ECLI:NL:RBGEL:2025:4787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
05.247316.24 + 05.164118.24 + 05.165301.24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot tbs-maatregel met dwangverpleging voor gekwalificeerde opzetverkrachting en bedreigingen

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting en twee bedreigingen. De verdachte, geboren in 1975 in Colombia, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], in de periode van 30 tot 31 juli 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de weigering van het slachtoffer, zich toegang tot haar woning had verschaft en haar meerdere keren had verkracht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de gedetailleerde en consistente verklaringen van het slachtoffer, die ondersteund werden door forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreigingen aan het adres van twee slachtoffers, waaronder een politieagent, waarbij hij dreigende woorden gebruikte zoals 'ik steek je neer' en 'ik maak je dood'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn matige verstandelijke beperking en complexe gedragsproblematiek. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op, om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de verdachte de nodige behandeling te bieden. Tevens werd een contactverbod opgelegd met het slachtoffer voor de duur van vijf jaar, en werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 4.000 aan smartengeld aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.247316.24 + 05.164118.24 + 05.165301.24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 19 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1975 in [geboorteplaats] (Colombia), wonende aan de [adres 1] , ( [postcode] ) in [woonplaats] , op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsman: mr. R. van Maaren, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05.247316.24
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 juli 2024 tot en met 31 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer 1] , een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) en/of mond/tong) betasten van de billen en/of borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- bij en/of rondom de woning van [slachtoffer 1] aanwezig te zijn en/of
- (meermaals) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij naar binnen wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer 1] aangaf dat hij weg moest gaan, althans niet binnen mocht komen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “Ik krijg je wel”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de woning van die [slachtoffer 1] binnen te dringen middels het slaapkamerraam, althans onaangekondigd en/of onuitgenodigd en/of onverhoeds de woning/slaapkamer van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en/of
- (toen die [slachtoffer 1] zei dat hij weg moest en dat allemaal niet mocht) zich agressief en/of intimiderend en/of opdringerig en/of dwingend en/of dominant en/of gebiedend op te stellen ten opzichte van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (achterover) (met kracht) op haar bed te duwen en/of
- (toen die [slachtoffer 1] op haar rug op bed lag) te zeggen “Ik heb er zin in”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- bovenop die [slachtoffer 1] te gaan liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij haar jurk en/of bh uit moest doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer 1] uit te trekken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “Ga eens op je zij liggen met je kont naar achteren”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer 1] weg, althans naar beneden liep) achter die [slachtoffer 1] aan te lopen en/of
- (toen die [slachtoffer 1] zei dat hij, verdachte, maar weg moest gaan en het wel goed was) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij bleef en niet weg wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer 1] moest huilen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij niet moest huilen omdat hij van haar hield, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de sleutelbos van die [slachtoffer 1] van haar nachtkastje te pakken en/of
- (toen die [slachtoffer 1] zei dat zij haar sleutels graag terug wilde) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij die avond terug zou komen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken, althans te beletten dat zij beschikking had over haar telefoon en/of
- (toen die [slachtoffer 1] haar telefoon terug probeerde te pakken) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat het haar niet lukte, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of
- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] beperkte bewegingsvrijheid had, gelet op haar fysieke beperking en/of
- (hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie te creëren dat die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde ontuchtige/seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 juli 2024 tot en met 31 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer 1] , een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het (met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) en/of mond/tong) betasten van de billen en/of borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] terwijl hij, verdachte, wist,althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak
.
Ten aanzien van parketnummer 05.164118.24
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer, ik schiet een kogel door je kop en ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05.165301.24
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meermalen met een of meer hard(e) (metalen) voorwerp(en) tegen de woning van die [slachtoffer 1] te slaan (terwijl die [slachtoffer 1] zich in die woning bevond), en/of
- door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom wel binnen [slachtoffer 1] , ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.De procesbekwaamheid van verdachte

Het na het sluiten van de zitting ontvangen verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting wordt afgewezen
De verdediging heeft na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting een beschikking tot afgifte van een rechterlijke machtiging overgelegd met het verzoek het onderzoek ter terechtzitting te heropenen. De rechtbank ziet geen aanleiding tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting, nu niet gebleken is dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Verzoek om de deskundigen ter zitting te kunnen horen wordt afgewezen
De verdediging heeft ter zitting verzocht (subsidiair, voor zover de zitting om dezelfde reden niet reeds zou worden geschorst) om na beraadslaging in raadkamer de behandeling te heropenen zodat de psychiater, dr. T.W.D.P. van Os, en de psycholoog, D.R. van der Velden, alsnog ter zitting gehoord kunnen worden in het bijzijn van verdachte. De verdediging stelt dat zij dan vanuit hun deskundigheid kunnen waarnemen of verdachte de tegen hem ingestelde vervolging goed begrijpt en zo een oordeel geven over zijn procesbekwaamheid. Daarnaast kunnen de deskundigen worden bevraagd over het onderzoek naar verdachte. De verdediging meent dat dit verzoek, gelet op het verdedigingsbelang, moet worden toegewezen. De raadsman heeft, zo stelt hij, tijdig, immers nadat het onderzoek ter terechtzitting op 20 maart 2025 (pro forma behandeling) was geschorst, informeel met de rechtbank gesproken over zijn wens tot het horen van de deskundigen ter terechtzitting.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het horen van de deskundigen pas voor het eerst aan de rechtbank ter terechtzitting van 5 juni 2025 en daarvoor op 22 mei 2025 bij de officier van justitie is gedaan. Dit verzoek is daarmee ruim na de regiezitting van 14 januari 2024 en de laatste pro forma zitting van 20 maart 2025 gedaan. Dit betekent dat de maatstaf voor de beoordeling van het verzoek niet het verdedigingsbelang is, maar of de noodzaak van hetgeen wordt verzocht is gebleken (
HR 1 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:828, NJ 2014/38 m.nt. Borgers; HR 1 juli 2014, NJ 2014/441 m.nt. Borgers, rov. 2.29). De rapporten van de twee deskundigen, die kennelijk mede aanleiding voor het verzoek zijn, zijn ook al van vóór de zitting van 20 maart 2025, zodat (ook) dit geen verklaring of rechtvaardiging is voor het pas twee maanden daarna, op 22 mei 2025, bij de officier van justitie indienen van het verzoek. De verschijningsdatum van die rapporten levert dan ook evenmin reden op voor het (materieel) toepassen van het verdedigingscriterium. De rechtbank merkt op dat de late datum van het verzoek en de korte termijn voor de zitting ook daadwerkelijk het gevolg had dat de deskundigen niet meer in staat waren de zitting bij te wonen. Het, volgens de raadsman, al eerder informeel, te weten na afloop van de laatste pro formazitting en schorsing van het onderzoek, dus buiten de zitting om, praten over het al dan niet doen van een verzoek om de deskundigen te horen, dan wel een dergelijk verzoek aankondigen, maakt dit niet anders. Wat daar ook van zij, een dergelijk(e) geopperd voornemen/aankondiging voldoet niet aan de eisen van artikel 263 Wetboek van Strafvordering (Sv) die aan getuigen- of deskundigenverzoeken aan de officier van justitie worden gesteld. Evenmin is destijds, ter zitting of daarbuiten, een concreet verzoek aan (de voorzitter van) de rechtbank gedaan.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk de deskundigen, de psychiater en de psycholoog, alsnog ter terechtzitting te horen nu zij zich voldoende voorgelicht acht en wijst het verzoek tot het horen van de deskundigen ter terechtzitting en het ook om die reden verzochte heropenen van het onderzoek ter terechtzitting af.
Geen schorsing van het strafrechtelijk onderzoek wegens procesonbekwaamheid verdachte
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en dat de vervolging op de voet van artikel 16 Sv moet worden geschorst. Immers heeft verdachte een zodanig laag IQ dat hij functioneert op het niveau van een driejarige peuter. Om mogelijk gevaar dat verdachte vormt te ondervangen, kan worden geoordeeld dat deze schorsing zich niet uitstrekt tot het bevel voorlopige hechtenis. In dat geval kan vanuit het voorarrest gezocht worden naar een ander juridisch kader waar verdachte wel in past, zoals een traject op grond van de Wet Zorg en Dwang (WZD).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte procesbekwaam is en dat de strafvervolging dus niet geschorst hoeft te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Naar de geestvermogens van verdachte is onderzoek gedaan door onder meer GZ-psycholoog D.R. van der Velden. Haar bevindingen heeft zij genoteerd in het Pro Justitia rapport van 6 maart 2025. De psycholoog concludeert dat duidelijk is geworden dat verdachte een man is met een matige verstandelijke beperking, waardoor hij een zeer beperkt vermogen tot abstract denken bezit. Er lijkt echter wel enig begrip van verschillende zaken, zoals de bevoegdheden van zijn curator, de rol van zijn advocaat, het besef dat mensen voor de rechtbank komen bij strafbaar gedrag en dat hij in de gevangenis zit vanwege een verdenking.
Ook de psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os komt in zijn Pro Justitia rapport van 18 maart 2025 op basis van zijn onderzoek tot de conclusie dat verdachte in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Hij kent de rollen van de advocaat, de officier van justitie en rechter en hij weet ook dat het plegen van een feit zoals het ten laste gelegde kan leiden tot vervolging en straf.
De rechtbank overweegt dat zij ter terechtzitting heeft waargenomen dat verdachte voldoende adequaat antwoord geeft op vragen van de rechtbank, dat hij begrijpt welke beschuldigingen er worden gemaakt en waarvan hij verdacht wordt. Dat verdachte niet iedere gebruikte term begrijpt en niet zonder meer iedere aan hem gestelde vraag kan beantwoorden doet daaraan niet af.
De verdediging heeft zich beroepen op het feit dat sprake is van een zeer laag IQ/een matig verstandelijke beperking bij verdachte. De rechtbank acht dit echter in het licht van het voorgaande onvoldoende om te concluderen dat verdachte niet begrijpt waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte voldoende in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en zal de strafvervolging niet schorsen.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Ten aanzien van parketnummers 05.164118.24 en 05.165301.24
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat die zaken eerder voorwaardelijk zijn geseponeerd ‘omdat niet-strafrechtelijk ingrijpen de voorkeur geniet’ De raadsman stelt dat “geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie door het ontstaan van de verdenking in juli 2024, heeft kunnen oordelen dat met voortzetting van de strafrechtelijke handhaving in deze zaak enig daarmee te dienen belang is gemoeid”.
De rechtbank overweegt dat nu (ter beoordeling voorligt of) verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd en hij zich in dat geval niet heeft gehouden aan de bij het voorwaardelijk sepot gestelde voorwaarden, de wenselijkheid van de vervolging opnieuw ter beoordeling voorligt aan de officier van justitie. Niet in te zien en verder niet onderbouwd is waarom een redelijk handelend officier van justitie niet tot de beslissing zou kunnen komen de zaken alsnog voor de rechter te brengen. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de strafvervolging in voornoemde parketnummers.

4.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05.247316.24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de verklaring van aangeefster welke steun vindt in het dossier, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde opzetverkrachting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde verkrachting. Daartoe is aangevoerd dat in het dossier onvoldoende steunbewijs aanwezig is dat het seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] onvrijwillig is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zichzelf tegen de wil van [slachtoffer 1] de toegang tot haar woning verschaft
[slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) heeft het volgende verklaard.
“Ik kwam op 30 juli 2024 om 21.15 uur thuis (
de rechtbank begrijpt: in haar woning in [plaats] ). Toen ik op de bank zat zag ik [verdachte] voor mijn raam staan. Ik zei: je moet gewoon weg gaan. Maar hij bleef om het huis rennen. Ik dacht opeens, ik heb een raam open in de slaapkamer. Er zit wel een hor voor, maar als hij deze eruit haalt dan kan hij zo binnen komen. Toen hij voor het raam stond zei hij ook: ik krijg je wel. Hij zat heel de tijd te zeuren dat hij naar binnen wou. Ik ben toen naar de traplift gegaan. Ik dacht, ik moet boven komen om het raam van mijn slaapkamer dicht te doen. Ik weet niet of [verdachte] gezien heeft dat ik de traplift nam. Toen ik halverwege de trap was met de traplift hoorde ik een klap. Ik was al bijna boven. Toen kwam [verdachte] al op de overloop. Hij was eerder op de overloop dan ik. Toen ik boven was zei ik tegen [verdachte] : jij moet weg. Dit mag allemaal niet. [2]
Op de vensterbank van het inklimraam op de slaapkamer van [slachtoffer 1] is een schoenafdruk aangetroffen. [3] Bij verdachte zijn onder meer schoenen in beslag genomen met goednummer eindigend op 3264052. [4] In het vergelijkend sporenonderzoek zijn deze schoenen met een ‘B’ aangeduid en de schoenafdruk met een ‘1’. De conclusie van dit onderzoek is dat het spoor 1, is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de linker- of rechterschoen ‘B’. [5] De rechtbank concludeert dat op grond hiervan een schoenafdruk in het inklimraam op de slaapkamer van [slachtoffer 1] is gemaakt met een schoen van verdachte.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte, ondanks de weigering van [slachtoffer 1] om hem binnen te laten, door het raam van de slaapkamer van [slachtoffer 1] is geklommen om zichzelf toch toegang tot haar woning te verschaffen.
Er hebben seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, plaatsgevonden
[slachtoffer 1] verklaart verder: “Ik zag dat hij
(de rechtbank begrijpt: verdachte)boos werd. Ik weet uit het verleden dat als hij boos is dan kan je hem met twee man niet aan. Ik stond er eigenlijk een beetje verstijfd bij te kijken. Ik kwam de traplift af en liep mijn slaapkamer in. [verdachte] stond in mijn slaapkamer. Hij duwde mij op het bed en zei: ik heb er zin in. Ik dacht: ik doe maar gewoon wat hij wil want anders weet ik het allemaal niet. Ik had geen zin in een gevecht met hem want dat verlies ik toch. Hij heeft mij wel drie keer verkracht.
(…) Hij duwde mij zo naar achteren Hij duwde mij van voren op het bed waardoor ik op mijn rug terecht kwam.(…) Hij lag bovenop mij en begon mij te zoenen en overal te grijpen. (…)
V: Waar begon hij jou te zoenen?Op mijn mond en met zijn tong naar binnen. (…) Hij zoende ook bij mijn borsten. (…) Op een gegeven moment moest ik mijn jurk uit doen. (…) Mijn onderbroek heeft hij uitgedaan. (…) Ik heb dus zelf mijn jurk en bh uitgetrokken omdat hij dit zei. Ik dacht, ik zet mijn verstand op nul en laat hem maar. (…) Ik weet niet wat hij gaat doen als hij helemaal psychotisch wordt. Dat kan hij ook worden. Ik was wel bang ja (…). Hij ging met zijn penis bij mij naar binnen in mijn vagina. (…) Ik zei ook steeds: ga nu maar weg dan, nu is het wel goed [verdachte] . Maar [verdachte] zei dat hij bleef. Hij wou niet weg. (…) Ik moest precies doen wat hij zei. Ik moest mijn kont naar achteren doen en dan stak hij hem er van achteren in. Ik zat steeds te huilen. Hij zei dat ik niet moest huilen omdat hij van mij hield. Ik zei de hele tijd dat het zo niet kon
. V: Hoe lukt het hem om zijn penis bij jou naar achteren naar binnen te krijgen.A: Dat zei hij, ga eens op je zij liggen met je kont naar achteren.
V: In welk gaatje ging hij toen jij van hem op je zij moest liggen?A: Ook in de vagina.”. [6]
De vagina van [slachtoffer 1] is bemonsterd. In deze bemonstering is sperma op en in de vagina van [slachtoffer 1] aangetroffen en dit spermaspoor is veiliggesteld. [7] Bij verdachte is DNA-materiaal afgenomen. [8] Uit onderzoek blijkt dat de kans dat het aangetroffen DNA in de vorm van sperma van verdachte afkomstig is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dan dat het van een ander is. [9] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat er sperma van verdachte is aangetroffen in de vagina van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt dat dit de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund dat er sprake was van seksueel binnendringen.
[slachtoffer 1] was geëmotioneerd na de seksuele handelingen
[slachtoffer 1] vervolgt haar verklaring: “Hij is pas om 7 weggegaan. (…) Toen verdachte weg was heb ik [getuige 1]
(de rechtbank begrijpt: [getuige 1] )om 09.29 uur gebeld en verteld wat er was gebeurd. [10]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem op 31 juli 2024 heeft gebeld. Zij heeft haar verhaal verteld, maar zij was nog zo in de emotie. Ze vertelde dat verdachte haar had aangerand en dat hij naar binnen was gekomen. Dit vertelde zij huilend. Het is boven gebeurd want hij was via de hor naar binnen gegaan en zij was ook boven. Zij zei dat hij echt seksueel bij haar naar binnen was gedrongen. Zij was zo overmeesterd dat ze niks kon doen dat ze het heeft laten gebeuren. [slachtoffer 1] was een brok wanhoop. [11]
Verdachte heeft de sleutels en de telefoon van [slachtoffer 1] gepakt.
[slachtoffer 1] verklaart verder “Hij pakte ook mijn sleutelbos van het nachtkastje. Ik zei toen tegen [verdachte] dat ik de sleutels graag terug wilde. Hij zei toen dat hij vanavond terug zou komen. (…)
V: Je hebt ook iets gezegd over jouw telefoon.A: Ja, die had hij maar die heeft hij ook terug gegeven. V: Wanneer had hij jou telefoon? A: De hele nacht. (…) Ik probeerde deze wel te pakken maar hij is veel sneller dan ik. Ik heb het wel geprobeerd maar als hij dit door had pakte hij zelf mijn telefoon.
V: Zei [verdachte] nog wat tegen jou toen jij probeerde de telefoon te pakken.A: Ja, het lukt niet, zei hij dan”.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetverkrachting
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] consistent heeft verklaard. Haar verklaring is gedetailleerd en komt de rechtbank authentiek voor. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals reeds overwogen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [slachtoffer 1] . Dit geldt te meer nu in het dossier geen redengevend bewijs aanwezig is dat de verklaring van verdachte, dat de seks met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden, ondersteunt.
Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de seksuele handelingen, bestaande uit het duwen van verdachtes penis in de vagina van [slachtoffer 1] , het betasten van haar billen, borsten en schaamstreek met zijn vingers en zijn mond en het tongzoenen, evident tegen de wil van [slachtoffer 1] plaatsvonden. [slachtoffer 1] heeft verdachte duidelijk te kennen gegeven dat zij niet wilde dat hij binnenkwam, zij heeft – nadat verdachte toch binnenkwam – op meerdere momenten tegen hem gezegd dat hij moest vertrekken. Hij luisterde hier (aanhoudend) niet naar, maar bleef zijn aanwezigheid aan haar opdringen. [slachtoffer 1] wilde verdachte niet in haar huis, laat staan in haar bed, laat staan in haar lichaam. [slachtoffer 1] was na de duw op haar bed verstijfd, ook toen de seks plaatsvond. Ondanks alle signalen van weerstand die [slachtoffer 1] in de tijd daarvoor had geuit en het huilen tijdens de seksuele handelingen heeft verdachte haar meermaals gepenetreerd. De rechtbank concludeert dat verdachte, op grond van al deze omstandigheden wist dat bij [slachtoffer 1] de wil tot het seksuele contact ontbrak en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetverkrachting. De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat dwang en geweld plaatsvonden voorafgaand aan de verkrachting en dwang tijdens en na de verkrachting.
Ten aanzien van parketnummer 05.164118.24 [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit voor vrijspraak, nu bij de verbalisant niet de redelijke vrees kon ontstaan door de bewoordingen van verdachte. Daartoe wordt aangevoerd dat de verbalisant, nadat hij zijn bodycam heeft aangezet, verdachte heeft uitgelokt.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [slachtoffer 2] , brigadier van de politie, heeft verklaard dat hij op 15 mei 2024 samen met een collega aanwezig was bij de woning van [slachtoffer 1] in [plaats] . Hij verklaart dat het hem bekend was dat verdachte sinds 15 mei 2024 niet meer welkom was op dit adres, omdat hij zich erg agressief en manipulatief naar [slachtoffer 1] had opgesteld en niet meer te handhaven was. Voor deze woning stond een persoon die hij herkende als de hem ambtshalve bekende [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte). Hij stapte samen met mijn collega uit de politieauto en sprake verdachte aan. Zij verzochten verdachte daar weg te gaan. [slachtoffer 2] hoorde dat verdachte zei dat hij veel sterker was dan verbalisanten en dat hij hen wel aan kon. Hierop stak hij plotseling zijn rechterhand in zijn rechter broekzak. Verdachte had, zo verklaart [slachtoffer 2] , eerder die avond een collega van [slachtoffer 2] , [naam] bedreigd met de woorden dat hij hem neer zou steken. Met die woorden nog in gedachte was het, aldus [slachtoffer 2] , geen prettig idee dat hij na de gebruikte woorden ineens zijn hand in zijn broekzak deed. Het was niet te zien of hij daar een scherp voorwerp in bewaarde. Inmiddels was het donker geworden. [slachtoffer 2] vroeg verdachte of hij verlichting had op zijn fiets. Aan de voorzijde brandde er geen verlichting. [slachtoffer 2] heeft hem medegedeeld dat verdachte dan niet mocht rijden op deze fiets en dat hij met de fiets moest gaan lopen. [slachtoffer 2] zag dat verdachte nadat hij toch ongeveer 10 meter had gefietst, stil bleef staan. Ik zag dat hij zich omdraaide naar mij. Ik hoorde dat hij meerdere malen riep: “ik schiet een kogel door je kop”, “ik maak je dood”, “ik steek je neer” en “je krijgt een kogel door je kop”. [13]
De beelden van de bodycam van [slachtoffer 2] zijn uitgekeken door verbalisant [verbalisant] .. Zij schrijft dat daarop te zien is dat de drager van de bodycam
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) vooruit liep en dat te horen is dat in de verte een manspersoon iets zegt. Verbalisant hoorde de stem zeggen “… kogel door je kop” en een tweede mannenstem, vermoedelijk de drager van de bodycam, vervolgens zeggen: “ik hoor je niet, je stottert een beetje”. Vervolgens hoorde verbalisant de eerste mannenstem (
de rechtbank begrijpt: verdachte)zeggen “… dat je kogel door je kop krijgt”. [14]
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] buiten het bereik van zijn collega’s was toen verdachte de bedreiging uitte, zijn collega’s van een eerdere dienst ook al waren bedreigd door verdachte en verdachte plotseling zijn hand naar zijn broekzak bracht terwijl [slachtoffer 2] niet kon vaststellen wat hij in zijn broekzak had. De rechtbank oordeelt dat gelet op deze situatie de door [slachtoffer 2] gebruikte woorden zodanig evident bedreigend waren, dat bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreiging om [slachtoffer 2] zwaar of zelfs dodelijk letsel toe te brengen zou uitvoeren. Dat [slachtoffer 2] tussentijds zijn bodycam heeft aangezet en verdachte vervolgens, in zoveel woorden, vraagt te herhalen wat hij eerder heeft gezegd, doet hier niet aan af en maakt ook niet dat de door verdachte gebruikte woorden zijn uitgelokt, nu de opgenomen beelden enkel de bedreiging door verdachte bevestigen die daarvoor al had plaatsgevonden. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, oordeelt de rechtbank dan ook dat sprake is van een strafbare bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van parketnummer 05.165301.24 [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit voor vrijspraak, nu bij [slachtoffer 1] niet de redelijke vrees kon ontstaan door de bewoordingen van verdachte. Daartoe is aangevoerd dat uit de bewoordingen en de aard en context waarin deze zijn geuit niet kan worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 1] heeft willen bedreigen met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Verdachte wilde namelijk alleen maar binnenkomen bij [slachtoffer 1] .
De beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij woonachtig is aan de [adres 2] in [plaats] . Ze heeft op 14 mei 2024 tegen [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte) gezegd dat hij niet meer welkom is bij haar. Op 16 mei 2024 zag ze dat verdachte voor het raam van haar woonkamer stond. Ze zei tegen hem dat ze niet meer met hem wilde praten, omdat hij het te bont had gemaakt. Ze verzocht hem te vertrekken en even later hoorde ze harde geluiden. Ze hoorde dat er hard met een stalen voorwerp tegen de buitenzijde van haar woning werd geslagen. Ze vermoedde dat dit bij de kelder vandaan kwam. In de voortuin is een metalen luik waaronder zich de kelderramen bevinden. Verdachte is al eens eerder door dit luik en deze ramen haar woning binnengekomen. Ze was heel bang en heeft zich opgesloten in haar slaapkamer. Ze hoorde het stemgeluid dat ze herkende als verdachte. Hij riep een paar keer dat hij naar binnen wilde. Ze hoorde ook dat hij riep: “ik kom wel binnen [slachtoffer 1] , ik pak je nog wel”. Ze vond het heel intimiderend en was heel bang dat hij naar binnen zou komen. Ze had hem nog nooit zo raar en agressief gezien als in de die dagen en voel zich ook bedreigd door verdachte. [16]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 16 mei 2024 naar de woning van [slachtoffer 1] was gegaan, omdat hij wist dat [verdachte]
(verdachte) hierheen zou gaan. Hij weet dat [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) bang is voor verdachte en dat zij haar eigen grens niet kan aangeven bij verdachte. Hij zag verdachte richting de voordeur lopen, hij zat op dat moment ongeveer 3 meter van de locatie waar verdachte bezig was. Het leek erop dat verdachte met een ijzeren luik naast de voordeur bezig was. Getuige zag dat verdachte een hamer in zijn hand had en dat hij onrustig heen en weer liep. Getuige zag en hoorde hem slaan met een hamer. Hij zag dat verdachte naar de achterdeur liep en hoorde een hele harde knal bij de achterdeur, dit klonk echt als metaal op metaal. Getuige zag dat hij iets in zijn linkerhand had, ik had het vermoeden dat het iets van ijzer of metaal was. [17]
Uit het dossier blijkt dat verdachte, nadat [slachtoffer 1] hem had gezegd dat hij niet meer welkom bij haar was, met een metalen voorwerp tegen haar woning aan sloeg. Daarbij riep hij dat hij naar binnen wilde en dat hij [slachtoffer 1] nog wel zou pakken. Daarbij komt dat verdachte al eerder door een luik en een raam de woning van [slachtoffer 1] is binnengekomen. De rechtbank oordeelt dat deze situatie onder al deze omstandigheden zodanig evident bedreigend was, dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen zou uitvoeren. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, oordeelt de rechtbank dan ook dat sprake is van een strafbare bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05.247316.24 (primair), 05.164118.24 en 05.165301.24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05.247316.24 (primair)
hij meermalen,
althans eenmaal,in
of omstreeksde periode van 30 juli 2024 tot en met 31 juli 2024 te [plaats]
, althans in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
een of meerseksuele handelingen, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het
(tong
)zoenen van die [slachtoffer 1] en
/of- het (met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) en/of mond
/tong) betasten van de billen en
/ofborsten en
/ofschaamstreek van die [slachtoffer 1] en
/of- het
brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] ,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en
/ofgevolgd door dwang, geweld
en/of bedreiging, door
- bij en
/ofrondom de woning van [slachtoffer 1] aanwezig te zijn en
/of-
(meermaals
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij naar binnen wilde
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(toen die [slachtoffer 1] aangaf dat hij weg moest gaan, althans niet binnen mocht komen
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “Ik krijg je wel”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- de woning van die [slachtoffer 1] binnen te dringen middels het slaapkamerraam,
althans onaangekondigd en/of onuitgenodigd en/of onverhoeds de woning/slaapkamer van die [slachtoffer 1] binnen te gaanen
/of-
(toen die [slachtoffer 1] zei dat hij weg moest en dat allemaal niet mocht
) zich agressief en/of intimiderend en/ofopdringerig en
/ofdwingend en
/of dominant en/ofgebiedend op te stellen ten opzichte van die [slachtoffer 1] en
/of- die [slachtoffer 1] (achterover)
(met kracht
)op haar bed te duwen en
/of-
(toen die [slachtoffer 1] op haar rug op bed lag
)te zeggen “Ik heb er zin in”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- bovenop die [slachtoffer 1] te gaan liggen en
/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij haar jurk en
/ofbh uit moest doen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- de onderbroek van die [slachtoffer 1] uit te trekken en
/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “Ga eens op je zij liggen met je kont naar achteren”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(toen die [slachtoffer 1] weg, althans naar beneden liep) achter die [slachtoffer 1] aan te lopen en/of-
(toen die [slachtoffer 1] zei dat hij, verdachte, maar weg moest gaan en het wel goed was
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij bleef en niet weg wilde
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(toen die [slachtoffer 1] moest huilen
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij niet moest huilen omdat hij van haar hield
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- de sleutelbos van die [slachtoffer 1] van haar nachtkastje te pakken en
/of-
(toen die [slachtoffer 1] zei dat zij haar sleutels graag terug wilde
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij die avond terug zou komen
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken,
althans te beletten dat zij beschikking had over haar telefoonen
/of-
(toen die [slachtoffer 1] haar telefoon terug probeerde te pakken
)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat het haar niet lukte,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en
/of- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en
/of- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] beperkte bewegingsvrijheid had, gelet op haar fysieke beperking en
/of-
(hierdoor
)een zodanig bedreigende en
/ofbeangstigende situatie te creëren dat die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde ontuchtige/seksuele handelingen kon en
/ofdurfde te onttrekken.
Ten aanzien van parketnummer 05.164118.24
hij op
of omstreeks15 mei 2024 te [plaats] [slachtoffer 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je neer, ik schiet een kogel door je kop en ik maak je dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05.165301.24
hij op
of omstreeks16 mei 2024 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of metzware mishandeling, door
- meermalen met een
of meerhard
(e)(metalen) voorwerp
(en)tegen de woning van die [slachtoffer 1] te slaan
(terwijl die [slachtoffer 1] zich in die woning bevond
), en
/of- door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom wel binnen [slachtoffer 1] , ik pak je nog wel"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05.247316.24 (primair):
Gekwalificeerde opzetverkrachting
05.164118.24:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
05.165301.24:
Bedreiging met zware mishandeling

7.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

9.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, conform het advies van de psycholoog en psychiater, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie heeft verder geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast eist de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging en oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] voor de duur van vijf jaar. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om ernstige feiten, onder meer is [slachtoffer 1] – die verdachte hulp heeft geboden door hem in huis te nemen – verkracht. Verdachte heeft het vertrouwen van [slachtoffer 1] beschaamd en [slachtoffer 1] is momenteel erg angstig voor verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en dat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte functioneert op het niveau van een dreumes en dat hem dus niets kwalijk genomen kan worden. Een TBS-maatregel is niet passend in het geval van verdachte, omdat deskundigen aangeven dat behandeling van verdachte is uitgesloten. Een TBS-maatregel zal voor verdachte leiden tot een eindeloos verblijf in een kliniek en dus een levenslange straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting en twee bedreigingen, waaronder één bedreiging gericht tegen een agent tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. Hij heeft tegen de wil van [slachtoffer 1] - nadat hij haar eerder al had bedreigd - haar woning betreden via haar slaapkamer, heeft [slachtoffer 1] op haar bed geduwd en haar verkracht, meerdere malen. Verdachte is een hele nacht bij [slachtoffer 1] gebleven en heeft haar sleutels en haar telefoon afgepakt. Verkrachting is een zeer ernstig feit en verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de belangen van [slachtoffer 1] ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een verkrachting nog jarenlang last kunnen hebben van de psychische gevolgen ervan. Deze verkrachting heeft bovendien in de eigen woning van [slachtoffer 1] plaatsgevonden, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Het advies van de deskundigen
Er zijn rapporten over verdachte opgemaakt, te weten op 18 maart 2025 door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater en op 6 maart 2025 door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog.
In het psychologisch rapport concludeert de deskundige dat verdachte, gezien zijn matig verstandelijke beperking, hechtingsproblematiek en complexe gedragsproblematiek, gedwongen en langdurig toezicht is aangewezen om een minimale gedragsverandering in te laten slijten en het risico op recidive/probleemgedrag enigszins te verlagen dan wel op te kunnen vangen. Vanuit de relatief lange termijn van de TBS met dwangverpleging kan gewerkt worden aan interventies, waarna periodiek het recidiverisico en het wel of niet verlengen van de maatregel geëvalueerd kan worden. Een TBS met voorwaarden wordt vanuit huidig onderzoek niet als passend gezien, omdat betrokkene door zijn complexe pathologie niet in staat is zich serieus en weldoordacht aan voorwaarden te committeren, laat staan zich er aan te houden. De psycholoog heeft ook de mogelijkheid van een Rechterlijke Machtiging doordacht. Het nadeel van een Rechterlijke Machtiging is dat niet bewust met een forensische behandeling wordt ingestoken op het verminderen van het recidiverisico en dat langdurige zorg nodig is. Daarnaast kent verdachte intussen een uitgebreide behandelgeschiedenis wat niet tot voldoende gedragsverandering en begrenzen van strafbaar gedrag heeft geleid. De psycholoog adviseert aan verdachte de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
De psychiater concludeert dat het duidelijk is dat verdachte veel steun, structuur en begrenzing nodig heeft om te voorkomen dat hij ontregelt, ontremd en grensoverschrijdend wordt.
In de rapporten is beschreven dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte heeft een matige verstandelijke beperking, waardoor hij een zeer beperkt vermogen tot abstract denken bezit. Er is sprake van een jongkinderlijk sociaal en emotioneel functioneren en forse gedragsproblematiek. Bovendien is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van hechtingsproblematiek en complexe gedragsproblematiek. Er is sprake van duurzame problematiek. Indien bewezen is het goed mogelijk dat sprake is van doorwerking van zijn stoornissen en hiermee samenhangend een verminderde mate van toerekenen, bijvoorbeeld in voeling met de ernst van de ten laste gelegde feiten, oorzaak-gevolgdenken, empathie en gewetensontwikkeling alsmede in interne gedragsinhibitie en interne focus of controle. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het feit verminderd toe te rekenen.
De beschermende factoren zijn bij verdachte extern gesitueerd, waarbij momenteel een duidelijke ongelijkheid bestaat in noodzakelijke en geboden zorg alsmede externe controle. Het verwachte recidiverisico op vergelijkbaar seksueel delictgedrag wordt ingeschat als gemiddeld, indien er geen toezicht op verdachte is en hij niet wordt begeleid.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en stelt vast dat tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Het reclasseringsadvies
De reclassering heeft over verdachte meerdere adviesrapportages opgesteld. De reclassering heeft bij een eerdere verdenking geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor reclasseringsinterventies in het kader van gedragsverandering. Een passend zorgaanbod voor verdachte kan niet worden gevonden met een ambulant traject in het kader van een voorwaardelijke straf. Daarvoor is zijn zorgbehoefte te groot en daarbij onttrekt verdachte zich vanuit zijn problematiek, zonder zich bewust te kunnen zijn van de consequenties, structureel aan opgelegde afspraken en begrenzing.
De tbs-maatregel
De deskundigen hebben in hun rapporten uitvoerig gemotiveerd waarom zij een forensische klinische interventie binnen een gedwongen kader noodzakelijk achten.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van het feit en de complexiteit van de problematiek van verdachte in aanmerking genomen.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Gevangenisstraf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf naast de tbs-maatregel in onderhavige zaak niet passend. De rechtbank houdt hierbij rekening met de verstandelijke beperking van verdachte en het feit dat zijn belevingswereld die te vergelijken is met die van een jong kind. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de band die [slachtoffer 1] en verdachte ook leken te hebben op grond van het dossier en de signalen die verdachte ten gevolge van zijn verstandelijke beperking, in de periode voordat [slachtoffer 1] hem vertelde dat hij daar niet meer welkom was, mogelijk verkeerd heeft geïnterpreteerd. Gelet op voorgaande, alsmede de (aanzienlijke) kans dat de tbs-maatregel van lange duur zal zijn, legt de rechtbank hiernaast geen gevangenisstraf op.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Verdachte heeft zich meerdere malen grensoverschrijdend jegens [slachtoffer 1] gedragen,
zo is hij één keer tegen haar wil haar woning binnengedrongen, heeft hij haar verkracht en
heeft hij met een metalen voorwerp tegen haar woning geslagen omdat hij naar binnen wilde
en aangaf dat hij haar zou pakken.
De rechtbank is van oordeel dat ernstig rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] in de toekomst.
De rechtbank acht oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel
38v Sr onder deze omstandigheden dan ook aangewezen om verdachte ervan te weerhouden
[slachtoffer 1] opnieuw te belagen. De maatregel zal gedurende vijf jaar van kracht zijn waarbij
een vervangende hechtenis geldt voor de duur van twee weken voor elke keer dat verdachte
de maatregel overtreedt met een maximum van zes maanden in totaal.

10.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder parketnummer 05.247316.24 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat is bepleit dat verdachte procesonbekwaam is en dat hij moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW. De aard en ernst van de normschending brengen in dit geval met zich dat de gestelde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is dus van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg zijn van het door verdachte gepleegde feit. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, de minieme onderbouwing van de schadevergoedingsvordering en de aanloop naar het feit waarin benadeelde verdachte telkens – tegen alle adviezen van de deskundigen in – in huis nam. Naar billijkheid wordt het smartengeld op een bedrag van € 4.000,00 vastgesteld. De rechtbank zal de vordering tot smartengeld voor het meerdere afwijzen.
Verdachte is vanaf 31 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 57, 243 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van
artikel 38v van het Wetboek van Strafrechtop, inhoudende
Een
contactverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende vijf jaren zich onthoudt van – direct of indirect – contact met:
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedag 2] 1955.
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden in totaal.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05.247316.24 tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot smartengeld voor het meerdere af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 4.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 50 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juni 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024355735, gesloten op 2 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 123.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 159.
4.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 31 en 32.
5.Het proces-verbaal vergelijkend sporenonderzoek, p. 181 en 182.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 123 t/m 125.
7.Het proces-verbaal FMO, p. 143 en 144 en het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 159.
8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 35 en 36.
9.Het rapport onderzoek naar biologische sporen, p. 221.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 123 t/m 125.
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 132.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024222611, gesloten op 18 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 5 en 6.
14.Het proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 10 en 11.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2024224485, gesloten op 17 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4 en 5.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 8 en 9.