heeft hij vervolgens in alle rust en in het Duits een eigen gebrekenoverzicht opgesteld. Dit maakt dat zijn overzicht van 23 juli 2021 moet worden beschouwd als een overzicht van de bij de oplevering opgemerkte gebreken.
4.8.
[eisers] heeft evenmin voldoende onderbouwd gesteld waarom uit de houding van [gedaagde] bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn of waarom van hem niet gevergd kon worden om [gedaagde] de gelegenheid te geven de gebreken te herstellen. Ook in dit kader acht de rechtbank van belang dat [gedaagde] telkens herstel heeft aangeboden. Verder wijst de rechtbank erop dat uit vergelijking van de door [eisers] opgestelde gebrekenlijst van 23 juli 2021 en de door de deskundige opgesomde gebreken, lijkt te kunnen worden afgeleid dat de bij oplevering geconstateerde gebreken niet door de deskundige als gebreken zijn aangemerkt. De scheuren in de cementdekvloer bestempelt de deskundige niet als een gebrek en de overige punten waren kennelijk (grotendeels) al verholpen, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd en [eisers] niet (gemotiveerd) heeft betwist. Dat biedt geen steun aan de stelling dat [gedaagde] zodanig slecht werk leverde dat niet van [eisers] gevergd kon worden om eventuele resterende gebreken door haar te laten herstellen. [eisers] heeft voor deze stelling ook overigens geen (voldoende concrete) feiten en omstandigheden aangedragen.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] niet in verzuim is geraakt. Dit betekent dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde] kunnen daarom onbesproken blijven.
4.10.
Omdat [eisers] geen (voldoende concrete) feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. De rechtbank passeert daarom het bewijsaanbod van [eisers] .
4.11.
[eisers] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.889
- salaris advocaat
2.428
(2 punten × € 1.214)
- nakosten
178
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.495

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 5.495, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
2.Zie artikel 4 lid 1 en 2 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst