ECLI:NL:RBGEL:2025:4993

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
05.024977.25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf voor bedreiging en medeplegen van straatroof door minderjarige verdachte

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Eritrea, die werd beschuldigd van bedreiging en het medeplegen van een straatroof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met twee medeverdachten op 23 januari 2025 in Nijmegen twee slachtoffers heeft bedreigd met een mes en hen heeft gedwongen tot de afgifte van geld en persoonlijke bezittingen, waaronder een mobiele telefoon en een fiets. De verdachte kreeg een werkstraf van 200 uur, waarvan 42 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, werd in mindering gebracht op de werkstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving en dat de feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor de bedreiging van een derde slachtoffer op 17 januari 2025 in Utrecht, waarbij hij dreigende woorden uitsprak en zich agressief gedroeg. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, waaronder €140,- voor materiële schade aan het eerste slachtoffer en €250,- voor immateriële schade aan het derde slachtoffer. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en hulpverlening voor de verdachte, gezien zijn leeftijd en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/024977-25 en 16/019627-25 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 24 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende in een begeleide woonvorm van [verblijfplaats] ,
raadsvrouw: mr. J.E. Kremer, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 05/024977-25
hij op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en) en/of een mobiele telefoon en/of een fiets en/of een bankpas en/of een OV- kaart en/of een identiteitskaart en/of een schoolpas, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n)
door - zakelijk weergegeven -
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hierdoor) te doen stoppen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij moeten stoppen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te vragen wat ze bij zich hebben en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voornoemd mes in de richting en/of op zeer korte afstand en/of op borsthoogte van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te houden en/of te richten en/of gericht te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij af moeten geven wat ze hebben en/of van de fiets af moeten stappen en/of
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en/of de bijbehorende code af moet geven en/of
  • de kleding/zakken van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te doorzoeken,
althans woorden en/of handelingen van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
enig(e) geldbedrag(en) en/of een mobiele telefoon en/of een fiets en/of een bankpas en/of een OV- kaart en/of een identiteitskaart en/of een schoolpas, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door - zakelijk weergegeven –
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hierdoor) te doen stoppen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij moeten stoppen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te vragen wat ze bij zich hebben en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voornoemd mes in de richting en/of op zeer korte afstand en/of op borsthoogte van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te houden en/of te richten en/of gericht te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij af moeten geven wat ze hebben en/of van de fiets af moeten stappen en/of
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en/of de bijbehorende code af moet geven en/of
  • de kleding/zakken van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te doorzoeken,
althans woorden en/of handelingen van gelijke aard en/of strekking;
meer subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van enig(e) geldbedrag(en) en/of een mobiele telefoon en/of een fiets en/of een bankpas en/of een OV- kaart en/of een identiteitskaart en/of een schoolpas, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1] en/of Weger te gaan staan en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hierdoor) te doen stoppen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij moeten stoppen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te vragen wat ze bij zich hebben en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voornoemd mes in de richting en/of op zeer korte afstand en/of op borsthoogte van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te houden en/of te richten en/of gericht te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij af moeten geven wat ze hebben en/of van de fiets af moeten stappen en/of
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en/of de bijbehorende code af moet geven,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • de kleding van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te doorzoeken en/of
  • de fietssleutel en/of de fiets van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te pakken en/of
  • te vertrekken op de fiets van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ;
meest subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
enig(e) geldbedrag(en) en/of een mobiele telefoon en/of een fiets en/of een bankpas en/of een OV- kaart en/of een identiteitskaart en/of een schoolpas, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren door
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1] en/of Weger te gaan staan en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hierdoor) te doen stoppen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij moeten stoppen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te vragen wat ze bij zich hebben en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voornoemd mes in de richting en/of op zeer korte afstand en/of op borsthoogte van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te houden en/of te richten en/of gericht te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen dat zij af moeten geven wat ze hebben en/of van de fiets af moeten stappen en/of
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en/of de bijbehorende code af moet geven,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 januari 2025 te Nijmegen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • de kleding van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te doorzoeken en/of
  • de fietssleutel en/of de fiets van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te pakken en/of
  • te vertrekken op de fiets van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] .
in de zaak met parketnummer 16/019627-25
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
  • "ik maak je dood" en/of
  • "ik neem heel je stamboom mee",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05-024977-25 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 23 januari 2025 rond 2:30 uur was verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op de Snelbinder in Nijmegen. Op de Snelbinder fietste op dat moment ook [slachtoffer 1] met achter op zijn fiets [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] ging voor de fiets van [slachtoffer 1] staan en zei “stop even” tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Toen zij waren gestopt, werd aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevraagd wat zij bij zich hadden. [medeverdachte 1] toonde hen een mes en hield het mes tegen [slachtoffer 1] aan. Eén van de jongens zei tegen [slachtoffer 2] dat hij moest geven wat hij had. [slachtoffer 2] gaf contant geld aan de jongen. Nadat [slachtoffer 2] het geld had afgegeven kwam één van de andere jongens naar hem toe. De jongen vroeg wat [slachtoffer 2] bij zich had en voelde aan zijn zakken. [slachtoffer 1] gaf ondertussen één van de jongens zijn mobiele telefoon. In het hoesje van de telefoon zaten een ABN AMRO bankpas, een OV-kaart, een identiteitskaart en een schoolpas. [slachtoffer 1] moest ook de code van zijn telefoon afgeven. [medeverdachte 1] zei dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de fiets af moesten stappen. [medeverdachte 1] pakte toen de fiets en liep weg. Verdachte en [medeverdachte 2] liepen achter hem aan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van de afpersing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van medeplegen van een afpersing of een beroving ter zake beide slachtoffers. Ook is volgens de raadsvrouw geen sprake van medeplichtigheid hieraan.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaring die verdachte heeft afgelegd tijdens de zitting blijkt dat hij in de nacht van 23 januari 2025 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig was bij de afpersing en beroving van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hoewel verdachte hierbij aanwezig was, heeft hij ontkend dat hij betrokken is geweest bij het ten laste gelegde. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is welke rol verdachte heeft gehad. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat drie personen betrokken waren bij het ten laste gelegde. De jongen met de witte jas was [medeverdachte 1] . [3] Hij liep naar aangever [slachtoffer 1] en vroeg in het Engels wat hij bij zich had. Ook toonde [medeverdachte 1] een mes. Vervolgens kwam een donker geklede jongen naar [slachtoffer 2] . Hij zei dat [slachtoffer 2] moest afgeven wat hij bij zich had. [slachtoffer 2] gaf hem contant geld. De jongen liet hem toen met rust. Daarna kwam de andere donker geklede jongen naar [slachtoffer 2] toe. Hij vroeg meerdere keren wat [slachtoffer 2] bij zich had en voelde aan [slachtoffer 2] zakken. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt verder dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opdroeg om van de fiets af te stappen. [medeverdachte 1] pakte vervolgens de fiets en liep ermee weg in de richting van Lent. [medeverdachte 2] en verdachte liepen achter hem aan. [4]
De rechtbank is gelet op de aangiftes en de verklaring van verdachte van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de straatroof, waarbij de rechtbank vaststelt dat het hier gaat om één samenstel van handelingen gericht op het toe-eigenen van spullen van beide slachtoffers en niet om handelingen gericht op [slachtoffer 2] en los daarvan op [slachtoffer 1] . Beide slachtoffers fietsten immers samen op één fiets en werden gezamenlijk tot stoppen gedwongen. Verdachte was één van de donker geklede jongens waarover aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] wordt duidelijk dat één van deze donker geklede jongens [slachtoffer 2] heeft gedwongen om contant geld af te staan. De andere donker geklede jongen heeft [slachtoffer 2] gevraagd wat hij bij zich had en aan de zakken van [slachtoffer 2] gevoeld. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt daarmee duidelijk dat alle drie de personen handelingen hebben verricht ten behoeve van de beroving van het slachtoffer. De rollen van deze jongens zijn naar het oordeel van de rechtbank inwisselbaar en voor ieder van hen van voldoende gewicht om te oordelen dat sprake is geweest van medeplegen, ook door verdachte.
Verdachte heeft, zo stelt de rechtbank vast, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de beroving. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing ten aanzien van het geldbedrag, de mobiele telefoon, de bankpas, de OV-kaart, de identiteitskaart en de schoolpas. Omdat de fiets door [slachtoffer 1] niet onder dreiging werd afgegeven, maar deze tijdens de hiervoor beschreven door verdachten uitgevoerde bedreigingen met geweld is weggenomen, komt de rechtbank daarnaast ten aanzien van de fiets tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van diefstal vergezeld van geweld.
In de zaak met parketnummer 16/019627-25 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat uit het dossier geen concreet bewijs uit een andere bron aanwezig is waar de aangifte door wordt ondersteund. Zij heeft daarom gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging.
De beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij op vrijdag 17 januari 2025 aan het werk was bij [stichting] aan de [adres] in Utrecht. Verdachte kwam voor de deur van zijn kantoor staan en zei in het Arabisch: “Ik maak je dood” en “Ik neem heel je stamboom mee”. Hierna raakten aangever en verdachte in een worsteling. Verdachte zei nog een keer: “Ik maak je dood”. Verdachte maakte steekbewegingen met zijn hand in zijn jaszak. Tijdens het maken van de steekbewegingen zei verdachte in het Arabisch tegen aangever: “Ik maak jou dood”. Aangever voelde zich hierdoor erg bedreigd en onveilig. [6]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat hij op vrijdag 17 januari 2025 aan het werk was bij [stichting] aan de [adres] in Utrecht. Zijn collega [slachtoffer 3] zat in een klein receptie kamertje. [getuige] zag dat verdachte naar beneden kwam en dat hij naar aangever liep. [getuige] zag ook dat verdachte geïrriteerd was. Verdachte sprak aangever aan en zei: “Voor wat heb jij gisteren de politie gebeld? Kom, we gaan dit op de Afrikaanse manier oplossen. Ik ga je vermoorden. Ik maak je dood”. [getuige] zag dat verdachte zijn hand in zijn jaszak had en deed alsof hij een steekvoorwerp in zijn hand had. [getuige] zag ook dat aangever zo snel mogelijk uit het kantoor weg wilde en dat hij angstig keek. [7]
Gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging. Anders dan gesteld door de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte (meer dan) voldoende wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . [getuige] heeft immers verklaard wat hij zelf heeft waargenomen op 17 januari 2025. De stelling dat dit om informatie van dezelfde bron zou gaan, volgt de rechtbank dan ook niet.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
primair:
hij op
of omstreeks23 januari 2025 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen
door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig
(e)geldbedrag
(en)en
/ofeen mobiele telefoon
en/of een fietsen
/ofeen bankpas en
/ofeen OV- kaart en
/ofeen identiteitskaart en
/ofeen schoolpas, i
n elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]
en/of een derdetoebehoorde
(n
)
door - zakelijk weergegeven -
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] en
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en
  • de

althans woorden en/of handelingen van gelijke aard en/of strekking;

en
subsidiair:
hij op
of omstreeks23 januari 2025 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
enig(e) geldbedrag(en) en/of een mobiele telefoon en/ofeen fiets
en/of een bankpas en/of een OV- kaart en/of een identiteitskaart en/of een schoolpas, in elk geval enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan envergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door - zakelijk weergegeven -
  • voor de fiets van die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] en
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] toe te voegen dat hij zijn telefoon en/of de bijbehorende code af moet geven en/of
  • de kleding/zakken van die [slachtoffer 2] te betasten en/of te doorzoeken,

althans woorden en/of handelingen van gelijke aard en/of strekking;

in de zaak met parketnummer 16/019627-25
hij op
of omstreeks17 januari 2025 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen
  • "ik maak je dood" en
  • "ik neem heel je stamboom mee",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 05/024977-25, primair en subsidiair
de eendaadse samenloop van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
in de zaak met parketnummer 16/019627-25
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, waarvan 44 uur voorwaardelijk. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet van de werkstraf worden afgetrokken.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van één of meer strafbare feiten, heeft de raadsvrouw de rechtbank gevraagd te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad .
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 12 mei 2025 (het strafblad),
  • het plan van aanpak van de jeugdreclassering van 19 mei 2025.
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 juni 2025.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
De rechtbank stelt vast dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de nacht van 23 januari 2025 samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een beroving op de Snelbinder in Nijmegen. Hierbij werden twee jongemannen op een fiets tot stoppen gemaand, werd hen een mes getoond en moesten zij de fiets en persoonlijke spullen afstaan. Een straatroof als deze zorgt voor veel angst en onrust bij de slachtoffers. Bovendien leiden feiten als deze tot onrust en angst in de maatschappij. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank in overweging dat verdachte tot zijn inverzekeringstelling op 23 januari 2025 leek af te glijden. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 11 april 2025 verblijft verdachte bij [verblijfplaats] in Utrecht en lijkt het langzaamaan beter met hem te gaan.
De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met begeleiding door de jeugdreclassering van het Leger des Heils. Als bijzondere voorwaarden dienen te gelden dat verdachte meewerkt aan:
  • begeleiding van [stichting] en de interculturele medewerker,
  • het verkrijgen en behouden van een woonplek en de begeleiding die daar mogelijk bij hoort,
  • een zinvolle dagbesteding,
  • urinecontroles indien en voor zolang dit de jeugdreclassering en/of [stichting] dit nodig vindt,
  • een laagdrempelige vorm van agressie- / emotieregulatie in de vorm van (PMT)coaching, zolang de jeugdreclassering en/of [stichting] dit nodig vindt.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een onvoorwaardelijke straf nog op zijn plaats is, dan adviseert de Raad om een werkstraf op te leggen.
De jeugdreclassering heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het strafadvies van de Raad.
Net als de Raad en de jeugdreclassering is de rechtbank van oordeel dat een krachtig signaal aan verdachte afgegeven moet worden, zodat duidelijk is dat zijn delictgedrag onacceptabel is en serieuze gevolgen heeft. Het is van groot belang dat de hulpverlening aan verdachte gewaarborgd blijft. De rechtbank legt daarom een werkstraf van 200 uur op aan verdachte, waarvan 42 uur voorwaardelijk. Aan deze werkstraf verbindt de rechtbank een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (79 dagen) moet van de werkstraf worden afgetrokken, waarbij één dag jeugddetentie gelijk staat aan twee uur werkstraf. Dit betekent dat verdachte op dit moment geen werkstraf hoeft te verrichten, zolang hij zich aan de algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Dit gelet op de duur van de voorlopige hechtenis die verdachte al heeft ondergaan.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

In de zaak met parketnummer 05/024977-25
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het ten laste gelegde onder parketnummer 05/024977-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 140,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de stukken in het dossier blijkt dat van de benadeelde sleutels, een OV-kaart en een telefoonhoesje zijn afgenomen en dat deze spullen niet teruggevonden zijn. Ook blijkt dat de fiets van aangever wel is teruggevonden, maar gerepareerd moest worden. De bedragen voor deze goederen en de reparatie zijn weliswaar niet onderbouwd, maar komen de rechtbank redelijk en gebruikelijk voor zodat de rechtbank deze zal vaststellen op het gevorderde bedrag. Verdachte moet de schade daarom vergoeden. De rechtbank wijst de vordering in zijn geheel toe.
Verdachte is bij gebreke aan een gestelde of anderszins gebleken ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd vanaf 26 februari 2025. Dit is de datum waarop de vordering is ingediend.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. In verband met de leeftijd van verdachte wordt geen gijzeling opgelegd.
Voor zowel de toegewezen schadevergoeding als de schadevergoedingsmaatregel geldt dat verdachte en de medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover de medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
In de zaak met parketnummer 16/019627-25
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het ten laste gelegde onder parketnummer 16/019627-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. Zij is van mening dat de benadeelde partij een vergoeding voor de immateriële schade toekomt en heeft zich voor wat betreft de hoogte van de vergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft daarbij toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair gevraagd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd dat immateriële schade is ontstaan bij de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde bedreiging. Ook heeft de verdediging gesteld dat aangever zelf een aandeel heeft gehad in de confrontatie met verdachte. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat smartengeld moet worden toegekend, heeft de verdediging de rechtbank verzocht om naar billijkheid een lager bedrag vast te stellen dan door de benadeelde partij is gevorderd. De raadsvrouw heeft bovendien uitdrukkelijk verzocht om in verband met de leeftijd van verdachte bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel geen gijzeling op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of van een normschending van zodanige aard en ernst dat een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht kan worden verondersteld.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de bedreiging is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Hoewel de verdediging dit heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. De rechtbank betrekt hierbij dat de benadeelde partij tijdens zijn werk geconfronteerd is met de zeer bedreigende en agressieve houding van verdachte. De bedreigingen werden bovendien kracht bijgezet door steekbewegingen die verdachte heeft gemaakt. Verdachte heeft hiermee een diepe inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 250,- vaststellen.
Verdachte is wettelijke rente verschuldigd vanaf 17 januari 2025.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag. In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 bepaalt dat van die werkstraf 42 uren niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
 stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan:
begeleiding van [stichting] en de interculturele medewerker,
het verkrijgen en behouden van een passende woonplek en de begeleiding die daar mogelijk bij hoort,
een zinvolle dagbesteding,
urinecontroles, voor zover en zolang de jeugdreclassering en/of [stichting] dit nodig vindt/vinden,
een laagdrempelige behandeling gericht op agressie- en emotieregulatie in de vorm van (PMT)coaching, voor zover en zolang de jeugdreclassering en/of [stichting] dit nodig vindt/vinden,
geeft Stichting Leger des Heils jeugdbescherming en reclassering de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de Stichting Leger des Heils jeugdbescherming en reclassering, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, twee uren in mindering worden gebracht;
 heft het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in de zaak met parketnummer 05/024977-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van
140,- (honderdveertig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 140,- (honderdveertig euro) aan materiële schade. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 veroordeelt verdachte in de zaak met parketnummer 16/019627-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door E.M. van Poecke (voorzitter en kinderrechter), mr. M. Rietveld en mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2025.
mr. M.W. Stoet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025034098, gesloten op 28 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de digitale pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 16 en 17, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 20 en 21, de verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 10 juni 2025.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 189.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 16 en 17.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Midden Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2025017055, gesloten op 21 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de digitale pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 5.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 8 en 9.