ECLI:NL:RBGEL:2025:4929

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
441956
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onterecht gedeclareerde bedragen door zorgaanbieder Tugra aan gemeente Arnhem

In deze zaak vordert de gemeente Arnhem terugbetaling van een bedrag van € 14.255,46 van Tugra Zorg & Welzijn B.V. wegens onterecht gedeclareerde bedragen voor specialistische begeleiding. De gemeente stelt dat Tugra in de periode van 1 juli 2020 tot 31 december 2021 zorg heeft gedeclareerd voor begeleiding die niet door SKJ-geregistreerde professionals is verleend, wat in strijd is met de raamovereenkomst die zij met de gemeente heeft gesloten. De rechtbank oordeelt dat Tugra tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat niet alle medewerkers die specialistische begeleiding verleenden over de vereiste SKJ-registratie beschikten. De rechtbank ontbindt de zorgopdrachten voor de periode waarin deze tekortkoming heeft plaatsgevonden en kent de gemeente een waardevergoeding toe voor de geleverde zorg. De rechtbank oordeelt dat de gemeente recht heeft op een gedeeltelijke terugbetaling van de gedeclareerde bedragen, en kent ook de onderzoekskosten en buitengerechtelijke incassokosten toe aan de gemeente. De totale proceskosten worden eveneens toegewezen aan de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/441956 / HA ZA 24-503
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
GEMEENTE ARNHEM,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: gemeente Arnhem,
advocaat: mr. V.G.A. Kruijtzer,
tegen
TUGRA ZORG & WELZIJN B.V.,
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Tugra,
advocaat: mr. D. van Alst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 februari 2025,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 mei 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente Arnhem is sinds 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van diverse zorgtaken, waaronder het aanbieden van zorg aan minderjarige inwoners op grond van de Jeugdwet. De gemeente Arnhem koopt deze zorg in bij zorgaanbieders.
2.2.
In 2020 heeft de gemeente Arnhem een raamovereenkomst met zorgaanbieder Tugra gesloten voor zorgverlening in het kader van de Jeugdwet.
2.3.
Deze raamovereenkomst is gesloten op basis van een digitale inschrijving door Tugra en vervolgens gunning aan haar door de gemeente Arnhem.
2.4.
Tugra heeft zich ingeschreven voor de zorgvorm ‘begeleiding’. Deze zorgvorm bestaat uit verschillende producten, waaronder de producten ‘begeleiding basis jeugd’ en ‘begeleiding specialistisch jeugd’.
2.5.
Voor het product ‘begeleiding basis jeugd’ is volgens de productomschrijving vereist dat de zorg wordt verleend door een professional met een minimale opleiding op mbo-3 niveau richting Zorg en Welzijn onder aansturing van een professional met minimaal een mbo-4 niveau.
2.6.
Voor het product ‘begeleiding specialistisch jeugd’ is volgens de productomschrijving vereist dat de zorg wordt verleend door een SKJ-geregistreerde professional met een hbo-opleiding of een opleiding die hieraan gelijkwaardig is.
2.7.
De productomschrijvingen maken onderdeel uit van de raamovereenkomst.
2.8.
Op 12 maart 2021 heeft de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) binnen de organisatie van Tugra een quick scan uitgevoerd. Uit die scan bleek onder meer dat niet alle medewerkers van Tugra die specialistische begeleiding verleenden over de voor dat product vereiste SKJ-registratie beschikten.
2.9.
Tugra heeft vervolgens een herstelmogelijkheid gekregen met betrekking tot de kwaliteitseisen waar zij deels of geheel niet aan voldeed. Op 23 december 2021 voldeed Tugra aan alle gestelde eisen en voorwaarden, waaronder de voor specialistische begeleiding geldende eis van een SKJ-registratie.
2.10.
In januari 2022 heeft de gemeente Arnhem aan twee toezichthouders opdracht gegeven om te onderzoeken of Tugra in de periode van 1 juli 2020 tot 31 december 2021 over voldoende SKJ-geregistreerd personeel beschikte om specialistische begeleiding te bieden en of Tugra in die periode terecht bedragen declareerde voor dat product.
2.11.
In december 2022 hebben de toezichthouders een rapport uitgebracht. In het rapport wordt geconcludeerd dat Tugra in de periode 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 € 20.115,30 (= 17.490 minuten x € 1,15) declareerde voor specialistische begeleiding verleend door zes medewerkers die niet over de vereiste SKJ-registratie beschikten en dat Tugra in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 € 41.663,44 (= 35.308 minuten x € 1,18) declareerde voor specialistische begeleiding verleend door tien medewerkers die niet over de vereiste SKJ-registratie beschikten. Volgens de toezichthouders zijn die declaraties daarmee onrechtmatig. Omdat de betreffende medewerkers wel over een hbo-diploma beschikten en dus wel gekwalificeerd waren om het product begeleiding basis jeugd te bieden, adviseren de toezichthouders het door Tugra terug te betalen bedrag vast te stellen op het verschil in tarief tussen het onrechtmatig gedeclareerde product begeleiding specialistisch jeugd en het product begeleiding basis jeugd. Over de periode 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 hebben de toezichthouders het terug te betalen bedrag vastgesteld op € 4.722,30 en over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 op € 9.533,16. Het door Tugra in totaal terug te betalen bedrag komt daarmee neer op € 14.255,46, aldus de toezichthouders.
2.12.
Naar aanleiding van het rapport van de toezichthouders heeft de gemeente Arnhem Tugra gesommeerd aan haar een bedrag van € 14.255,46 (terug) te betalen. Aan die sommatie heeft Tugra geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente Arnhem vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. Tugra op grond van artikel 6:212 BW veroordeelt tot betaling van € 14.255,46, te vermeerderen met de wettelijke rente voor ieder ten onrechte betaald bedrag berekend vanaf het moment waarop de gemeente dat bedrag heeft voldaan, althans over het volledige bedrag vanaf 24 januari 2023, althans vanaf de dag der dagvaarding,
Subsidiair
II. Tugra op grond van artikel 6:74 BW veroordeelt tot betaling van € 14.255,46, te vermeerderen met de wettelijke rente voor ieder ten onrechte betaald bedrag berekend vanaf het moment waarop de gemeente dat bedrag heeft voldaan, althans over het volledige bedrag vanaf 24 januari 2023, althans vanaf de dag der dagvaarding,
Meer subsidiair
III. de raamovereenkomst partieel ontbindt, althans de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten (partieel) ontbindt, voor zover het de levering van Specialistische Begeleiding in de periode 1 juli 2020 – 31 december 2021 betreft door personen die niet over een SKJ-registratie beschikten,
IV. Tugra veroordeelt tot betaling van € 14.255,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, althans de datum van dit vonnis,
In alle gevallen
V. Tugra veroordeelt tot betaling van de onderzoekskosten van € 18.510,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis,
VI. Tugra veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 917,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis,
VII. Tugra veroordeelt in de proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
Aan haar vorderingen tot betaling van € 14.255,46 legt de gemeente Arnhem het volgende ten grondslag. Tugra heeft in 2020 en 2021 een bedrag van € 61.776,94 bij de gemeente Arnhem in rekening gebracht voor specialistische begeleiding verleend door zes respectievelijk tien medewerkers die niet over de voor dat product vereiste SKJ-registratie beschikten. De gemeente heeft dat bedrag betaald. Daarmee heeft de gemeente Arnhem betaald voor specialistische begeleiding die feitelijk niet is geleverd en die voor haar feitelijk waardeloos is geweest. Dit brengt mee dat Tugra ten koste van de gemeente is verrijkt. Door specialistische begeleiding te laten verlenen door medewerkers die niet over de daarvoor vereiste SKJ-registratie beschikten, is Tugra bovendien tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten raamovereenkomst. Als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking en de tekortkoming van Tugra heeft de gemeente Arnhem schade geleden ter hoogte van het bedrag van € 61.776,94. Uit coulance vordert de gemeente van dat bedrag slechts een gedeelte van € 14.255,46 terug. Verder voert de gemeente Arnhem aan dat de tussen partijen gesloten raamovereenkomst (partieel) dient te worden ontbonden, dan wel dat de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten (partieel) dienen te worden ontbonden, in verband met de tekortkoming van Tugra in de nakoming van die overeenkomst(en). Als gevolg van de ontbinding ontstaat voor de gemeente een verbintenis tot waardevergoeding. De door Tugra geleverde specialistische begeleiding heeft voor de gemeente Arnhem echter geen waarde gehad, zodat Tugra het gedeclareerde bedrag van € 61.776,94 volledig dient terug te betalen. Uit coulance vordert de gemeente van dat bedrag slechts een gedeelte van € 14.255,46 terug. Tot slot beroept de gemeente zich op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Volgens de gemeente kan het niet zo zijn dat Tugra het tarief voor specialistische begeleiding betaald krijgt, terwijl zij op het moment van inschrijven voor dat product wist dat zij niet aan alle kwaliteitseisen voldeed. Ook daarom dient Tugra het bedrag van € 14.255,46 aan de gemeente Arnhem te betalen. Aan haar vordering tot betaling van de onderzoekskosten legt de gemeente Arnhem ten grondslag dat zij in 2022 een onderzoek heeft laten verrichten naar de rechtmatigheid van de door Tugra gedeclareerde zorg. Die kosten dient Tugra op grond van artikel 6:96 lid 2 BW te vergoeden, aldus de gemeente Arnhem.
3.3.
Tugra voert verweer. Zij betwist dat zij gehouden is het bedrag van € 14.255,46 te betalen. Tugra is immers niet verrijkt en de gemeente is ook niet verarmd. Tugra is weliswaar tekortgeschoten in de nakoming van de raamovereenkomst door specialistische begeleiding te laten uitvoeren door medewerkers die niet over de daarvoor vereiste SKJ-registratie beschikten, maar omdat wel de kwalitatief vereiste zorg is geleverd heeft de gemeente Arnhem als gevolg van die tekortkoming geen schade geleden en ook rechtvaardigt die tekortkoming (partiële) ontbinding van de raamovereenkomst, althans de op grond van die overeenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten, niet. Het beroep van de gemeente Arnhem op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is bovendien onvoldoende onderbouwd. Ook om die redenen is Tugra niet gehouden het bedrag van € 14.255,46 te betalen. Ten aanzien van de onderzoekskosten voert Tugra aan dat die kosten niet redelijk zijn en daarom niet voor vergoeding door haar in aanmerking komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat de vordering van de gemeente Arnhem strekt tot betaling van een bedrag van € 14.244,46 (plus rente en kosten) door Tugra aan de gemeente. Die vordering is gebaseerd op drie grondslagen, schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW), schadevergoeding wegens wanprestatie (artikel 6:74 BW) en partiële ontbinding van de raamovereenkomst, althans (partiële) ontbinding van de zorgopdrachten wegens wanprestatie (artikel 6:265 BW).
4.2.
Tugra heeft op basis van een met de gemeente Arnhem gesloten raamovereenkomst uren bij de gemeente Arnhem gedeclareerd voor specialistische begeleiding. Partijen zijn het erover eens dat in de gedeclareerde uren daadwerkelijk begeleiding door Tugra is verleend, zij het in de periode 1 juli 2020 tot 31 december 2021 voor een deel door medewerkers die wel hbo-geschoold waren maar die niet over de voor het product specialistische begeleiding vereiste SKJ-registratie beschikten. In zoverre staat dus vast dat Tugra in die periode is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting om de specialistische begeleiding (volledig) door hbo-geschoold personeel met een SKJ-registratie te laten uitvoeren.
4.3.
Nu vast staat dat Tugra is tekortgeschoten en de aard van die tekortkoming meebrengt dat nakoming niet meer mogelijk is, is Tugra in beginsel gehouden de als gevolg van die tekortkoming door de gemeente Arnhem geleden schade te vergoeden. Ook is de gemeente Arnhem in beginsel gerechtigd de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten te ontbinden, voor zover het de levering van specialistische begeleiding in de periode 1 juli 2020 tot 31 december 2021 betreft door personen die niet over een SKJ-registratie beschikten. Dit is slechts anders indien de tekortkoming van Tugra, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Tugra voert in dat verband aan dat het ontbreken van de SKJ-registraties slechts een administratieve omissie is die geen invloed heeft gehad op de kwaliteit van de geleverde zorg. Alle medewerkers van Tugra waren immers hbo-geschoold en hebben zorg verleend conform de geldende professionele standaarden. De gemeente Arnhem heeft ook geen klachten geuit over de feitelijke uitvoering of kwaliteit van de zorg. Bovendien heeft Tugra, nadat zij door de GGD op deze omissie is gewezen, meteen actie ondernomen. De vereiste SKJ-registraties zijn toen alsnog verkregen. Overigens is volgens Tugra een SKJ-registratie niet altijd noodzakelijk. Zowel de norm van ‘verantwoorde werktoedeling’ uit het Besluit Jeugdwet als het Kwaliteitskader Jeugd laat ruimte om van de eis van SKJ-registratie af te wijken. Verder wijst Tugra erop dat de gemeente Arnhem binnen de zorgvorm ‘begeleiding’ recent een nieuw product heeft geïntroduceerd. Dit nieuwe product genaamd ‘omgangsbegeleiding’ viel voorheen onder het product specialistische begeleiding, zodat voor de uitvoering daarvan een SKJ-registratie was vereist. Die eis geldt nu niet meer. Het nieuwe product omgangsbegeleiding mag worden uitgevoerd door een mbo-4 geschoolde medewerker, onder aansturing van een SKJ-geregistreerde hbo-professional. Hieruit blijkt dat de door gemeente Arnhem oorspronkelijk gestelde eisen met betrekking tot het verlenen van omgangsbegeleiding disproportioneel streng waren. Gezien al deze omstandigheden is er geen sprake van schade aan de zijde van de gemeente Arnhem en weegt de ernst van de tekortkoming niet op tegen de gevolgen van (partiële) ontbinding van op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten, aldus Tugra.
4.5.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de door Tugra ingezette medewerkers allen hbo-geschoold waren en dat de gemeente Arnhem niet stelt, en ook niet aan haar vordering ten grondslag legt, dat de door (medewerkers van) Tugra verleende specialistische zorg kwalitatief ondermaats was. Ook het rapport van de toezichthouders biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Dit laat echter onverlet dat een aantal van de medewerkers van Tugra gedurende een bepaalde periode niet beschikte over de vereiste SKJ-registratie. Dat leidt, zoals eerder overwogen, tot een tekortkoming aan de zijde van Tugra. Dan rijst de vraag wat de (rechts)gevolgen van die tekortkoming zijn voor de gemeente. Bij de afweging of de tekortkoming van Tugra ontbinding van de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten rechtvaardigt zijn, naast de bijzondere aard en/of de geringe betekenis van die tekortkoming, alle overige omstandigheden van het geval van belang. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
4.6.
Nu niet ter discussie staat dat de door Tugra verleende zorg door hbo-geschoolde medewerkers is verricht en kwalitatief voldeed, lijkt de tekortkoming van Tugra in zoverre een geringe betekenis te hebben. Tugra gaat er met haar verweer echter aan voorbij dat het hier gaat om regels van inkoop die voor alle deelnemende partijen aan de inkoopprocedure op dezelfde manier moeten worden uitgelegd en toegepast, omdat er anders geen sprake meer is van een gelijk speelveld. De bepaling in de productomschrijving dat de specialistische begeleiding moet worden verleend door een SKJ-geregistreerde professional met een hbo-opleiding heeft bovendien een duidelijke strekking, zodat die bepaling voor Tugra als professionele zorgaanbieder goed te begrijpen moet zijn geweest. Voor zover het voor Tugra niet mogelijk was om de specialistische begeleiding volledig door hbo-geschoold personeel met een SKJ-registratie te laten uitvoeren, had zij dan ook ofwel moeten afzien van inschrijving op het betreffende product, ofwel dit moeten aankaarten bij de gemeente zodat de gemeente daarover met Tugra in gesprek had kunnen gaan om eventueel nadere afspraken te maken. Dat heeft zij niet gedaan. In plaats daarvan heeft Tugra zich ingeschreven voor het product specialistische begeleiding waarbij zij door het ondertekenen van een akkoordverklaring expliciet heeft verklaard dat zij aan alle eisen en voorwaarden voldeed en dat zij daaraan gedurende de looptijd van de overeenkomst ook zou blijven voldoen. Dit terwijl zij, zo leidt de rechtbank af uit de verklaring van Tugra ter zitting dat zij er vóór de inschrijving bij haar medewerkers op heeft aangedrongen dat zij zich bij de SKJ moesten gaan registreren, op het moment van inschrijven wist dat niet al haar medewerkers aan de voor dat product geldende eis van SKJ-registratie voldeden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit (willens en wetens) handelen van Tugra zodanig verwijtbaar dat de tekortkoming van Tugra de ontbinding van de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten rechtvaardigt, voor zover het de levering van specialistische begeleiding in de periode 1 juli 2020 tot 31 december 2021 betreft door personen die niet over een SKJ-registratie beschikten. De rechtbank zal de tot stand gekomen nadere zorgopdrachten daarom in zoverre ontbinden.
4.7.
De partiële ontbinding van de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten brengt mee dat de door Tugra reeds geleverde prestatie ongedaan gemaakt moet worden. In dit geval kan die prestatie naar haar aard echter niet ongedaan worden gemaakt (de specialistische begeleiding is immers al geleverd), zodat daarvoor een waardevergoeding in de plaats treedt (artikel 6:272 BW). Tugra heeft dus recht op een waardevergoeding voor de specialistische begeleiding die zij heeft laten uitvoeren door medewerkers die wel hbo-geschoold waren, maar die niet aan de eis van SKJ-registratie voldeden.
4.8.
De gemeente Arnhem stelt dat de geleverde specialistische begeleiding geleverd door hbo-geschoold personeel zonder SKJ-registratie voor haar van geen enkele waarde is geweest, omdat Tugra daarmee niet heeft geleverd waar zij om had gevraagd. Daarom dient Tugra het bedrag van in totaal € 61.776,94 dat de gemeente Arnhem voor die begeleiding heeft betaald volgens de gemeente volledig terug te betalen. Uit coulance vordert de gemeente Arnhem van dat bedrag conform het advies van de toezichthouders slechts een gedeelte van € 14.255,46 terug. Het bedrag van € 14.255,46 is gebaseerd op het verschil tussen het overeengekomen tarief voor specialistische begeleiding en het tarief voor basisbegeleiding in 2020 en 2021, vermenigvuldigd met het aantal minuten dat Tugra in die periode heeft gedeclareerd voor specialistische begeleiding verleend door medewerkers die niet aan de eis van SKJ-registratie voldeden.
4.9.
Tugra weerspreekt dat de specialistische begeleiding uitgevoerd door medewerkers die niet aan de eis van SKJ-registratie voor de gemeente Arnhem geen enkele waarde heeft gehad. Het ontbreken van een SKJ-registratie doet immers niet af aan de hbo-kwalificaties en bekwaamheid van de betreffende medewerkers en dus ook niet aan de kwaliteit van de geleverde zorg.
4.10.
Zoals hiervoor al is overwogen, is niet in geschil dat de betreffende zorg is verleend en is gesteld noch gebleken dat de kwaliteit van die zorg ondermaats was. De gemeente stelt enkel dat die zorg is verleend door medewerkers die wel hbo-geschoold waren maar die niet over de vereiste SKJ-registratie beschikten. Onder deze omstandigheden kan de gemeente Arnhem niet worden gevolgd in haar standpunt dat de geleverde zorg, hoewel ondeugdelijk in die zin dat de zorg is geleverd door medewerkers die wel hbo-geschoold waren maar die niet over de overeengekomen SKJ-registratie beschikten, voor haar geen enkele waarde heeft gehad.
4.11.
Om de waarde van de geleverde zorg te bepalen, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de tarieven die partijen voor begeleiding zijn overeengekomen, met dien verstande dat het feit dat de specialistische begeleiding is verleend door personeel dat hbo-geschoold is maar dat niet aan de eis van SKJ-registratie voldeed, rechtvaardigt dat daarvoor een lager tarief in rekening wordt gebracht dan voor specialistische begeleiding verleend door personeel dat wel aan alle kwaliteitseisen voldeed, maar dat daarvoor wel een hoger tarief in rekening wordt gebracht dan voor basisbegeleiding verleend door mbo-geschoold personeel. De rechtbank acht het daarom redelijk dat de waarde van de door Tugra geleverde specialistische begeleiding door hbo-geschoold personeel zonder SKJ-registratie wordt bepaald aan de hand van de helft van het verschil tussen het overeengekomen tarief voor specialistische begeleiding en het overeengekomen tarief voor basisbegeleiding.
4.12.
Gelet op het voorgaande zal Tugra worden veroordeeld aan de gemeente de helft van het verschil te betalen tussen het tarief dat zij in 2020 heeft gedeclareerd voor specialistische begeleiding (€ 1,15) en het destijds geldende tarief voor basisbegeleiding (€ 0,88), vermeerderd met het aantal minuten waarover het in 2020 gaat, te weten 17.490. Het door Tugra terug te betalen bedrag over 2020 komt daarmee uit op € 2.361,15 (1/2 x € 0,27 x 17.490). Daarnaast zal Tugra worden veroordeeld aan de gemeente de helft van het verschil te betalen tussen het tarief dat zij in 2021 heeft gedeclareerd voor specialistische begeleiding (€ 1,18) en het destijds geldende tarief voor basisbegeleiding (€ 0,91), vermeerderd met het aantal minuten waarover het in 2021 gaat, te weten 35.308. Het door Tugra te betalen bedrag over 2021 komt daarmee uit op € 4.766,58 (1/2 x € 0,27 x 35.308). Het totaal door Tugra te betalen bedrag bedraagt dan € 7.127,73 (€ 2.361,15 + € 4.766,58).
4.13.
De gemeente Arnhem vordert wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag van de dagvaarding. Tugra heeft daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de wettelijke rente daarom toewijzen zoals gevorderd.
Onderzoekskosten
4.14.
De gemeente Arnhem vordert betaling van de kosten die zij heeft gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zijnde de kosten van € 18.510,00 gemoeid met het rechtmatigheidsonderzoek dat de toezichthouders hebben uitgevoerd. Het gaat om interne kosten, die op zichzelf ook voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
4.15.
Tugra stelt zich op het standpunt dat de kosten niet redelijk zijn, omdat het onderzoek achterwege had kunnen blijven. Toen de toezichthouders het onderzoek startten, was bij de gemeente Arnhem immers al bekend dat dat niet alle medewerkers van Tugra die specialistische begeleiding verleenden over een SKJ-registratie beschikten, gelet op de quick scan die de GGD in maart 2021 had uitgevoerd. Ook was de gemeente ervan op de hoogte dat alle medewerkers van Tugra inmiddels wel over een SKJ-registratie beschikten. De enige reden voor de gemeente Arnhem om een onderzoek te starten was dan ook gelegen in twijfels over de rechtmatigheid van de declaraties in verband met het ontbreken van de registraties. Het ontbreken van de registraties leidt echter niet tot onrechtmatige declaraties. Er was daarom geen aanleiding en geen juridische grondslag voor het onderzoek, zodat de kosten voor het onderzoek ook niet voor vergoeding door Tugra in aanmerking komen, aldus Tugra.
4.16.
Uit het rapport van de toezichthouders blijkt dat hun onderzoek er niet alleen op was gericht om vast te stellen of Tugra over voldoende SKJ-geregistreerd personeel beschikte om het product specialistische begeleiding te bieden, maar ook om vast te stellen of Tugra terecht bedragen declareerde voor dat product. Of Tugra terecht bedragen declareerde, kon alleen duidelijk worden door nadere gegevens bij Tugra op te vragen en door verder onderzoek te doen naar welke medewerkers van Tugra die niet over een SKJ-registratie beschikten, wanneer in welke periode zijn ingezet voor specialistische begeleiding. Dat er bij de gemeente twijfels waren ontstaan over de rechtmatigheid van de declaraties door Tugra en dat zij de declaraties om die reden verder wilde onderzoeken acht de rechtbank overigens begrijpelijk, gelet op het feit dat Tugra specialistische begeleiding heeft laten uitvoeren door personeel dat niet aan alle kwaliteitseisen voldeed zonder de gemeente daarover (vooraf) te informeren en daar vervolgens wel het volle tarief voor in rekening te brengen. Daarmee heeft Tugra het onderzoek in feite over zichzelf afgeroepen. Naar het oordeel van de rechtbank dient Tugra de onderzoekskosten dan ook te vergoeden. De rechtbank zal Tugra echter niet veroordelen het hele bedrag aan onderzoekskosten aan de gemeente te betalen, omdat de gemeente tijdens de zitting heeft verklaard dat het onderzoek lang(er) heeft geduurd door onervarenheid van één van de toezichthouders. Gelet op die omstandigheid, die voor rekening en risico van de gemeente komt, zal de rechtbank de gevorderde onderzoekskosten tot een bedrag van € 12.000,00 toewijzen. De wettelijke rente over dat bedrag zal worden toegewezen als gevorderd. Tugra heeft daartegen geen verweer gevoerd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
Naast de onderzoekskosten vordert de gemeente Arnhem vergoeding door Tugra van buitengerechtelijke incassokosten. De gemeente Arnhem heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en Tugra heeft dit niet betwist. De buitengerechtelijke kosten zullen, gelet op de toe te wijzen hoofdsom, daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 731,39 , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
Proceskosten
4.18.
Tugra is voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente Arnhem worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.965,00
(2,5 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.147,22
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de op grond van de raamovereenkomst tot stand gekomen nadere zorgopdrachten, voor zover het de levering van specialistische begeleiding in de periode
1 juli 2020 tot 31 december 2021 betreft door personen die niet over een SKJ-registratie beschikten,
5.2.
veroordeelt Tugra tot betaling aan de gemeente Arnhem van een bedrag van € 7.127,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Tugra tot betaling aan de gemeente Arnhem van een bedrag van € 12.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Tugra tot betaling aan de gemeente Arnhem van een bedrag van € 731,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
5.5.
veroordeelt Tugra in de proceskosten van € 5.147,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Tugra niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
167 / 1787