ECLI:NL:RBGEL:2025:4792

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
05/036640-25; 13/320414-24; 05/060750-25 (gev. ttz); 05/132303-23 (tul); 08/034896-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor beschadiging van een politiebus, bedreiging en belediging van politieambtenaren

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 19-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 52 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan het beschadigen van een politiebus, het bedreigen en beledigen van politieambtenaren, en wederspannigheid. Hij werd vrijgesproken van de straatroof en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een diagnose van het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS), en de impact van alcohol op zijn gedrag. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke werkstraf in plaats van jeugddetentie, om de verdachte de kans te geven om zijn leven te verbeteren en begeleiding te ontvangen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een dagbesteding. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van €425,00 aan smartengeld aan de benadeelde partij, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/036640-25; 13/320414-24; 05/060750-25 (gev. ttz); 05/132303-23 (tul); 08/034896-23 (tul).
Datum uitspraak : 18 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] (Zuid-Afrika),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.M.F.R. Ketwaru, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05/036640-25
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2024 te [plaats] , op de openbare weg, de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een hoeveelheid geld (ongeveer 300 euro) en/of een mobiele telefoon (Samsung a20i, met hoesje en ID-kaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die genoemde [slachtoffer 1]
- vast te pakken/houden,
- te omklemmen,
- te slaan/stompen (in gezicht) en/of
- tegen de grond te werken;
2.
hij op of omstreeks 30 september 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Retay, type G19c, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 13/320414-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk de deur van de arrestantenbus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de (nationale) Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 05/060750-25
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling
- door die [slachtoffer 2] , meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, kankerlijder" en/of
- door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen; "Ik maak je dood, kankerhoer en ik zoek je thuis op" en/of
- door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Ik ga je dood maken, ik maak jullie kapot, ik ga je dood maken kankerhoer!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in hun hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "je bent een kanker leider, je bent een kanker bitch. Je vieze kankermoeder" en/of door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, kankerkind!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of tegen het lichaam te spugen;
3
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten een horecadienst en/of de aanhouding van verdachte door
- zich los te rukken,
- te duwen en/of te trekken en/of
- zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die voornoemde ambtenaren hem trachtte(n) te bewegen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/036640-25
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het dossier sterke aanwijzingen bevat dat anderen dan verdachte de straatroof hebben gepleegd. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat het DNA van verdachte via secundaire overdracht op de jas van aangever terecht is gekomen. Gelet hierop heeft het NFI-rapport geen bewijswaarde, omdat de mogelijkheid van secundaire overdracht niet is onderzocht. Nu het dossier verder geen ondersteuning bevat waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de straatroof, dient hij te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet is gebleken van enige wetenschap dan wel beschikkingsmacht over het vuurwapen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte als (mede)pleger kan worden
aangemerkt bij het tenlastegelegde onder feit 1 (de straatroof). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van beroving. Hij heeft verklaard dat hij van achteren is overvallen door drie jongens met een capuchon. Aangever kan deze jongens niet omschrijven, omdat hij ze niet gezien heeft.
Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verklaren alle drie dat aangever van achter werd overvallen door twee personen. Ook geven deze getuigen een signalement van deze twee mannen. Getuige [getuige 1] heeft eerst beide personen en later één persoon achtervolgd waarna de politie één verdachte, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , op heterdaad heeft aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 1] is voor de straatroof veroordeeld.
Omdat de getuigen verklaard hebben dat aangever bij zijn jas is gegrepen door de twee personen, is de jas van aangever onderzocht op DNA. Uit het rapport van het NFI volgt dat er een relatief kleine hoeveelheid DNA van verdachte is aangetroffen op de rechterschouder van de jas van aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets met de straatroof te maken heeft gehad. Verdachte is medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgaand aan het incident tegengekomen op straat. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toen de telefoon van verdachte geleend en heeft daarmee gebeld via Snapchat. Daarnaast heeft verdachte de medeverdachten een hand gegeven. Verdachte heeft hierop zijn weg vervolgd in de richting van het [park] .
De rechtbank overweegt allereerst dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , dat hij werd aangevallen door drie jongens, niet wordt ondersteund door het dossier. De rechtbank stelt op basis van de getuigenverklaringen vast dat aangever is aangevallen door twee personen. Deze getuigen hebben ook een signalement gegeven van deze twee personen. Hoewel het uiterlijk van verdachte in sommige opzichten met dit signalement overeenkomt, is het signalement naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en identificerend om onderscheid te kunnen maken tussen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zodat de rechtbank dit niet als bewijsmiddel zal gebruiken.
Daar komt bij dat niet ver van de plaats van deze beroving een vuurwapen is aangetroffen waarop het DNA van (de voor de straatroof vrijgesproken) [medeverdachte 2] zat. Dit wapen werd gevonden op aanwijzing van een van de getuigen die de twee daders van een beroving had achtervolgd en zei dat “ze op die plek iets hadden weggestopt”.
Ten aanzien van het DNA overweegt de rechtbank als volgt. Uit het NFI-rapport volgt dat er een kleine hoeveelheid DNA van verdachte is aangetroffen op de jas van aangever. Verdachte heeft hierover verklaard dat dit DNA door middel van secundaire overdracht op de jas terecht moet zijn gekomen. Nu de mogelijkheid van secundaire overdracht niet nader is onderzocht, kan de rechtbank het alternatieve scenario, mede gelet op de overige bewijsmiddelen niet met voldoende zekerheid uitsluiten.
Of er op enig moment gebruik is gemaakt van de telefoon van verdachte door een van de medeverdachten en zo ja, welke applicaties daarbij zijn gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande niet relevant, nu dit geen doorslaggevende betekenis heeft voor de (on)aannemelijkheid van het alternatieve scenario en uiteindelijk niks zegt over wie er bij de straatroof betrokken waren.
Het dossier bevat verder geen aanknopingspunten dat verdachte op enigerlei wijze betrokken was bij de straatroof, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Feit 2:
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de twee personen tijdens de achtervolging een voortuin inliepen. Getuige [getuige 1] zag dat de twee personen gebukt zaten en aan het ‘rommelen’ waren. Na de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn verbalisanten samen met getuige [getuige 1] naar de voortuin toegegaan. In de bosjes werd een vuurwapen gevonden. Op dit vuurwapen werd DNA aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte 2] . Nu het dossier verder geen aanknopingspunten bevat dat verdachte dit vuurwapen voorhanden heeft gehad dan wel dat hij er beschikkingsmacht over heeft gehad, spreekt de rechtbank verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrij.
Ten aanzien van parketnummer 13/320414-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van aangever [aangever] , p. 5;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2025.
Ten aanzien van parketnummer 05/060750-25
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan. Op 10 oktober 2024 hebben aangeefster en haar collega [slachtoffer 4] verdachte aangehouden voor het verstoren van de openbare orde bij café [café] in [plaats] . Verdachte begon hierop te schelden en probeerde zich los te rukken. Verdachte is vervolgens op zijn buik in de politiebus gelegd maar hij bleef zich verzetten en riep: “Ik maak je dood, kankerhoer en ik zoek je thuis op”, aldus aangeefster. Verdachte uitte ook beledigingen als ‘Kankerhoer, kankerkind!”. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar hierna in het gezicht heeft gespuugd. Aangeefster voelde zich hierdoor beledigd en bedreigd omdat zij sterk het idee had dat verdachte dit met opzet deed. Verdachte bleef de gehele rit naar het politiebureau onrustig, zowel fysiek als verbaal. [2]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft ook aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte zich verzette tegen zijn aanhouding. Verdachte heeft aangeefster en haar collega’s meermaals uitgescholden met onder meer het woord ‘kanker’. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tijdens de rit naar het politiebureau onder andere de volgende bedreigingen en beledigingen uitte naar haar: “je bent een kanker leider, je bent een kanker bitch. Je vieze kankermoeder” en “ik maak je dood, kankerlijder”. [3]
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , volgt dat verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en hun collega [slachtoffer 2] hoorden dat de verdachte een bedreiging tegen hun leven uitte: "Ik ga je dood maken, ik maak jullie kapot, ik ga je dood maken kankerhoer!". [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 juni 2025 verklaard dat hij zich niks meer kan herinneren van het voorval maar dat hij nu heeft gehoord dat hij zich onmenselijk heeft gedragen en dat hij hier spijt van heeft. [5]
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

3.De bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 13/320414-24
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 september 2024 te Amsterdam,
althans in Nederlandopzettelijk en wederrechtelijk de deur van de arrestantenbus,
in elk geval enig goed, dat
/diegeheel
of ten deleaan de (nationale) Politie,
in elk geval aan een andertoebehoorde heeft
vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 05/060750-25
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 oktober 2024 te [plaats] , [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en
/ofmet zware mishandeling
- door die [slachtoffer 2] , meermalen,
althans eenmaal, de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, kankerlijder" en
/of- door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen; "Ik maak je dood, kankerhoer en ik zoek je thuis op" en
/of- door die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Ik ga je dood maken, ik maak jullie kapot, ik ga je dood maken kankerhoer!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] in hun hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
2
hij op
of omstreeks10 oktober 2024 te [plaats] opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en
/ofdoor feitelijkheden heeft beledigd door die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "je bent een kanker leider, je bent een kanker bitch. Je vieze kankermoeder" en
/ofdoor die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, kankerkind!",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekkingen
/ofdoor die [slachtoffer 3] in het gezicht en
/oftegen het lichaam te spugen;
3
hij op
of omstreeks10 oktober 2024 te [plaats] , zich met geweld en/
ofbedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 2] (werkzaam bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten een horecadienst en
/ofde aanhouding van verdachte door
- zich los te rukken,
- te duwen en
/ofte trekken en/
of- zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die voornoemde ambtenaren hem trachtte(n) te bewegen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 13/320414-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van parketnummer 05/036640-25
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
feit 3:
wederspannigheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het adolescentensanctierecht, zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest en met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Begeleiding door de jeugdreclassering in samenwerking met Iriszorg;
  • Inzetten en realiseren van een dagbesteding;
  • Houden aan de voorwaarden van Vitaly Zorg;
  • meewerken aan psychodiagnostisch onderzoek, indien geïndiceerd geacht door de
jeugdreclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een voorwaardelijke straf op te leggen in combinatie met een werkstraf. Een onvoorwaardelijk jeugddetentie zou betekenen dat verdachte zijn woning kwijtraakt en dat de begeleiding door de jeugdreclassering mogelijk stil komt te staan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal vanzelfsprekend heel anders straffen dan gevorderd gelet op de te geven vrijspraak voor de ten laste gelegde straatroof en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan onder andere belediging en bedreiging van politieambtenaren. Dit zijn zeer hinderlijke feiten. De politieambtenaren moeten in staat zijn om hun werk te doen zonder dat zij worden geconfronteerd met beledigingen en bedreigingen. Verdachte heeft zich voorts flink verzet tijdens zijn aanhouding en is daarmee doorgegaan tijdens het vervoer naar het politiebureau. Dit getuigt niet alleen van onbeheerst gedrag maar vooral ook van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Verdachte heeft daarbij het gezag van de politie ondermijnd. Daarnaast heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het beschadigen van een politiebus.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 27 mei 2025 van verdachte waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 mei 2025 waaruit volgt dat verdachte in 2021 is gediagnosticeerd met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). Zijn functioneren wordt vermoedelijk in grote mate bepaald door het FAS. Dit beïnvloedt zijn denken en gedrag, maar ook zijn emotionele welzijn. Het is niet ondenkbaar dat FAS een rol heeft gespeeld bij de huidige verdenking. Verdachte is zich ervan bewust dat hij twee kanten heeft. Dit frustreert hem omdat hij hier geen grip op krijgt. Hij wordt telkens geconfronteerd met falen en hij komt nauwelijks vooruit. Alcohol is een sterk negatieve katalysator.Als verdachte drinkt, is dat grenzeloos en onder invloed is hij licht ontvlambaar, snel agressief en moeilijk te corrigeren. Ook hierin speelt de FAS-problematiek een rol. Dit heeft invloed op zijn behoefte aan drank, maar heeft ook tot gevolg dat verdachte nauwelijks tot geen herinnering heeft aan wat hij in voorkomende gevallen heeft gedaan. Het is voor verdachte hierom ook lastig om zich aan afspraken en voorwaarden te houden. Er is sprake van een hoge mate van onvermogen en onmacht. Verdachte is impulsief en gevoelig voor prikkels van buitenaf. Binnen het lopende contact met de jeugdreclassering wordt gezocht naar mogelijkheden om grip te krijgen op het alcoholgebruik van verdachte. Maar een verbod of controle op gebruik biedt geen soelaas. De FAS-problematiek is niet veranderbaar. Op basis van wat er nu bekend is, lijkt behandeling nauwelijks meerwaarde te hebben. Desondanks is verdachte aangemeld voor een verslavingsbehandeling bij Iriszorg. Behandeling zal vooral langdurig ingezet moeten worden, waarbij herhaling belangrijk is. Het traject met de jeugdreclassering verloopt op dit moment goed. Er is sprake van een sterke werkalliantie. Sinds verdachte bij Vitaly Zorg is gaan wonen wordt een stijgende lijn gezien. Een andere belangrijke factor voor succes is het hebben van een vertrouwensband. Deze bestaat tussen verdachte en de reeds betrokken jeugdreclasseerder. Wisselingen in de hulpverlening zullen mogelijk afbreuk doen aan wat er is opgebouwd. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen omdat verdachte jonger is in zijn denken en doen. Verdachte heeft beperkte vaardigheden om zichzelf op een adequate wijze staande te houden in het dagelijks leven. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Begeleiding door jeugdreclassering;
  • Diagnostiek en behandeling.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op hetgeen de jeugdreclasseerder van verdachte, mevrouw [naam] , naar voren heeft gebracht ter terechtzitting. Zij heeft verklaard dat in overleg met de reclassering besloten is dat jeugdreclassering voor verdachte beter geïndiceerd is. Er is al geconstateerd dat er aan zijn diagnostiek (FAS) weinig veranderd kan worden. Verdachte kan niet behandeld worden, maar hij heeft begeleiding en herhaling nodig. Mevrouw [naam] vindt het, anders dan de reclassering, belangrijk dat de volgende bijzondere voorwaarden worden opgelegd:
  • Begeleiding door de jeugdreclassering in samenwerking met Iriszorg;
  • Het realiseren van een dagbesteding;
  • Het houden aan afspraken bij Vitaly Zorg.
Toepassing jeugdsanctierecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten achttien jaar oud en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het begaan van strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, kan het jeugdsanctierecht worden toegepast indien omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van het jeugdsanctierecht op zijn plaats is.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte die naar voren zijn gebracht ter terechtzitting een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie niet wenselijk is. De rechtbank acht het van belang dat verdachte verder gaat met de begeleiding door de jeugdreclassering en Iriszorg zodat verdachte hopelijk de stijgende lijn voort kan zetten.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een (deels) voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden passend is.
De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf van 60 uur opleggen, waarvan 52 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarbij legt de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden op:
  • Begeleiding door de jeugdreclassering in samenwerking met Iriszorg;
  • Inzetten en realiseren van een dagbesteding;
  • Houden aan de voorwaarden van Vitaly Zorg;
  • Meewerken aan psychodiagnostisch onderzoek, indien geïndiceerd geacht door de
jeugdreclassering.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Ten aanzien van parketnummer 05/036640-25
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert €425,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft de vordering niet betwist maar stelt zich wel op het standpunt dat de vordering gematigd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de ten laste gelegde feiten is de benadeelde in de eer of goede naam aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 425,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 10 oktober 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ten aanzien van parketnummer 05/132303-23
De politierechter heeft verdachte op 2 oktober 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur.
De officier van justitie vordert dat de proeftijd wordt verlengd.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering dient te worden toegewezen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.
Ten aanzien van parketnummer 08/034896-23
De politierechter heeft verdachte op 25 mei 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft bepleit dat de proeftijd dient te worden verlengd.
De rechtbank ziet aanleiding de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen als stok achter deur.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 180, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/036640-25 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummers 13/320414-24 en 05/060750-25 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
werkstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze werkstraf, te weten 52 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de volgende voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering in samenwerking met Iriszorg en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering en Iriszorg zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding en zich houdt aan de voorwaarden regels die hem gesteld worden;
zich houdt aan de voorschriften gegeven door Vitaly zorg;
meewerkt aan psychodiagnostisch onderzoek, indien geïndiceerd geacht door de
jeugdreclassering.
geeft opdracht aan de jeugdreclassering om toezicht te houden op de naleving van de volgende voorwaarden: 1 t/m 4 en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan jeugdreclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het– geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis onder parketnummer 05-036640-25.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/060750-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 425,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 425,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Tul 05/132303-23
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 2 oktober 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf van 60 uur.
Tul 08/034896-23
 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van 25 mei 2023 met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. G. Pesselse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2025.
mr. G. Pesselse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 13/320414-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Amsterdam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1300-2024225853, gesloten op 30 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Ten aanzien van parketnummer 05/060750-25 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024477857, gesloten op 2 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 12 t/m 14.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 20 en 21.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2025.