Op 2 juni 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een verzoek tot wraking van rechter-commissaris mr. K.H.A. Heenk afgewezen. Verzoeksters, bestaande uit een besloten vennootschap en een particulier, stelden dat de rechter vooringenomen was in de behandeling van hun zaak, met nummer C/05/443779. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de afwijzing van het beroep op het verschoningsrecht, die volgens hen onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd was. De rechter had de beslissing genomen zonder de voorgeschreven terughoudende toets en zou vooruitgelopen zijn op het getuigenverhoor van een van de verzoeksters.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid in gevaar brengen. De kamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid. De beslissing van de rechter om het beroep op het verschoningsrecht af te wijzen werd als een procesbeslissing gekwalificeerd, die niet getuigde van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de juistheid van de rechterlijke beslissing niet ter beoordeling stond in het wrakingsverzoek, maar dat het enkel ging om de schijn van partijdigheid.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de wrakingskamer stelde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.